ECLI:NL:RBNHO:2024:994

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/15/346435 / JU RK 23-1804
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in afwachting van afspraken tussen ouders over gezag

Op 11 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van zes maanden, tot 23 juli 2024, in afwachting van minimale afspraken tussen de ouders over de uitoefening van het gezag. De vader is niet verschenen op de zitting, waardoor de kinderrechter niet op de hoogte is van zijn standpunt. De zaak is van belang omdat de minderjarige opgroeit in een onveilige thuissituatie, gekenmerkt door conflicten tussen de ouders. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat de zorgen over de minderjarige en haar thuissituatie onvoldoende zijn weggenomen, en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader moet worden gewaarborgd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken aan de opvoeding van de minderjarige, wat leidt tot onduidelijkheid en onrust voor haar. De kinderrechter heeft de regie van de gezinsvoogd noodzakelijk geacht totdat er minimale afspraken zijn gemaakt over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346435 / JU RK 23-1804
Datum uitspraak: 11 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.J.A. Verhoeven, kantoorhoudende te Alkmaar,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023;
  • de brief met aanvullende stukken van de GI van 9 januari 2024, bestaande uit een brief van mr. R.J.A. Verhoeven, namens de moeder, van 5 januari 2024 en de schriftelijke aanwijzing van 31 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.J.A. Verhoeven;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 4 oktober 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 17 september 2019 tot 4 oktober 2020.
2.4.
Op 23 oktober 2020 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld van de GI. Ook deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 30 december 2022 tot 23 januari 2024.
2.5.
Bij beschikking van 30 oktober 2019 is een zorgregeling vastgesteld, waarbij onder meer is bepaald dat [de minderjarige] de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijft.
2.6.
Bij beschikking van 19 oktober 2023 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI aan de moeder bekrachtigd, voor zover het gaat om de onderdelen waarin is bepaald dat de moeder zich aan alle (omgangs)afspraken moet houden en [de minderjarige] niet bij de vader weg mag houden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de gezinsvoogd in haar verzoekschrift naar voren gebracht dat de zorgen over [de minderjarige] en haar thuissituatie de afgelopen periode onvoldoende zijn weggenomen. Zij groeit nog steeds op in een onrustige, fysiek en emotioneel onveilige thuissituatie waarin zij wordt geconfronteerd met de strijd tussen haar ouders. De ouders denken verschillend over de opvoeding van [de minderjarige] , wat zorgt voor veel onbegrip en irritaties onderling. Door de inzet van IAG is geprobeerd de ouders hierin meer op één lijn te krijgen, maar dat is niet gelukt. [de minderjarige] lijkt door de strijd het gevoel te hebben dat zij opgroeit in twee verschillende werelden waarin zij zich continu moet aanpassen. Zij ervaart daardoor veel stress, wat zich onder andere uit in lichamelijke klachten. Daarnaast doet zij, vooral bij de moeder, opvallende uitspraken over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van de vader. Zo heeft zij bij de moeder aangegeven dat zij is geslagen door de vader en dat de vader aan haar billen zou hebben gezeten. De moeder maakt zich daardoor grote zorgen over de opvoedsituatie van [de minderjarige] bij de vader en heeft de omgang in augustus 2023 stopgezet. Om ervoor te zorgen dat de omgang weer wordt hervat, heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, welke bij beschikking van 19 oktober 2023 is bekrachtigd. Tot op heden is er echter nog geen contact geweest tussen de vader en [de minderjarige] .
3.3.
Hoewel [de minderjarige] rustiger lijkt nu zij wat langer bij de moeder verblijft, is het stopzetten van de omgang geen lange termijn oplossing, aangezien [de minderjarige] het contact met haar vader ook nodig heeft. Bovendien blijkt uit de bevindingen van de dramatherapeut dat er nog steeds veel onrust bij [de minderjarige] te zien is. De GI acht het daarom van belang om betrokken te blijven om samen met de ouders en [de minderjarige] te werken aan de opgestelde doelen. De GI heeft Koel Jeugdzorg bereid en beschikbaar gevonden om intensief met de vader en [de minderjarige] aan de slag te gaan. Zodra het contact tussen de vader en [de minderjarige] weer is opgestart, zal de onderlinge interactie geobserveerd en waar nodig bijgestuurd worden. Daarnaast zal Koel Jeugdzorg de moeder te ondersteunen rondom de omgangswissel. Het is van belang dat de moeder haar emoties kan reguleren, zodat [de minderjarige] (emotionele) toestemming van de moeder voelt om contact met de vader te hebben.
3.4.
Op de zitting heeft de gezinsvoogd het verzoek toegelicht en de ontwikkelingen van de laatste maanden naar voren gebracht. Er heeft een succesvol herstelgesprek plaatsgevonden tussen de GI en de moeder en de verklarende analyse is afgerond. In de verklarende analyse wordt geadviseerd om [de minderjarige] voorlopig bij de moeder te laten wonen en het contact met de vader pas te herstellen als [de minderjarige] daar zelf aan toe is. De GI wil de komende tijd dan ook niet inzetten op contactherstel, maar vindt het wel belangrijk om het gesprek daarover aan te blijven gaan. Het toewerken naar een betere communicatie tussen de ouders wordt als niet haalbaar beschouwd. Het is waarschijnlijk beter om de ouders zo min mogelijk contact met elkaar te laten hebben. De GI wil daarom een traject solo parallel ouderschap inzetten. De GI verwacht dat dit in het vrijwillig kader niet van de grond komt vanwege de onderlinge strijd tussen de ouders.

4.De standpunten

4.1.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de vader achter de verlenging van de ondertoezichtstelling staat.
4.2.
De moeder verzet zich tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder is het verzoek achterhaald, nu uit de verklarende analyse het advies naar voren is gekomen dat [de minderjarige] vooralsnog alleen bij de moeder zal verblijven. Pas wanneer [de minderjarige] zelf aangeeft dat zij eraan toe is om naar de vader te gaan, zal worden gewerkt aan het contactherstel. Dit zorgt voor rust bij [de minderjarige] . Ze heeft de duidelijkheid en regelmaat waar zij behoefte aan heeft. Wel maakt de moeder zich nog steeds zorgen over de onveilige thuissituatie bij de vader en de uitspraken die [de minderjarige] daarover doet. Zij voelt zich in die zorgen niet serieus genomen door de GI. Dit heeft de onderlinge verhouding tussen de moeder en de GI verstoord. De moeder geeft daarom de voorkeur aan hulpverlening vanuit de gemeente. Bovendien heeft de moeder aangetoond dat zij bereid en in staat is om zelf hulp in te schakelen als dat nodig is. Een verplicht kader is volgens haar dan ook niet langer noodzakelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [de minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Vanaf jongs af aan wordt zij geconfronteerd met de strijd tussen haar ouders. De ouders zijn uit elkaar gegaan toen [de minderjarige] één jaar oud was en sindsdien zijn er voortdurend conflicten geweest over de opvoeding van en de omgang met [de minderjarige] . De inzet van hulpverlening heeft hier geen verandering in kunnen brengen. De ouders worden het niet eens over het verleden en blijven elkaar over en weer verwijten maken. Voor [de minderjarige] zijn er daarom twee verschillende werelden ontstaan. Dit heeft steeds voor veel onrust en onduidelijkheid bij haar gezorgd, terwijl zij juist behoefte heeft aan regelmaat en voorspelbaarheid. Bovendien heeft de voortdurende strijd er vermoedelijk voor gezorgd dat ze zich niet vrij voelt om contact te hebben met allebei haar ouders. De omgang met de vader is in augustus 2023 stilgelegd door de moeder naar aanleiding van zorgelijke uitspraken van [de minderjarige] over grensoverschrijdend gedrag bij de vader. De GI heeft in eerste instantie ingezet op het contactherstel, maar inmiddels is naar aanleiding van de verklarende analyse besloten de omgang pas te hervatten als [de minderjarige] daar zelf aan toe is. De kinderrechter acht het zorgelijk dat [de minderjarige] zo veel weerstand tegen het contact met haar vader laat zien, wat de oorzaak daarvan ook is.
5.3.
De moeder erkent de zorgen over [de minderjarige] , maar stelt dat de hulpverlening daarvoor ook in het vrijwillig kader kan worden ingezet. De kinderrechter ziet dat de moeder ten volle wil meewerken met de hulp die nodig is voor [de minderjarige] , maar acht het te vroeg om af te schalen naar het vrijwillig kader. Er wordt weliswaar niet langer ingezet op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders, maar toch zijn er minimale afspraken nodig over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . De ouders hebben immers allebei gezag en zullen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] daarom gezamenlijk moeten nemen. Omdat de communicatie tussen de ouders nog altijd ernstig is verstoord, acht de kinderrechter het van belang dat de gezinsvoogd op dit moment in ieder geval de regie blijft voeren tot daarover minimale afspraken zijn gemaakt, via een traject solo parallel ouderschap of anderszins. Dit ook omdat de vader niet is verschenen en de kinderrechter daardoor niet bekend is met het standpunt van de vader over toewerken naar het vrijwillig kader.
Daarnaast is het belangrijk dat er zicht blijft op de situatie van [de minderjarige] en met name op haar mening over het contact met de vader. Hoewel voorlopig niet wordt ingezet op het contactherstel, is het wel van belang dat haar therapeut of een ander neutraal persoon een vinger aan de pols houdt bij [de minderjarige] over contact hebben met haar vader. Mocht haar wens in de toekomst veranderen, dan is het belangrijk dat daar gehoor aan gegeven wordt, dat zij daar goed in begeleid wordt en dat dit niet opnieuw zorgt voor strijd tussen de ouders. Daarvoor dient er mogelijk naast haar therapeut een mentor voor [de minderjarige] te komen die hier gesprekken over voert met haar. Ook hiervoor is naar het oordeel van de kinderrechter nog regie van de gezinsvoogd nodig en overleg met beide ouders.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om dit te doen voor een kortere periode dan verzocht, te weten voor zes maanden, en het verzoek voor het overige deel aan te houden. Op die manier wordt er een tussentijds toetsmoment ingelast om te kijken of de noodzakelijke hulpverlening voldoende kan worden gewaarborgd in het vrijwillig kader. Daarbij neemt de kinderrechter in overweging dat op dit moment zoals hiervoor aangegeven onduidelijk is in hoeverre de vader daarvoor openstaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , voor de duur van zes maanden, tot 23 juli 2024;
6.2.
verklaart deze tot zover beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing op het meer verzochte aan tot de pro forma datum van 9 juli 2024;
6.4.
draagt de GI op om uiterlijk één week vóór de pro forma datum van 9 juli 2024 informatie te verstrekken over de stand van zaken, inclusief een actuele verklarende analyse, en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Jense als griffier, en op schrift gesteld op 2 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.