ECLI:NL:RBNHO:2024:9942

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11055403 \ CV EXPL 24-1046
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van informatieplichten bij overeenkomsten op afstand in de kinderopvang

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen Stichting Kinderopvang West-Friesland en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van openstaande facturen voor kinderopvang, in totaal € 206,56, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij beoordeeld, die voortvloeien uit de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet volledig had voldaan aan de informatieplichten, met name met betrekking tot de administratiekosten en de bestelbevestiging. Hierdoor werd de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, en werd de oorspronkelijke hoofdsom verlaagd tot € 102,38. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 150,78, inclusief proceskosten, en de wettelijke rente over het toewijsbare bedrag vanaf 12 april 2024. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van informatieplichten bij overeenkomsten op afstand, ter bescherming van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11055403 \ CV EXPL 24-1046
Uitspraakdatum: 4 september 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Stichting Kinderopvang West-Friesland
te Hoorn
de eisende partij
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 206,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 149,84 vanaf de dag van de dagvaarding en met de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op openstaande facturen met betrekking tot de door de eisende partij verleende opvang van een kind van de gedaagde partij. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij vier facturen (in totaal voor een bedrag van € 149,84), ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten. De gedaagde partij is vanaf de verzuimdatum de wettelijke rente verschuldigd (€ 8,32 tot de datum van de dagvaarding) en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 48,40 inclusief btw).

3.De beoordeling

Toepasselijke rechtsregels
3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst gesloten tussen een handelaar en een consument als bedoeld in artikel 6:230h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Titel 5, Afdeling 2B, Boek 6 BW. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de betreffende plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘overeenkomst op afstand’ als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dit wordt als volgt toegelicht.
3.3.
Een ‘overeenkomst op afstand’ is de overeenkomst die tussen handelaar en consument is gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand (artikel 6:230g lid 1 sub e BW). Uit overweging 20 van de considerans bij de Richtlijn 2011/83/EU [2] volgt dat het hierbij ook gaat om situaties waarin de consument de verkoopruimte alleen bezoekt om informatie over de goederen en diensten te vergaren, terwijl vervolgens de onderhandelingen over en de sluiting van de overeenkomst op afstand plaatsvinden.
3.4.
De eisende partij stelt dat de onderhavige overeenkomst als volgt tot stand is gekomen. De gedaagde partij heeft zich via de website van de eisende partij aangemeld voor kinderopvang, waarna zij een automatische e-mail van de ontvangst van de aanvraag heeft ontvangen. Vervolgens heeft de eisende partij de gedaagde partij een aanbod gemaild, in de vorm van een contract. De gedaagde partij heeft het contract vervolgens digitaal ondertekend, waarna zij een bevestigingsmail van ontvangst van het getekende contract heeft ontvangen. Hiermee is sprake van een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW.
3.5.
Dit heeft tot gevolg dat aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 sub a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v BW moet zijn voldaan. Uit de toelichting en de overgelegde stukken van de eisende partij blijkt niet dat de eisende partij hieraan volledig heeft voldaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
3.6.
Vooropgesteld wordt dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken kan leiden tot afwijzing van de vordering.
3.7.
In dit geval heeft de kantonrechter in productie 3 (gearceerd op eerste bladzijde) gezien dat de eisende partij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht. De kantonrechter verbindt er in deze zaak geen gevolgen aan dat de eisende partij hier niet expliciet op heeft gewezen in de dagvaarding, maar wijst de eisende partij erop dat dit in eventuele vervolgzaken anders kan zijn.
3.8.
De eisende partij heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet volledig voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub e BW. Uit de overgelegde facturen blijkt dat er maandelijks € 2,50 aan administratiekosten bij de gedaagde partij in rekening is gebracht. In de begeleidende e-mail bij het te ondertekenen contract staat weliswaar dat de gedaagde partij in het contract kan aangeven of zij automatische incasso wil of niet, bij gebreke waarvan maandelijks € 2,50 administratiekosten in rekening zullen worden gebracht, maar in het meegestuurde contract staat een dergelijke keuzemogelijkheid niet. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de gedaagde partij onvoldoende duidelijk op de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte administratiekosten is gewezen vóór het sluiten van de overeenkomst. Daarom zijn deze kosten op grond van artikel 6:230n lid 3 BW niet verschuldigd. Uit de overgelegde facturen volgt dat de eisende partij in totaal een bedrag van € 10,00 aan administratiekosten in rekening heeft gebracht. Dit bedrag strekt in mindering op de hoofdsom.
3.9.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De overgelegde bevestigingsmail van ontvangst van het door de eisende partij getekende contract kwalificeert niet als zodanig. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan. De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
3.10.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [3] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [4] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
3.11.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde (oorspronkelijke) hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is. De oorspronkelijke hoofdsom is daarom in beginsel toewijsbaar tot een bedrag van € 102,38 (€ 149,84 x 0.75 - € 10,00 administratiekosten), behoudens het navolgende.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.12.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.13.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter zal de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering hierna toetsen op (on)eerlijkheid.
3.14.
Artikel 17 van de algemene voorwaarden betreft een rente- en incassobeding. Dit beding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
3.15.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend.
3.16.
Voor het overige is de vordering toewijsbaar (€ 102,38 hoofdsom en € 48,40 buitengerechtelijk incassokosten inclusief btw), omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De wettelijke rente over de toewijsbare hoofdsom zal worden toegewezen zoals gevorderd.
3.17.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 150,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 102,38 vanaf 12 april 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39
griffierecht € 130,00
salaris gemachtigde € 40,00;
4.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, PbEU 2011, L 304/64.
3.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
4.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.