ECLI:NL:RBNHO:2024:9850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/15/350646 HA RK 24-39
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke zaken

Op 24 mei 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekers tegen de rechters in een aantal bestuursrechtelijke zaken. Verzoekers, wonende te Zaandam, hadden op 27 maart 2024 schriftelijk verzocht om wraking van rechter Affourtit-Kramer, omdat zij meenden dat de afwijzing van hun verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling hen het recht op een eerlijk proces ontnam. De rechters hebben de wraking betwist en aangegeven dat de beslissing om het uitstel te weigeren een procesbeslissing was, die geen grond voor wraking oplevert. Tijdens de openbare zitting op 14 mei 2024 zijn de verzoekers, de rechters en de wederpartij gehoord. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de afwijzing van het uitstelverzoek niet kan worden gezien als een blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeert dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers zijn aangevoerd geen reden geven om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen. Het verzoek tot wraking is daarom afgewezen, en het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

C/15/350646 / HA RK 24/39 / C/15/350646 / HA RK 24/3924 mei 2024
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/350646 / HA RK 24/39
Beslissing van 24 mei 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker 1] [verzoeker 2] en [verzoeker 2] ,wonende te Zaandam,
hierna gezamenlijk: verzoekers,
gemachtigde: mr. D.N. Lavain.
Het verzoek is gericht tegen:
mrs. M.H. Affourtit-Kramer, P.H. Lauryssen en R.H.M. Bruin, hierna gezamenlijk: de rechters.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben op 27 maart 2024 schriftelijk de wraking verzocht van rechter Affourtit-Kramer in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht, zittingsplaats Haarlem aanhangige zaken met zaaknummers 21/463, 21/1150, 22/4843, 22/5855, 23/2075, 23/2076, en 23/3894. Later is de wraking uitgebreid tot de rechters in de zaak met zaaknummer 23/1599. Deze zaken worden hierna gezamenlijk de hoofdzaken genoemd.
1.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. De derde-belanghebbende in de hoofdzaken heeft eveneens schriftelijk gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 14 mei 2024. Verzoekers, de rechters, de wederpartij en de derde-belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Namens verzoekers is [verzoeker 3] verschenen. Namens de rechters in de zaak met zaaknummer 23/1599 is mr. R.H.M. Bruin verschenen. Namens de wederpartij is mr. G.M. Pierik verschenen. De derde-belanghebbende in de hoofdzaken heeft van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
De hoofdzaken betreffen zeven zaken van verzoekers tegen de gemeente Zaanstad, en een achtste zaak waarin verzoekers zijn aangemerkt als derde-belanghebbende. Zeven zaken zouden op een zitting van 28 maart 2024 in de ochtend enkelvoudig door rechter Affourtit-Kramer worden behandeld (hierna: de ochtendzaken), en één zaak zou in de middag door de rechters meervoudig worden behandeld (hierna: de middagzaak).
2.2
Verzoekers hebben op 25 maart 2024 verzocht om uitstel van de behandeling van de ochtendzaken, omdat één van hen, [verzoeker 1] , is opgenomen in het ziekenhuis als gevolg van een hartaanval en een opvolgend herseninfarct, en verzoekers hierdoor niet in staat waren de zittingen bij te wonen. De rechter heeft het verzoek na een gemotiveerde belangenafweging afgewezen. Verzoekers hebben daarop op 26 maart 2024 wederom verzocht om uitstel van de behandeling van de ochtendzaken, waarbij er nogmaals op is gewezen dat [verzoeker 1] is getroffen door een hartaanval en een herseninfarct, en dat de overige familieleden aan zijn bed zitten en fysiek en mentaal niet in staat zijn om ter zitting te verschijnen. De rechter heeft het verzoek bij bericht van dezelfde dag gemotiveerd afgewezen.
2.3
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers aanvankelijk niet hebben verzocht om uitstel van de middagzaak. Omdat verzoekers ook in die zaak belanghebbende zijn, en de behandeling op dezelfde dag plaats zou vinden als in de andere hoofdzaken, vat de wrakingskamer het verzoek om uitstel op als mede gedaan in de middagzaak.

3.Het standpunt van verzoekers

3.1
Op 27 maart 2024 hebben verzoekers rechter Affourtit-Kramer gewraakt in de ochtendzaken. Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek samengevat het volgende aangevoerd. Volgens verzoekers wordt hen met de afwijzing van het verzoek om uitstel het recht op een eerlijk proces ontnomen, wat in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Een persoonlijk belang van de rechters – het feit dat een hele dag voor de behandeling van de hoofdzaken is uitgetrokken – lijkt volgens verzoekers te prevaleren boven het recht van verzoekers om bij de zitting aanwezig te zijn. De beslissing tot afwijzing van het uitstelverzoek geeft daarom blijk van (de schijn van) partijdigheid en vooringenomenheid, aldus verzoekers.
3.2
Op 27 maart 2024, om 17.45 uur, hebben verzoekers de rechtbank medegedeeld dat hun wrakingsverzoek ook betrekking heeft op de rechters in de middagzaak.

4.Het standpunt van de rechters

4.1
Rechter Affourtit-Kramer heeft samengevat het volgende aangevoerd. Dat verzoekers het kennelijk niet eens zijn met de procesbeslissing van de rechter kan niet leiden tot een geslaagde wraking. De rechter heeft de belangen afgewogen en een beslissing genomen. De rechter ziet niet in hoe zij met die beslissing vooringenomen is of gehandeld heeft. Naar het idee van de rechter wordt het middel tot wraking nu ingezet om te bereiken dat de zitting toch wordt uitgesteld. Dat kan niet de bedoeling zijn van een wrakingsverzoek, aldus de rechter. De rechters Lauryssen en Bruin hebben ingestemd met deze reactie.
4.2
De rechters in de middagzaak hebben in aanvulling daarop samengevat aangevoerd dat zij zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat verzoekers met het aanvankelijke wrakingsverzoek, en met de latere uitbreiding daarvan, enkel het doel hebben gehad alsnog uitstel van behandeling van de middagzaak te bereiken. De rechters geven de wrakingskamer in overweging het wrakingsverzoek niet alleen af te wijzen, maar ook een wrakingsverbod op te leggen met het oog op een doelmatige procesgang bij de verdere behandeling van de beroepen.

5.De beoordeling

5.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
5.2
De wrakingskamer kan de beslissing van de rechters tot afwijzing van het verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling van de hoofdzaken niet anders zien dan als een procesbeslissing. Dergelijke beslissingen kunnen geen grond voor wraking opleveren. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al of niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in hoger beroep van de zaak zelf worden getoetst. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor. De wrakingskamer constateert dat rechter Affourtit-Kramer de afwijzingen van het verzoek om uitstel heeft gemotiveerd, waarbij aan het belang om de hoofdzaken om proceseconomische reden door te laten gaan doorslaggevend gewicht is gegeven. De andere rechters hebben deze motivering overgenomen. De wrakingskamer begrijpt dat de uitkomst van die beslissing moeilijk is geweest voor verzoekers, omdat zij op dat moment veel zorgen hadden over de gezondheidssituatie van verzoeker [verzoeker 1] . Uit het feit dat de rechter het belang bij het laten doorgaan van de zitting boven de belangen van verzoekers heeft laten prevaleren blijkt echter niet dat sprake is van een beslissing die de bij verzoekers bestaande vrees van vooringenomenheid naar objectieve maatstaven kan rechtvaardigen. Dat een soortgelijk verzoek om uitstel, gedaan in een parallel bij een andere rechtbank lopende procedure van verzoekers zonder nadere vragen is ingewilligd, zoals door [verzoeker 3] is opgemerkt tijdens de zitting van de wrakingskamer, maakt dit niet anders.
5.3
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat de feiten en omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun verzoek naar voren hebben gebracht geen grond opleveren voor twijfel aan de onpartijdigheid van de rechters, en dus geen reden voor wraking vormen. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom afwijzen.
5.4
De wrakingskamer ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen, omdat de wrakingskamer niet is gebleken van misbruik van het rechtsmiddel wraking.

6.Beslissing

De wrakingskamer:
6.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af,
6.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters, de wederpartij, en de derde-belanghebbende in de hoofdzaken een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
6.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, mr. K. van Dijk en mr. H. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.