Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 4.247,92).
Rechtbank Noord-Holland
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee ex-partners, [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering tot nakoming van een mondelinge afspraak over de terugbetaling van een kredietbedrag dat [eiser] heeft afgelost voor de sportschoolonderneming van [gedaagde]. De kredietovereenkomst, afgesloten met Santander Consumer Finance Benelux B.V., was op naam van [eiser], maar beide partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen, waardoor zij gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de schuld.
Tijdens de procedure heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] in mei 2022 had beloofd het afgeloste bedrag van € 4.247,92 aan haar terug te betalen in drie termijnen. [gedaagde] heeft dit betwist en aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de procedure die [eiser] tegen Hoist had aangespannen om zijn BKR-registratie te laten verwijderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de mondelinge afspraak tussen partijen, onderbouwd door Whatsapp-berichten waarin [gedaagde] toezeggingen deed om het bedrag terug te betalen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de schuld voor de aanschaf van de fitnessapparatuur aan [eiser] moet terugbetalen, maar heeft de vordering tot terugbetaling van de proceskosten in de procedure tegen Hoist afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [gedaagde] op de hoogte was van deze kosten. De rechter heeft de hoofdsom van € 4.247,92 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.