ECLI:NL:RBNHO:2024:9944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
10903363 \ CV EXPL 24-731
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van prijswijzigingsbedingen en incassobeding in kinderopvangovereenkomst

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kinderdagverblijf Twinkel Hoofddorp B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van de prijswijzigingsbedingen en het incassobeding in de overeenkomst tussen partijen. In een eerder tussenvonnis had de kantonrechter zijn voornemen uitgesproken om deze bedingen te vernietigen vanwege hun oneerlijke karakter. De eisende partij heeft in een akte gereageerd op deze bevindingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de prijswijzigingsbedingen, hoewel niet geheel duidelijk geformuleerd, niet als oneerlijk kunnen worden beschouwd. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat zij voldoet aan de informatieplichten en dat de prijswijzigingen tijdig worden gecommuniceerd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de incassobedingen in combinatie met elkaar en afzonderlijk oneerlijk zijn, en deze bedingen zijn daarom vernietigd. De eisende partij is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en wettelijke rente, terwijl de proceskosten voor rekening van de gedaagde partij komen, die overwegend ongelijk heeft gekregen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij moet betalen aan de eisende partij, inclusief proceskosten en nasalaris. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10903363 \ CV EXPL 24-731
Uitspraakdatum: 4 september 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kinderdagverblijf Twinkel Hoofddorp B.V.
te Hoofddorp
de eisende partij
gemachtigde: I. Zuidland
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 28 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wijze waarop zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten en over de vermoedelijke oneerlijkheid van de toepasselijke prijswijzigingsbedingen en een incassobeding. Daaraan heeft de eisende partij uitvoering gegeven bij akte van 27 maart 2024 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.1.
Anders dan in de dagvaarding, stelt de eisende partij in de akte dat de onderhavige overeenkomst niet op afstand, maar als volgt, tot stand is gekomen. De gedaagde partij is bij de eisende partij op locatie geweest voor een rondleiding. Tijdens de rondleiding heeft de eisende partij onder andere uitleg gegeven over haar werkwijze, beleid, enzovoort. Ook heeft gedaagde partij op dat moment kennis gemaakt met het gebouw, de organisatie en de werknemers van de eisende partij. Na de rondleiding heeft de gedaagde partij van de eisende partij een informatieboekje ontvangen, zodat zij alle informatie thuis nog eens rustig kon doorlezen. Nadat de gedaagde partij (thuis) had besloten dat zij een overeenkomst wilde sluiten met de gedaagde partij, heeft zij de plaatsingsovereenkomst digitaal ondertekend.
2.2.
De kantonrechter is met de eisende partij van oordeel dat in dit geval sprake is van een overeenkomst die ‘anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte’ is gesloten. Daarom moet aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l sub a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn voldaan.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij in de akte voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de op haar rustende informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter het voornemen uitgesproken om de in de overeenkomst en de algemene voorwaarden opgenomen prijswijzigingsbedingen en het incassobeding uit de overeenkomst te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter daarvan. In de akte heeft de eisende partij zich hierover uitgelaten. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
Prijswijzigingsbedingen
2.5.
De eisende partij stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van oneerlijke prijswijzigingsbedingen en voert daartoe als volgt aan. De eisende partij moet jaarlijks een nieuwe inschatting maken van haar kosten. Daarop moet zij haar uurtarieven aanpassen. Leidend hierin zijn de reële kostenontwikkelingen, het CBS indexcijfer en de cao-ontwikkelingen. Deze wijzigingsgronden zijn vooraf aan de gedaagde partij kenbaar gemaakt. Ter onderbouwing hiervan verwijst de eisende partij naar een passage in het aan de gedaagde partij verstrekte informatieboekje (dat eerst bij akte is overgelegd), waarin onder meer staat: ‘
De prijs wordt jaarlijks herzien aan de hand van de reële kostenontwikkeling, CBS indexcijfer en CAO-ontwikkeling. Tussentijdse prijswijzigingen zijn niet uitgesloten. Alle prijswijzigingen zullen twee maanden van tevoren schriftelijk kenbaar worden gemaakt.’ Het tussentijdse prijswijzigingsbeding is opgenomen om onverwachte en uitzonderlijke kostenposten te kunnen opvangen (zoals cao-loonsverhogingen), om het runnen van een kinderopvang überhaupt mogelijk te maken. Uit het feit dat de prijswijzigingen ruim van tevoren worden aangekondigd en de overeenkomst altijd met een opzegtermijn van een maand kan worden opgezegd, blijkt dat de gedaagde partij een reële opzeggingsmogelijkheid heeft om de overeenkomst op te zeggen in geval van prijswijziging. Aldus het standpunt van de eisende partij.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de prijswijzigingsbedingen, hoewel niet geheel duidelijk en begrijpelijk geformuleerd (mede door de veelvoud aan dergelijke bedingen en de onduidelijkheid over de toepasbaarheid daarvan), als niet oneerlijk kunnen worden beschouwd. Bij dit oordeel heeft de kantonrechter mede de aard van de overeenkomst en de reële opzeggingsmogelijkheid betrokken. Bovendien is voldoende duidelijk en begrijpelijk vermeld wat de (objectieve) reden is voor een eventuele prijswijziging. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het aan te raden valt hierover in het vervolg meer duidelijkheid te verschaffen aan de consument.
2.7.
De eisende partij heeft dus het vermoeden van de kantonrechter met betrekking tot de oneerlijkheid van de prijswijzigingsbedingen in voldoende mate weerlegd. Daarom worden deze bedingen in stand gelaten.
Incassobeding
2.8.
Volgens de eisende partij is ook geen sprake van een oneerlijk incassobeding. Daartoe voert zij – kort gezegd – aan dat zij in de praktijk voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook is de verhouding tussen het incassobeding in de algemene voorwaarden en het informatieboekje/de plaatsingsovereenkomst niet onduidelijk. Immers blijkt uit het eerstbedoelde beding dat incassokosten in rekening gebracht
kunnenworden, terwijl in het informatieboekje en de plaatsingsovereenkomst wordt verduidelijkt dat deze kosten ook daadwerkelijk in rekening gebracht zullen worden. Volgens de eisende partij kan met een partiele vernietiging een billijk resultaat worden bereikt.
2.9.
De kantonrechter volgt de eisende partij niet in dit standpunt. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak). Verwezen wordt ook naar r.o. 2.4 tot en met 2.7 van het tussenvonnis.
2.10.
De eisende partij heeft dus niet het vermoeden van de kantonrechter met betrekking tot de oneerlijkheid van het incassobeding in de overeenkomst weerlegd. Dit heeft tot gevolg dat het betreffende incassobeding vernietigbaar is. De kantonrechter volgt de eisende partij ook niet in het standpunt dat partiële vernietiging zou volstaan. Immers is het hele beding oneerlijk en niet alleen, zoals de eisende partij stelt, de laatste zin.
2.11.
Dat de verhouding tussen de twee incassobedingen door de formulering daarvan duidelijk moet zijn geweest voor de gedaagde partij, volgt de kantonrechter evenmin. Het lag op de weg van de eisende partij om expliciet duidelijk te maken in de algemene voorwaarden en/of het informatieboekje en de plaatsingsovereenkomst welke voorwaarden voorrang zouden hebben. Deze onduidelijkheid mag niet voor rekening van de consument komen. Dit heeft tot gevolg dat de incassobedingen in combinatie met elkaar en/of ook afzonderlijk oneerlijk zijn. Daarom worden beide bedingen vernietigd, zodat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
Conclusie
2.12.
Voor het overige blijft de kantonrechter bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.13.
De gevorderde hoofdsom en de wettelijke rente hierover zijn toewijsbaar, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde partij, omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De kosten voor de akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat deze genomen moest worden.
2.15.
De gedaagde partij wordt ook veroordeeld tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.405,13 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.367,08 vanaf 8 januari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,38
griffierecht € 372,00
salaris gemachtigde € 204,00;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter