ECLI:NL:RBNHO:2024:9883
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar en beroep tegen bestuursrechtelijke premie niet-ontvankelijk verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat gericht is tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de bestuursrechtelijke premie. De premie was door verweerder, het Centraal Administratie Kantoor, vastgesteld op € 152,20 met ingang van 1 januari 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar verweerder verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk in een besluit van 3 januari 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 september 2024 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, maar heeft geoordeeld dat eiser niet in verzuim was, omdat hij op de dag van indiening door de politie was aangehouden. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep ontvankelijk was.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van het beroep uitgevoerd. Verweerder stelde dat er geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen besluiten over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie. Eiser heeft tijdens de zitting betoogd dat hij geen toestemming heeft gegeven aan het CAK om keuzes voor hem te maken en dat hij geen contract met de overheid heeft. De rechtbank heeft overwogen dat bezwaar en beroep tegen de hoogte van de premie op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak uitgesloten zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.