ECLI:NL:RBNHO:2024:9881

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
HAA 24/4963
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake uitschrijving uit de basisregistratie personen en beëindiging briefadres

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster, die onbekend is met haar verblijfplaats, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon om haar uit te schrijven uit de basisregistratie personen (brp) en haar briefadres te beëindigen. Dit besluit was genomen op basis van artikel 2.22 van de Wet basisregistratie personen, omdat verzoekster niet had gemeld dat zij was verhuisd en er geen bewijs was dat zij binnen de gemeente Hollands Kroon verbleef.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening. Hoewel de uitschrijving uit de brp nadelige gevolgen kan hebben, blijkt uit de overgelegde informatie niet dat deze gevolgen zich op korte termijn zullen voordoen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is, aangezien er voldoende bewijs is dat verzoekster niet binnen de gemeente Hollands Kroon verblijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor verzoekster uitgeschreven blijft uit de brp en geen briefadres kan behouden binnen de gemeente Hollands Kroon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/4963

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 september 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verblijfplaats onbekend, verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder
(gemachtigde: mr. N.J. Stephan).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster in verband met het besluit van verweerder om haar uit te schrijven uit de basisregistratie personen (brp) en haar briefadres stop te zetten.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 juni 2024 heeft verweerder verzoekster per 21 april 2024 uitgeschreven uit de brp op grond van artikel 2.22 van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp). Verzoekster heeft niet gemeld dat zij is verhuisd. Een briefadres in de gemeente Hollands Kroon is niet meer mogelijk, omdat zij elders woont en niet heeft voldaan aan de voorwaarde om regelmatig haar post op te halen.
1.3.
Verzoekster heeft hiertegen op 1 augustus 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter op 4 augustus 2024 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt om het besluit van 25 juni 2024 te schorsen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, gesteund door [naam 1] , de gemachtigde van verweerder en [naam 2] en mr. [naam 3] . ambtenaren van de afdeling burgerzaken van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.
2.1.
Verzoekster heeft een Wajonguitkering. In verband met beslaglegging op haar uitkering ontvangt zij € 811,00 netto per maand. Zij stond per 3 maart 2021 als medebewoner ingeschreven op het adres [adres 1] in [plaats 1] . Op 21 oktober 2021 is de woning ontruimd. Vanwege deze ontruiming heeft er een adresonderzoek door verweerder plaatsgevonden. Verzoekster heeft geen verhuizing doorgegeven.
2.2.
Na daartoe eerst het voornemen te hebben geuit en de reactie van verzoekster te hebben ontvangen heeft verweerder verzoekster bij besluit van 21 juni 2022 per 24 mei 2022 met een briefadres ingeschreven op de [adres 2] , in [plaats 2] .
2.3.
Op verzoek van een incassobureau heeft verweerder (opnieuw) een adresonderzoek verricht. In dat kader is eiseres bij brief van 29 december 2022 in de gelegenheid gesteld om haar verhuizing door te geven aan de gemeente waar zij woonachtig is. Indien zij binnen de gemeente is verhuisd dient zij dit door te geven via de website.
2.4.
Uit het dossier volgt verder dat bewoners van de [adres 3] , in [plaats 1] op 3 oktober 2023 aan burgerzaken hebben laten weten dat zij niet akkoord gaan met een mogelijke inschrijving van verzoekster op hun adres.
2.5.
Aangezien verzoekster zich mogelijk op de [adres 4] in [plaats 3] zou hebben gevestigd heeft verweerder deze gemeente op 21 maart 2024 verzocht om een adresonderzoek in te stellen naar verzoekster. De gemeente [plaats 3] heeft per mail aan verweerder laten weten dat het adres [adres 4] in [plaats 3] een bedrijfspand is.
2.6.
Op 4 april 2024 heeft verzoekster een formulier “controle briefadres” ingevuld. Hierop heeft zij onder meer aangegeven de afgelopen maand (vanaf 15 maart 2024) op het adres [adres 5] , in [plaats 4] te hebben verbleven en daar blijft totdat zij een eigen woning heeft (d.m.v. urgentie). Verzoekster geeft aan een briefadres nodig te hebben vanaf 24 mei 2022 totdat zij een zelfstandige woonruimte heeft. Haar privé spullen zouden zich bevinden op de [adres 3] , in [plaats 1] . Zij licht toe dat zij op straat is komen te staan nadat de hoofdbewoner, waar zij bij in woonde, afstand had gedaan van de woning. Bij gebrek aan woning verbleef zij voorheen op verschillende adressen. Later is zij (volgens haarzelf onrechtmatig) in voorlopige hechtenis genomen.
2.7.
Op 16 april 2024 heeft een gesprek tussen verweerder en verzoekster plaatsgevonden. Verzoekster heeft onder meer verklaard op de [adres 5] , in [plaats 4] te verblijven, maar zich daar niet te kunnen inschrijven.
2.8.
Verweerder heeft de gemeente Nieuwkoop op 16 april 2024 verzocht om een onderzoek te starten en haar indien mogelijk in te schrijven op het door verzoekster aangegeven adres. Indien dit niet mogelijk is wordt verzocht haar een briefadres te verstrekken omdat zij haar hoofdverblijf in de gemeente Nieuwkoop zou hebben.
2.9.
Verweerder heeft verzoekster op 21 april 2024 het voornemen geuit om haar ambtshalve uit te schrijven en haar briefadres te beëindigen, omdat zij niet binnen de gemeente Hollands Kroon zou verblijven. Verzoekster dient de verhuizing binnen vijf dagen door te geven aan de nieuwe woongemeente. Indien verzoekster niet binnen vier weken reageert wordt zij, zo vermeldt verweerder, met ingang van 21 april 2024 opgenomen als vertrokken naar ‘onbekend’ op grond van artikel 2.22, van de Wet Brp.
2.10.
Op 24 april 2024 heeft de gemeente Nieuwkoop aan verweerder laten weten dat er een huisbezoek is afgelegd op het door verzoekster opgegeven adres. Verzoekster bleek daar niet te wonen. Er zal geen ambtshalve inschrijving plaatsvinden. Verzoekster verblijft volgens deze gemeente niet binnen de gemeente Nieuwkoop. Uit nadere informatie is gebleken dat het huisbezoek is gedaan door de woningcorporatie en dat verzoekster daar absoluut niet woont. Het adres is een bekend adres in de gemeente, dat als inschrijfadres wordt misbruikt.
2.11.
Verzoekster heeft op 25 april 2024 een briefadres aangevraagd bij de gemeente Nieuwkoop. Deze aanvraag is, zo heeft verzoekster vermeld, buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft zij naar eigen zeggen bezwaar gemaakt.
2.12.
Op 30 mei 2024 heeft verzoekster desgevraagd haar bankafschriften van de afgelopen 6 maanden aan verweerder overgelegd. Uit de pintransacties maakt verweerder op dat verzoekster niet in zijn regio verblijft.
2.13.
Verweerder heeft vervolgens op 25 juni 2024 het primaire besluit genomen. Verzoekster is per 21 april 2024 op grond van artikel 2.22, Wet Brp uitgeschreven uit het brp, omdat uit onderzoek is gebleken dat verzoekster niet binnen de gemeente Hollands Kroon verblijft en, bij uitblijven van een verhuisaangifte, niet bekend is waar zij dan wel verblijft. Een briefadres binnen de gemeente is als gevolg hiervan ook niet meer mogelijk. Ook heeft verzoekster volgens verweerder haar post een jaar niet opgehaald, terwijl voorwaarde is dat zij met enige regelmaat de post komt ophalen.

Standpunten verzoekster

3.
3.1.
Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter het besluit van verweerder te schorsen voor de minimale duur van zes maanden. Zij stelt hierbij een spoedeisend belang te hebben. Verweerders besluit leidt volgens haar tot schade, waaronder verlies van haar uitkering voor levensonderhoud, verhindering in het inkopen van benodigde zorg, en stress en onzekerheid. Het UWV dreigt haar Wajong-uitkering stop te zetten. Zij heeft hiervan een brief van 22 juli 2024 van het UWV overgelegd.
3.2.
Volgens verzoekster heeft haar bezwaar kans van slagen. Anders dan verweerder stelt is zij niet woonachtig in een andere gemeente. Zij is dakloos en kan gebruik maken van verschillende logeer- en verblijfadressen binnen haar sociale netwerk. Zij kan zich binnen haar netwerk niet inschrijven en ook niet 24/7 op één adres verblijven. Zij kan pas een verhuizing doorgeven als er daadwerkelijk sprake is van een verhuizing naar een nieuwe/zelfstandige woonvoorziening. Op dit moment is enkel sprake van verschillende logeer/verblijfadressen. Zij geeft aan bezig te zijn met het verkrijgen van een briefadres binnen een gemeente die voor haar – OV-technisch gezien – gemakkelijker toegankelijk is dan de gemeente Hollands Kroon. Zij verblijft op het door haar opgegeven adres niet 2/3e van de tijd en de hoofdbewoner wil ook niet dat zij zich daar inschrijft. Zij mag het adres volgens haar van de hoofdbewoner wel als briefadres gebruiken. Hierover loopt een procedure. Volgens verzoekster klopt het verder niet dat zij al een jaar geen post bij verweerder heeft opgehaald. Zij heeft op 9 maart 2023, 1 augustus 2023 en 16 april 2024 nog post opgehaald. Zij heeft hiervan ontvangstbevestigingen overgelegd.

Standpunten verweerder

4.
4.1.
Verweerder stelt zich – samengevat – op het standpunt dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft hierbij volgens verweerder geen spoedeisend belang. Uit de door verzoekster overgelegde informatie volgt niet dat haar uitkering wordt stopgezet. Hieruit volgt wel dat verzoekster vóór 13 oktober 2024 het UWV van informatie dient te voorzien om stopzetting van de uitkering te voorkomen. Daarbij komt dat verzoekster zich, zoals zij aangeeft, op een alternatief briefadres kan inschrijven.
4.2.
Verweerder stelt daarnaast dat hij op juiste gronden tot het primaire besluit is gekomen. Uit het onderzoek is gebleken dat verzoekster niet meer verblijft binnen de gemeente Hollands Kroon. Dit blijkt uit de verklaringen van verzoekster zelf, het aanvragen van een briefadres in de gemeente Nieuwkoop, de pintransacties die verzoekster heeft verricht en de omstandigheid dat verzoekster al geruime tijd haar post niet heeft opgehaald. Volgens verweerder is het aannemelijk dat verzoekster verblijft of heeft verbleven in [plaats 4] . Haar verblijfplaats kan niet worden vastgesteld en verzoekster heeft geen aangifte van adreswijziging gedaan. Het gevolg hiervan is dat zij dient te worden uitgeschreven uit de brp. Het briefadres kan gelet hierop evenmin worden behouden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek van verzoekster af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. De voorzieningenrechter moet beoordelen of verzoekster de bezwaarprocedure kan afwachten, zonder dat een voorziening wordt getroffen. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verder is het bij de vraag of er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening van belang of – in dit geval – het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Spoedeisend belang
7. De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening. Hoewel duidelijk is dat uitschrijving uit het brp voor nadelige gevolgen kan zorgen, volgt uit de door verzoekster overgelegde informatie niet dat deze zich al op (zeer) korte termijn voor zullen gaan doen. Uit de brief van het UWV volgt niet dat haar uitkering zal worden stopgezet. Zij dient het UWV echter wel vóór 13 oktober 2024 van informatie te voorzien. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij deze informatie aan het UWV heeft verstrekt, zodat vooralsnog onvoldoende is gebleken dat de uitkering daadwerkelijk op korte termijn zal worden gestaakt. Zolang verzoekster haar uitkering blijft ontvangen kan zij dan ook de door haar genoemde zorgkosten voldoen.
Inhoudelijk
8.1.
Als de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen spoedeisend belang speelt, kan de gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in stand zal blijven.
8.2.
Hiervan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Hij overweegt daartoe als volgt.
8.3.
Bij de huidige stand van zaken is volgens de voorzieningenrechter uit het onderzoek van verweerder genoegzaam gebleken dat verzoekster niet (meer) verblijft binnen de gemeente Hollands Kroon. Door verzoekster wordt ook overigens niet ontkend dat zij niet (meer) binnen deze gemeente verblijft. Waar verzoekster dan wel (precies) verblijft maakt zij niet, of in ieder geval niet voldoende, duidelijk. Zij stelt rond te zwerven in verschillende gemeentes. Vooralsnog kan verweerder gelet hierop worden gevolgd in zijn standpunt dat eiseres moet worden uitgeschreven uit de brp en dat haar binnen de gemeente Hollands Kroon geen briefadres kan worden gegeven. Hiervoor is namelijk (ook) noodzakelijk dat verzoekster aantoonbaar binnen de gemeente verblijft zonder daar een vast woonadres te hebben.
8.4.
Indien verzoekster in aanmerking wenst te komen voor een briefadres zal zij deze dan ook moeten aanvragen bij de gemeente waar zij kan aantonen dat zij daar (het merendeel van de tijd, zonder vast woonadres) verblijft.

Conclusie en gevolgen

9. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is geen aanleiding. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster uitgeschreven blijft uit het brp en zij geen briefadres krijgt binnen de gemeente Hollands Kroon. Verzoekster was geen griffiegeld verschuldigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.