ECLI:NL:RBNHO:2024:9871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
15/182179-23, 15/036008-20 (TUL) en 15/289864-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met verminderd toerekenbaarheid en oplegging van TBS-maatregel

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 juli 2023 zijn zus in Den Helder heeft mishandeld. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij hij zijn zus meermalen heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de toerekenbaarheid van de verdachte. Uit een pro Justitia-rapportage bleek dat de verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekenbaar is, maar niet volledig ontoerekenbaar. Dit heeft geleid tot de beslissing om de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden op te leggen, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de TBS vastgesteld, waaronder opname in een forensische zorginstelling en meewerken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de opgelegde maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/182179-23, 15/036008-20 (TUL) en 15/289864-21 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 17 september 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 oktober 2023, 3 januari 2024, 18 maart 2024, 10 juni 2024 en 3 september 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Justitieel Centrum voor Somatische Zorg.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Gerritsen, en van wat de raadsman van de verdachte, mr. L. Looman, advocaat te Wassenaar, naar voren hebben gebracht.

1.Beschuldiging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 21 juli 2023 zijn zus heeft geslagen en geschopt. Dat is primair ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling en (voor het geval de rechtbank dat niet bewezen acht) subsidiair als mishandeling.
De tenlastelegging luidt als volgt:
dat hij op of omstreeks 21 juli 2023 te Den Helder
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [benadeelde]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
- op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of gestampt en/of
- tegen de ribben, althans het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of
- tegen het gezicht en/of het hoofd geslagen en/of gestompt en/of
- tegen de rug en/of benen, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairdat hij op of omstreeks 21 juli 2023 te Den Helder
[benadeelde] heeft mishandeld door een of meerdere malen
- in/op/tegen de ribben, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen en/of te
stampen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen
- in/op/tegen de rug en/of benen en/of ribben, althans het lichaam, te slaan
en/of te stompen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (poging tot zware mishandeling).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis staan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2023 te Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen
- op/tegen het hoofd heeft getrapt en geschopt en
- tegen de ribben heeft geschopt en
- tegen het gezicht en het hoofd heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

In het Nederlandse strafrecht is het uitgangspunt dat elke dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem of haar gepleegde strafbare feit. Een strafbaar feit kan daarom in beginsel aan de verdachte worden toegerekend. Dat is anders wanneer vanwege een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de dader het begaan van het strafbare feit niet kan worden toegerekend. Als een verdachte zijn daden verminderd zijn aan te rekenen, zal dit zich in de regel vertalen in een lagere straf.
Over de verdachte is in deze zaak pro Justitia-rapportage opgesteld. Die rapportage komt hierna uitgebreider aan bod. Van belang is dat de onderzoekers hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken, en dat die stoornis van invloed is geweest op het ten laste gelegde. Geadviseerd is om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank concludeert op basis van het advies dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de stoornis(sen) die bij de verdachte zijn vastgesteld, dermate van invloed zijn geweest dat dit de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar. De rechtbank zal de verdachte het strafbare feit overeenkomstig het advies in verminderde mate toerekenen.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden wordt opgelegd. Dat is geadviseerd door de psychiater en GZ-psycholoog. Aan de tbs-maatregel zouden de voorwaarden moeten worden verbonden die de reclassering heeft voorgesteld, waaronder opname in een forensische zorginstelling. Daarbij vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden. Tot slot verzoekt de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen van twee weken respectievelijk zes weken jeugddetentie af te wijzen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een strafoplegging rekening te
houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de wens van zijn familie om hem weer snel bij zich te hebben. Ten aanzien van de duur van de op te leggen straf heeft de raadsman zich gerefereerd. De raadsman kan zich verder vinden in de gevorderde tbs-maatregel met voorwaarden. Ten slotte heeft de raadsman zich niet verzet tegen de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn zus. Hij heeft haar meermalen met zijn vuisten tegen haar hoofd en gezicht geslagen, om haar vervolgens, nadat hij haar op de grond had gegooid, te trappen en schoppen tegen haar hoofd, gezicht en ribben. De verdachte kon zijn woede kennelijk niet beteugelen en heeft geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zijn zus. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het geweld (kort) haar bewustzijn verloren, pijn geleden en diverse letsels opgelopen. Het neefje van het slachtoffer is getuige geweest van het incident. Slachtoffers en getuigen van een dergelijk geweldsdelict kunnen nog langdurig gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarbij komt dat de poging tot zware mishandeling is gepleegd gedurende twee proeftijden die waren opgelegd ter zake van soortgelijke feiten. De rechtbank zal deze omstandigheden ten nadele van de verdachte meewegen bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • een pro Justitia-rapportage klinisch multidisciplinair onderzoek van 28 februari 2024, opgesteld door [psycholoog], GZ-psycholoog, en [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater (hierna: de deskundigen);
  • een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden van 27 mei 2023, opgesteld door [reclasseringswerker], reclasseringswerker.
Toerekeningsvatbaarheid
De deskundigen concluderen dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De beschreven psychopathologie was vanwege het langer durend bestaan ervan ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit. Gezien de directe samenhang tussen de impulsief agressieve reactie en de psychische problematiek van de verdachte wordt geadviseerd om hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage van de psychiater en de psycholoog op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie van het onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen, dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, dan ook over. De rechtbank houdt hier dan ook rekening mee in de strafoplegging.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, als ook de verminderde toerekenbaarheid acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast is het volgende van belang.
Volgens de deskundigen is de kans op recidive van gewelddadige feiten bij de verdachte hoog door de combinatie van een verstandelijke beperking en de gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Mede gelet op het niet-committeren aan eerdere behandelingen, zou dit de aanloop naar een advies voor tbs met dwangverpleging kunnen zijn. De verdachte is echter nog jong en verdraagt de controle en begeleiding van anderen. De aard van het risico op recidive is concreet en de risico’s en beschermende factoren zijn voldoende geïdentificeerd en te managen binnen een gestructureerde setting. Dat maakt dat deskundigen niet de tbs met dwangverpleging adviseren, maar een tbs met voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de psycholoog [psycholoog] aangevuld dat de deskundigen de verdachte gedurende zeven weken geobserveerd hebben en hebben waargenomen dat samenwerking met de verdachte mogelijk is en dat hij daarvan profiteert. Bij de verdachte zou er geen sprake zijn van een gebrek aan motivatie om zich aan voorwaarden van de tbs te committeren, maar beperkt zijn persoonlijkheidsproblematiek hem hierin. De verdachte heeft tijd nodig in een gesloten instelling om meer probleeminzicht te ontwikkelen.
Uit de rapportage van de reclassering volgt dat de reclassering een tbs met voorwaarden niet afdoende acht. Gezien de houding van de verdachte en voorgeschiedenis van onttrekking schatten zij in dat deze maatregel onvoldoende bescherming biedt om tot een passende behandeling te komen. De reclassering adviseert tot dwangverpleging, met begeleiding binnen een zeer strak en duidelijk kader. Dan kan sneller worden ingegrepen wanneer de verdachte zich onttrekt aan de behandeling. De reclasseringsmedewerkster [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting aangegeven dat het advies van de reclassering ongewijzigd blijft.
De reclassering adviseert, voor het geval de rechtbank desondanks een tbs met voorwaarden oplegt, de volgende voorwaarden:
- Geen strafbaar feit plegen;
- Meewerken aan reclasseringstoezicht;
- Meewerken aan een time-out;
- Niet naar het buitenland;
- Meldplicht bij de reclassering;
- Opname in een zorginstelling;
- Ambulante behandeling;
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- Drugsverbod;
- Alcoholverbod;
- Dagbesteding;
- Meewerken aan middelencontrole.
De op te leggen maatregel
De rechtbank is van oordeel dat het hoge recidiverisico dat uitgaat van de verdachte onvoldoende kan worden ondervangen door de oplegging van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, zoals de verdachte zelf graag zou zien. De rechtbank baseert zich hierbij op de eerdergenoemde rapportage van de psycholoog en de psychiater. Uit deze rapportage blijkt dat een eerder reclasseringstoezicht onder bijzondere voorwaarden niet heeft geleid tot gedragsverandering en dat er sprake was van onttrekking aan toezicht. De inschatting is dat de verdachte momenteel wel de wil heeft zich overal aan te committeren, maar vanuit zijn problematiek is er sprake van onvermogen dit vol te houden. Ook de reclassering acht het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel niet stevig genoeg. Een strakker kader is dus noodzakelijk.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank ziet grond om te volstaan met een tbs met voorwaarden in plaats van een tbs met dwangverpleging. Zij hecht daarbij veel waarde aan het feit dat de geraadpleegde deskundigen de verdachte gedurende zeven weken intensief hebben kunnen observeren in een klinische setting en zij hebben geconcludeerd dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt. Mede gelet op de leeftijd van de verdachte en de forse stok achter de deur die van deze maatregel uitgaat, acht de rechtbank een tbs met voorwaarden passend en geboden.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden aan de tbs verbinden. De verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
De rechtbank kan, op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit [kort gezegd: poging tot zware mishandeling] is een misdrijf dat gericht is tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 15/036008-20 en 15/289864-21 dienen te worden afgewezen. De rechtbank acht dat niet passend in het licht van de onder 6 genoemde op te leggen maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 37a, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
drie (3) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
1. De verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
2. De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
3.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- De verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
- De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
4.
Vrijwillige time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
5.
Niet naar het buitenland
Betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
6.
Opname in een zorginstelling
De verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de kliniek en reclassering dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen en de controle daarop vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
7.
Ambulante behandeling
De verdachte laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct aansluitend aan een klinische opname. De behandeling duurt zolang de behandelinstelling en de reclassering dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen en de controle daarop vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
8.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf vindt aansluitend plaats op de klinische behandeling en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
9.
Drugsverbod
De verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
10.
Alcoholverbod
De verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
11.
Dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding, in de vorm van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 30 juni 2020 in de zaak met parketnummer 15/036008-20 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 31 maart 2022 in de zaak met parketnummer 15/289864-21 opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de verdachte in een kliniek wordt opgenomen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2024.