ECLI:NL:RBNHO:2024:9852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
24-5654
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking aan onderzoek naar verblijfplaats

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een bijstandsuitkering aangevraagd op basis van de Participatiewet, maar zijn aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker niet had voldaan aan zijn medewerkingsverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker had zijn aanvraag ingediend op 10 juni 2024, maar weigerde informatie te verstrekken over zijn woon- en verblijfplaats, wat cruciaal was voor de beoordeling van zijn recht op bijstand.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn verblijfplaats, ondanks herhaalde verzoeken van de gemeente om deze informatie te verstrekken. De rechter oordeelt dat verzoeker niet kan worden vrijgesteld van zijn medewerkingsverplichting, ook niet voor de periode voorafgaand aan de formele verplichting die op 19 juli 2024 inging. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de gemeente om de bijstandsaanvraag af te wijzen, op goede gronden is genomen en dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoeker in afwachting van de uitkomst van zijn bezwaar geen bijstandsuitkering ontvangt. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 27 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/5645

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Beekelaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigden: M.W.J. Poulie-van Bommel en D.W. Anema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft verzocht om een uitkering op grond van de Participatiewet. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker bij besluit van 30 juli 2024 afgewezen, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan zijn medewerkingsverplichting. Als gevolg hiervan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen op 30 augustus 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het primaire besluit wordt geschorst en aan verzoeker voorlopig bijstand wordt verstrekt naar de voor hem geldende norm.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoeker is in 2011 vanuit Syrië naar Nederland gekomen. Per 14 februari 2012 is aan hem een bijstandsuitkering toegekend. Omdat verzoeker € 57.000,- heeft gewonnen met online gokken is de bijstandsuitkering per 15 juli 2016 ingetrokken. Verzoeker heeft zijn gewonnen geldbedrag vergokt. Het schuldhulpverleningstraject is beëindigd en hij is in juli 2016 vanwege een huurschuld uit zijn woning gezet. Per 18 november 2016 is aan hem opnieuw bijstand toegekend in de vorm van een lening. Dit wegens onvoldoende besef van verantwoordelijkheid wegens het vergokken van zijn winst. Hij heeft sinds de uithuiszetting geen vaste woon- of verblijfplaats meer gehad. In de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 augustus 2023 heeft hij een bijstandsuitkering gehad in de gemeente Alkmaar en van 31 augustus 2023 tot en met 31 december 2023 in de gemeente Hoorn.
2.
2.2.
Op 10 juni 2024 heeft verzoeker een bijstandsuitkering aangevraagd als dak- en thuisloze. Per 17 juni 2024 heeft verzoeker een briefadres van verweerder gekregen.
2.3.
Bij brief van 21 juni 2024 wordt verzoeker om bewijsstukken gevraagd waaronder afschriften van bankrekeningen van 10 maart 2024 tot en met 10 juni 2024 en informatie over door hem verrichte sollicitaties. Verzoeker heeft de gevraagde gegevens, nadat hierover mail- en whatsappcontact heeft plaatsgevonden, overgelegd. Op 25 juni 2024 heeft verzoeker verder nog per mail de adressen/verblijfplaatsen doorgegeven waar hij heeft verbleven in de periode van 18 maart 2024 tot en met 25 juni 2024.
2.4.
Op 26 juni 2024 heeft de bewindvoerder/budgetbeheerder van verzoeker een schuldenoverzicht overgelegd waaruit volgt dat verzoeker € 49.181,65 aan schulden heeft.
2.5.
Op 16 juli 2024 heeft er een intakegesprek plaatsgevonden. Volgens verweerder is daarbij aan de orde gekomen dat verweerder moet weten waar verzoeker binnen de gemeente verblijft. Verzoeker heeft volgens verweerder aangegeven dat hij dit niet met verweerder wil delen. Als gevolg hiervan is verweerder op een onderzoek gestart naar de woon- en verblijfplaats van verzoeker.
2.6.
Bij brief van 18 juli 2024 is aan verzoeker meegedeeld dat er een onderzoek wordt ingesteld door de sociale recherche om in beeld te krijgen waar hij verblijft. Verzoeker moet van 19 juli 2024 tot en met 2 augustus 2024 via whatsapp twee keer per dag melden waar hij verblijft. Om 21:00 moet hij aangegeven waar hij de nacht zal verblijven en de volgende dag bij vertrek van zijn slaapplaats moet hij zich opnieuw melden. Hij kan dit ook doen door middel van het delen van zijn locatie in whatsapp. Dit is hem ook per whatsapp meegedeeld.
2.7.
Uit het rapport van de sociale recherche volgt dat verzoeker en een medewerker van verweerder in de periode van 19 juli 2024 tot en met 30 juli 2024 via whatsapp contact hebben gehad.
Verzoeker heeft op 19 juli 2024 aangegeven ‘
overdag in de trein te verblijven, de nacht inhalen of slapen. Achter het Zwembad Schagen, meestal na 11 of 12 uur gisteren en vandaag. Douchen doet hij in de haven gratis’.Op 21 juli 2024 schrijft hij om 6 uur ‘s ochtends dat hij gisteren verbleven heeft aan zee Callantsoog en nu in het station aan het wachten is op de eerste trein. Hij heeft heel slecht verbleven, zijn tent is meegenomen.
De medewerker van verweerder schrijft dat dat niet de manier is waarop verzoeker zijn verblijfplaats moet doorgeven en wijst erop hoe dat wel moet. Als verzoeker geen adres heeft kan hij zijn locatie delen via whatsapp.
Verzoeker schrijft vervolgens voor zover van belang dat hij geen bewoner is maar een zwerver en dat hij niks meer de melden heeft. Hij geeft aan dat het heel moeilijk is om zich te melden en dat de medewerker van verweerder welkom is om een dagje te ervaren hoe het is om zonder huis te leven.
In reactie hierop geeft de medewerker van verweerder aan dat verzoeker voor de duur van 14 dagen exact moet doorgeven waar hij overnacht.
Verzoeker geeft om 23:50 aan op zoek te zijn naar dak tot nu toe. Hij zit in de trein naar Den Helder. Hij voelt zich ziek. De laatste paar dagen moest hij op zijn voeten blijven staan zonder tent en ongezond voedsel. Hij kijkt voor halte of plekje met een dak vanwege de regen.
Op 30 juli 2024 heeft de medewerker van verweerder aan verzoeker laten weten dat hij zijn verblijfslocatie niet meer hoeft door te geven en dat hij advies gaat uitbrengen aan verweerder.
2.8.
De sociaal rechercheur heeft het volgende standpunt ingenomen. Verzoeker geeft op de eerste avond een soort van exacte verblijfplaats voor de nacht door. Op de tweede avond geeft hij niets door. De dag erna in de ochtend geeft hij door dat hij aan zee heeft verbleven. Verzoeker is er twee keer op gewezen dat hij zich moet melden volgens de instructies. Hierop is geen exacte locatie meer ontvangen. Daarna is niets meer vernomen via de whatsapp. Uit de communicatie van verzoeker is volgens de rapporteur af te leiden dat hij niet meewerkt aan het onderzoek en de verzochte gegevens niet levert. Ook niet bij herhaaldelijk verzoek. Doordat verzoeker niet meewerkt aan het leveren van informatie voor het vaststellen van de domicilie is enige controle onmogelijk gebleken. Dit is een beletsel voor het verstrekken van bijstand. Geadviseerd wordt om de aanvraag af te wijzen.
2.9.
Verweerder heeft vervolgens de aanvraag van verzoeker bij besluit van 30 juli 2024 afgewezen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht. Verzoeker heeft de door hem aangegeven feiten en omstandigheden niet voldoende aannemelijk gemaakt met objectief verifieerbare bewijsstukken die duidelijkheid geven over woon- leef- en financiële situatie. Hierdoor kan het recht op bijstand volgens verweerder niet worden vastgesteld.
Standpunt verzoeker
3.
3.1.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat uit het besluit niet volgt op welk(e) punt(en) door hem niet aan de medewerkingsverplichting zou zijn voldaan. Het besluit is in zoverre dan ook gebrekkig gemotiveerd.
Daarnaast heeft verweerder de met verzoeker gevoerde gesprekken niet vastgelegd. Dit is onzorgvuldig.
Verder heeft hij volgens hem wel voldaan aan zijn medewerkingsverplichting. Het recht op bijstand kan worden vastgesteld. Hij heeft binnen zijn mogelijkheden over de noodzakelijke aspecten voldoende duidelijkheid verstrekt.
Maar ook al zou verzoeker niet aan de verplichting hebben voldaan dan had verweerder volgens hem alsnog niet integraal tot afwijzing van de aanvraag over mogen gaan. Verzoeker is door verweerder niet gewezen op de vergaande en ingrijpende consequentie van zijn handelen. Hij heeft zich op 24 mei 2024 al bij verweerder gemeld. Toen is hem een onjuist formulier mee gegeven. Op 10 juni 2024 is de aanvraag tot stand gekomen. Pas vanaf 19 juli 2024 gold voor hem een medewerkingsverplichting. Eventuele schending daarvan kan hem over de periode vanaf 24 mei 2024/10 juni 2024 tot 19 juli 2024 dan ook niet worden verweten.
3.2.
Verzoeker stelt op dit moment geen inkomen te hebben om te kunnen voorzien in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Hij verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om het besluit te schorsen en te bepalen dat verweerder per 10 juni 2024, dan wel per datum verzoekschrift, gehouden is om een bedrag te betalen gelijk aan de voor verzoeker geldende bijstandsnorm.
Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft hij stukken overgelegd waaruit volgt dat er bij uitblijven van betaling voor het gebruik van een postadres via de KAAZ een incassobureau zal worden ingeschakeld en een sms bericht waaruit volgt dat hij zijn telefoonabonnement niet heeft betaald.

Standpunt verweerder

4.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar zijn woon- en verblijfplaats. Verzoeker heeft hierover geen inlichtingen verstrekt als gevolg waarvan het recht op bijstand niet is vast te stellen.
4.2.
Verzoeker heeft niet op zijn aanvraagformulier, niet in de telefoongesprekken voorafgaand aan de aanvraag en niet tijdens de intake op 16 juli 2024 enige medewerking verleend aan het onderzoek naar zijn woon- of verblijfplaats. Verzoeker weigerde om inlichtingen te verstrekken. Omdat verzoeker ook via whatsapp op de avonden rond 21:00 geen verblijfadres door wilde geven, en ook niet op de ochtenden daarna niet kon of wilde aangeven waar hij die nacht geslapen had is het recht op bijstand vanaf de datum van de aanvraag, 10 juni 2024, niet vast te stellen. Onduidelijk is gebleven of verzoeker binnen de gemeente Schagen verblijft.
4.3.
Ten aanzien van de vraag of verzoeker in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert geeft verweerder aan dat, naar aanleiding van een aan verzoeker gestuurd dwangbevel, verzoeker in juni 2024 contact heeft opgenomen met verweerder. Hij heeft volgens verweerder aangegeven dat hij geen wit inkomen heeft, maar wel in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij staat bovenaan de wachtlijst voor een woning, maar deze is afgewezen omdat hij niet ingeschreven staat in de Brp, geen wit inkomen heeft, niets doet om een huurschuld op te lossen en geen huurdersverklaring kan overleggen.
Aan verzoeker is (toen) uitgelegd dat hij een briefadres kan aanvragen bij de gemeente Schagen en zich kan melden bij DNO doen in Den Helder voor begeleiding en hulp. Hij gaf volgens verweerder steeds aan dat hij zich prima kon redden, maar niets anders wilde dan een woning in Schagen. De enige mogelijkheid was daarom zorgen voor een adres en een wit inkomen, in dit geval een bijstandsuitkering. Verzoeker is daarbij op het hart gedrukt dat hij openheid van zaken moet geven en mee moet werken aan het onderzoek naar het recht op uitkering. Dat hij dat toch niet heeft gedaan moet dan ook voor zijn rekening komen.
4.4.
Volgens verweerder is het besluit op goede gronden genomen. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeert en waar het zwaartepunt van zijn maatschappelijk leven zich bevindt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
6. Het is op dit moment onduidelijk of verzoeker over onvoldoende inkomsten beschikt om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hoewel verzoeker dit maar minimaal heeft onderbouwd, zal de voorzieningenrechter er toch in dit geval van uitgaan dat verzoeker een spoedeisend belang heeft.
Heeft verweerder het besluit voldoende gemotiveerd?
7. Het besluit tot afwijzing van de aanvraag van verzoeker is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inderdaad (nog) onvoldoende gemotiveerd. Hieruit volgt namelijk niet wat verzoeker nou precies wordt verweten. Echter dit is op zichzelf nog geen reden om de gevraagde voorlopige voorziening toe te kennen. Verweerder kan dit namelijk nog in bezwaar herstellen. Gelet op het verweerschrift en de ter zitting gegeven toelichting gaat verweerder dit ook doen.
Is het onderzoek voorafgaand aan de beslissing voldoende zorgvuldig geweest?
8. Het standpunt van verzoeker dat het onderzoek niet voldoende zorgvuldig is verricht, omdat niet alle gesprekken die met verzoeker zijn gevoerd zijn gedocumenteerd slaagt vooralsnog niet. Het was inderdaad zorgvuldiger geweest om de contactmomenten, zoals bijvoorbeeld het intakegesprek, in een verslag vast te leggen. Dat dit niet is gedaan leidt er naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleen niet toe dat de afwijzing van de bijstand geen stand kan houden. Ten eerste mag uitgegaan worden van verklaringen van verweerder over de gevoerde gesprekken. Maar bovenal biedt de wel gedocumenteerde informatie op dit moment voldoende grondslag om de aanvraag van verzoeker om bijstand per 10 juni 2024 af te wijzen.
Gold de meewerkverplichting ook al voor 19 juli 2024?
9. De stelling van verzoeker dat het al dan niet meewerken aan het onderzoek naar zijn woon- verblijfplaats hem niet eerder dan 19 juli 2024 kan worden tegengeworpen heeft vooralsnog geen redelijke kans van slagen.
9.1.
Een aanvrager van bijstand moet aantonen dat hij recht op bijstand heeft. Dat betekent dat hij moet aantonen dat hij – in dit geval – in Schagen verblijft en dat hij bijstand nodig heeft om te kunnen voorzien in zijn basisbehoeften. In dat kader dient de aanvrager duidelijkheid en volledige openheid van zaken te geven, onder meer over zijn woon- en verblijfplaats. Dit mag volgens vaste rechtspraak ook van iemand worden verwacht die stelt dak- of thuisloos te zijn. Vervolgens is het aan verweerder om in het kader van de onderzoeksplicht de door verzoeker gegeven inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
9.2.
Verzoeker moet vanaf het moment dat hij bijstand aanvraagt aantonen dat hij in Schagen verblijft. Dit was op 10 juni 2024. Dat verweerder aan verzoeker heeft gevraagd om (pas) per 19 juli 2024 zijn verblijfplaatsen gedurende twee weken door te geven, ontslaat verzoeker er niet van om ook over de periode daarvoor duidelijkheid te geven.
Kon verweerder de bijstand weigeren?
10. Als onvoldoende duidelijkheid wordt gegeven over de woon- of verblijfplaats, kan gezegd worden dat iemand onvoldoende inlichtingen geeft en onvoldoende meewerkt. Als de bijstand door het ontbreken van informatie niet kan worden vastgesteld kan de bijstand worden geweigerd.
11. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld, omdat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn verblijfplaats. De door verzoeker op 25 juni 2024 in de periode van 10 juni 2024 tot en met 25 juni 2024 doorgegeven adressen zijn daarvoor niet voldoende, omdat daaruit alleen kan worden opgemaakt dat verzoeker op 17 juni 2024, 23 juni 2024 en 25 juni 2024 in de gemeente Schagen was. Op de andere data verbleef verzoeker kennelijk buiten Schagen. Het af en toe verblijven in de gemeente Schagen is niet voldoende om aan te nemen dat verzoeker met name in Schagen verblijft.
Vervolgens heeft verzoeker in de periode na 19 juli 2024 maar twee keer zijn locatie doorgegeven en ook niet op de manier en het moment waarop hij dat moest doen. De overige dagen (van de twee weken) heeft verzoeker geen verblijfplaatsen doorgegeven. Als gevolg daarvan kan dan ook niet worden vastgesteld of verzoeker grotendeels verblijft binnen de gemeente en dus of verzoeker in de gemeente Schagen recht heeft op bijstand.
12. Dat het verzoeker niet duidelijk zou zijn geweest dat het geven van juiste informatie over zijn woon- en verblijfadres van belang was voor de beoordeling van zijn recht op bijstand acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Zoals door verweerder ter zitting is toegelicht is verzoeker meerdere malen op de noodzaak hiervan gewezen. Daarbij komt dat het niet de eerste keer is dat verzoeker bijstand heeft aangevraagd.
13. Verweerder zal naar verwachting bij het bestreden besluit dan ook voldoende kunnen motiveren dat het recht op bijstand van verzoeker niet kan worden vastgesteld omdat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn woon- en verblijfplaats.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker in afwachting van de uitkomst van zijn bezwaar geen (voorschot op) een bijstandsuitkering krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.