Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
4.Beoordeling van het bewijs
in ernstige mategeschonden, bijvoorbeeld door gedurende een lange(re) periode de maximumsnelheid in aanzienlijke mate te overschrijden. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de sanctie
8.Verbeurdverklaring
9.Vorderingen benadeelde partijen
€ 50.239,82ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf 28 april 2023. De gestelde schade bestaat uit:
€ 39.385,--ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf 28 april 2023.
€ 41.500,--ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf 22 april 2023.
€ 36.500,--ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf 28 april 2023.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
TIEN (10) MAANDENmet bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
drie (3) maanden, nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
twee jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
DRIE (3) JARENmet aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
[vader van het slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 48.739,82, bestaande uit € 11.239,82 als vergoeding voor de materiële en € 37.500,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [vader van het slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[vader van het slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 48.739,82,en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
278 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
[moeder van het slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 37.660,01, bestaande uit € 160,01 als vergoeding voor de materiële en € 37.500,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [moeder van het slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[moeder van het slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 37.660,--,en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
223 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
[partner van het slachoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 40.000,--, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan K.P.M.A Lardinois, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[partner van het slachoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
235 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
[broer van het slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 17.500,--, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [broer van het slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[broer van het slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
122 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op; en