ECLI:NL:RBNHO:2024:9801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/15/355303 / KG ZA 24-451
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toewijzing uitsluitend gebruik van de woning in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de vrouw het uitsluitende gebruik van de gezamenlijke woning waarin zij samen met de man en hun twee kinderen verblijven. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de vrouw om in de woning te blijven zwaarder weegt dan dat van de man, die de woning moet verlaten. De vrouw moet echter een gebruiksvergoeding aan de man betalen voor het uitsluitende gebruik van de woning. Daarnaast wordt de man veroordeeld tot het betalen van een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De voorzieningenrechter wijst de overige vorderingen van beide partijen af, waaronder de verzoeken om medewerking aan de verkoop van de woning en de voorlopige verdeling van de woning. De zaak is complex, met een lange relatie tussen partijen en de betrokkenheid van kinderen, wat de belangenafweging bemoeilijkt. De voorzieningenrechter benadrukt dat de situatie waarin partijen samenwonen leidt tot spanningen en dat een oplossing noodzakelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/355303 / KG ZA 24-451
Vonnis in kort geding van 25 september 2024
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.D. van Damme,
tegen
[de man],
te [plaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L. van Halderen.
De zaak in het kort
Partijen hadden een relatie met elkaar en wonen op dit moment nog samen met hun twee kinderen in de gezamenlijke woning. Beide partijen willen in de woning blijven wonen en dat de ander de woning verlaat. De voorzieningenrechter oordeelt op basis van een belangenafweging dat het belang van de vrouw om in de woning te blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van de man. Hij zal daarom de woning moeten verlaten. De voorzieningenrechter oordeelt ook dat de vrouw een gebruiksvergoeding aan de man moet betalen vanwege het uitsluitende gebruik van de woning. Verder wijst de voorzieningenrechter de door de vrouw gevraagde voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding toe. Ook oordeelt de rechter dat een laptop aan de man moet worden afgegeven door de vrouw. De overige vorderingen worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van de vrouw met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van de man met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering eis van de vrouw;
- aanvullende producties van de vrouw tot en met 20;
- een verklaring van de partner van de man; en
- de mondelinge behandeling van 9 september 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vrouw en de man hebben tussen 27 juni 2011 en februari 2024 een affectieve relatie met elkaar gehad. Gedurende de relatie hebben partijen samen twee kinderen gekregen, die beiden op [geboortedatum] 2018 zijn geboren (hierna: de kinderen).
2.2.
Partijen zijn sinds 2016 gezamenlijk eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Op de woning rust een hypotheekrecht dat toekomt aan ABN AMRO Bank uit hoofde van een hypothecaire geldlening aan partijen.
2.3.
Partijen wonen op dit moment nog gezamenlijk met de kinderen in de woning. Dit leidt tot de nodige spanningen en confrontaties, waarbij zelfs eenmaal politie betrokken is geraakt. Partijen verdelen de zorg voor de kinderen bij helfte; de ene week neemt de vrouw de zorg voor de kinderen voor haar rekening de andere week doet de man dat. In de woning verblijven naast partijen en hun kinderen ook de (volwassen) neef van de man en de moeder van de vrouw.
2.4.
In het kader van de (financiële) afwikkeling van de relatie tussen partijen heeft de advocaat van de vrouw in mei 2024 per e-mail een voorstel gedaan, onder meer over de te nemen stappen indien de man de woning wenst over te nemen. De man heeft tegenover de vrouw aangegeven dat hij de woning wenst over te nemen en heeft in dat verband sinds maart 2024 acties ondernomen om te proberen de woning op zijn naam te krijgen en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. In dat kader heeft ABN AMRO bank aan de man meegedeeld dat eerst duidelijkheid moet worden verkregen over wie de persoonlijke leningen van partijen voor zijn/haar rekening zal nemen. Deze duidelijkheid moet volgens de bank worden geschapen in een convenant, een vaststellingsovereenkomst of in een beschikking van de rechtbank. Het gaat daarbij, zo begrijp de voorzieningenrechter, met name om de lening voor de Mercedes GLA
(met een bedrag van € 17.858,00). De vrouw heeft via haar advocaat aangegeven dat zij de auto toebedeeld wenst te krijgen en bereid is de bijbehorende lening over te nemen, waarmee de man in beginsel akkoord is. Partijen hebben hun afspraken nog niet vastgelegd.
2.5.
Uit de meest recente inkomensgegevens blijkt dat de vrouw een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.171,- per maand en dat het netto besteedbaar inkomen van de man
€ 3.232,- per maand bedraagt.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De vrouw vordert na wijziging van eis – samengevat – dat de voorzieningenrechter:
a. bepaalt dat de vrouw binnen 24 uur na betekening van het vonnis gerechtigd is tot het uitsluitende gebruik van de woning;
b. de man veroordeelt om binnen 24 uur na betekening de woning te verlaten en niet meer te betreden en alle sleutels afgeeft voor de duur van de bodemprocedure;
c.
primair:de man veroordeelt tot een dwangsom van € 500,- per dag dat hij niet aan veroordeling b. voldoet met een maximum van € 20.000,-;
subsidiair:de vrouw machtigt om met behulp van de sterke arm van Justitie en Politie tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen;
d.
primair:de vrouw machtigt tot het verkopen van de woning tegen een verkoopprijs van tenminste € 360.000,- en bepaalt dat het vonnis de kracht heeft van een akte tot ondertekening van de verkoopovereenkomst en notarieel transport;’
subsidiair: de man veroordeelt om volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 20.000.-;
e. bepaalt dat als de man niet meewerkt aan hetgeen onder d. gevorderd is, het vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring van de man voor een opdracht tot dienstverlening aan de verkoopmakelaar;
f. vervangende toestemming verleent voor hetgeen onder e. is gevorderd als de man niet op eerste verzoek medewerking verleent en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte van overdracht en levering van de woning;
g. bepaalt dat de man in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en de opvoeding van de kinderen van € 147,- per kind per maand betaalt; en
h. de man veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer. De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
De man vordert - samengevat – dat de voorzieningenrechter:
i. bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning met ingang van 24 uur na betekening van dit vonnis;
ii. de vrouw veroordeelt tot het verlaten van de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis en afgifte van de sleutels;
iii. de vrouw veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij niet aan de veroordeling onder ii. voldoet met een maximum van € 20.000,-;
iv. bepaalt dat als het uitsluitend gebruik van de woning wordt toegewezen aan de vrouw, zij een gebruiksvergoeding is verschuldigd aan de man ter hoogte van het aandeel van de man in de maandelijkse hypothecaire lasten voor de woning;
v. bepaalt dat de vrouw de schuld van ABN AMRO bank met nummer [nummer] volledig voor haar rekening zal nemen en de man hiervoor zal vrijwaren;
vi. bepaalt dat als wijze van (voorlopige) verdeling van de woning de man in de gelegenheid wordt gesteld om te onderzoeken of, en tegen welke voorwaarden, hij de woning en de hypothecaire geldlening kan overnemen binnen een termijn van zes maanden;
vii. bepaalt dat als de man de woning kan overnemen, de vrouw verplicht is om haar medewerking te verlenen aan het verlijden van een notariële akte waarmee de woning aan de man wordt toebedeeld onder ontslag van de vrouw uit haar aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening;
viii. bepaalt dat dit vonnis in plaats treedt van de medewerking van de vrouw voor het verlijden van de akte van toebedeling van de woning;
ix. de vrouw veroordeelt tot afgifte van de laptop aan de man binnen twee dagen van betekening op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag; en
x. de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.5.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom per gevraagde voorziening beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis een spoedeisend belang hebben bij zo’n voorziening, in die zin dat van partijen niet verlangd kan worden dat zij een bodemprocedure afwachten. Daarbij kan een rol spelen dat tussen partijen al een bodemprocedure aanhangig is over de verdeling tussen partijen. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Partijen hebben in dit kort geding over en weer vorderingen ingesteld die deels met elkaar verband houden - en zich dus voor gezamenlijke behandeling lenen - en deels op zichzelf staan. Om de overzichtelijkheid te behouden zal de voorzieningenrechter de vorderingen indelen in zes hoofdonderwerpen en deze hierna achtereenvolgens apart van elkaar behandelen. De zes onderwerpen zijn:
(I) Uitsluitend gebruik van de woning en gebruiksvergoeding;
(II) Medewerking aan verkoop van de woning door de man;
(III) Toedeling (voorlopig) van de woning aan de man;
(IV) Voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en de opvoeding van de kinderen door de man aan de vrouw;
(V) Overname van een schuld aan ABN AMRO voor de Mercedes door de vrouw; en
(VI) Afgifte van een laptop aan de man;
(I) Uitsluitend gebruik van de woning
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat partijen een spoedeisend belang hebben bij hun vordering tot verkrijging van het uitsluitende gebruik van de woning en het afdragen van de sleutels van de woning door de ander. Partijen zijn het erover eens dat de situatie waarin zij gezamenlijk in het huis verblijven, zorgt voor de nodige spanningen en confrontaties en niet langer kan voortduren. Daarmee is het spoedeisende belang bij het treffen van een voorziening gegeven.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de vrouw om in de woning te verblijven op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de man. De voorzieningenrechter licht dit hierna toe.
4.5.
De wet biedt op zichzelf geen uitdrukkelijke grondslag aan informele samenwoners, zoals partijen zijn, om ontruiming van één van de samenwoners te vorderen en het uitsluitend gebruik toegewezen te krijgen. In het kader van het einde van een relatie kunnen zij wel een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter verzoeken. Deze rechter dient op basis van een belangenafweging te oordelen welke partij – in het kader van voorlopige voorzieningen – het meeste belang heeft bij (een voortgezet verblijf in) de woning. Nu er materieel geen onderscheid tussen uit elkaar gaande samenwoners enerzijds en uit elkaar gaande gehuwden, geregistreerd partners en samenwonenden met een overeenkomst anderzijds bestaat en te rechtvaardigen is, acht de voorzieningenrechter het aangewezen om in deze procedure eenzelfde belangenafweging te maken als de familierechter zou maken.
4.6.
Uitgangspunt in die belangenafweging is dat minderjarige kinderen in ieder geval voorlopig in de woning blijven, samen met de ouder die het grootste deel van de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft. In deze zaak wordt de dagelijkse zorg op dit moment door partijen bij helfte gedeeld. De vrouw heeft echter onweersproken gesteld dat zij voorafgaand aan het uiteengaan van partijen het grootste deel van de verzorging van de kinderen op zich nam, en op de zitting is uitgesproken dat als de man de woning tijdelijk moet verlaten, de vrouw het grootste deel van de zorg voor de minderjarige kinderen op zich zal nemen. Deze omstandigheid valt zodoende uit in het voordeel van de vrouw.
4.7.
Partijen hebben aangegeven dat zij geen vrienden, partners of andere mensen in hun sociale kring hebben waarbij zij (tijdelijk) kunnen verblijven. De vrouw heeft in dit verband een verklaring van een vriendin ingebracht en de man heeft een verklaring van zijn nieuwe partner overgelegd. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat geen van partijen eenvoudig een alternatieve verblijfplaats in zijn/haar sociale kring kan regelen.
4.8.
De vrouw heeft gesteld dat zij met haar inkomen in aanmerking komt voor sociale huurwoningen. Zij heeft in deze procedure meer dan 140 afwijzingen overgelegd waaruit blijkt dat het vinden van een sociale huurwoning voor haar, in ieder op korte termijn, geen reële kans van slagen heeft.
4.9.
De man heeft daarentegen niet aangetoond dat hij acties heeft ondernomen om tijdelijk alternatieve woonruimte te vinden. Dit komt volgens de man omdat partijen hebben afgesproken dat hij de woning toebedeeld zal krijgen en hij niet wil vastzitten aan een huurovereenkomst voor een minimale looptijd van één jaar. Feit is wel dat partijen allebei vinden dat het zo niet langer kan. En de man is met zijn beduidend hogere inkomen beter in staat om bijvoorbeeld tijdelijk een huurhuis in de vrije sector of andere alternatieve woonruimte te vinden. Hier komt bij dat als de man de woning moet verlaten, ook zijn (volwassen) neef – die in de woning verblijft – alternatieve woonruimte moet vinden, waardoor zij samen een huurwoning kunnen zoeken. Samen hebben zij dan een groter budget dan als de man alleen een huurwoning zoekt. De voorzieningenrechter overweegt daarbij nog dat het belang van de neef om in de woning van partijen te kunnen blijven wonen bij de te maken belangenafweging geen rol kan spelen.
4.10.
De man heeft nog gesteld dat hij wil voorkomen dat de vrouw de woning verwaarloost, maar ook dit belang legt geen gewicht in de schaal. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor de veronderstelling dat de vrouw, die mede-eigenaar is, de woning zal verwaarlozen.
4.11.
Alles wat hiervoor is benoemd, brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat, hoewel de belangen aan beide kanten groot zijn, het belang van de vrouw bij het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning groter is dan dat van de man.
4.12.
De vrouw heeft gevorderd dat de man veroordeeld wordt om de woning binnen 24 uur na betekening van het vonnis te verlaten. De voorzieningenrechter acht deze termijn onredelijk kort en zal de man enige tijd gunnen om zijn persoonlijke spullen te verzamelen en alternatieve woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter zal dan ook bepalen dat de man binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning zal moeten verlaten onder afgifte van zijn sleutels en de woning enkel mag betreden met toestemming van de vrouw. Met deze wijziging worden vorderingen a en b van de vrouw toegewezen.
4.13.
De voorzieningenrechter wijst de door de vrouw gevorderde dwangsom (vordering c) af. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om te vermoeden dat de man deze vordering niet zal nakomen. Ook de machtiging om de ontruiming desnoods met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Een deurwaarder kan namelijk op grond van de artikel 434 Rv zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen als dat nodig zou zijn.
4.14.
Gelet op de hiervoor gemaakte belangenafweging en de uitkomst daarvan wijst de voorzieningenrechter de reconventionele vorderingen van de man met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de woning door de man (vorderingen i t/m iii) af.
In reconventie
Gebruiksvergoeding
4.15.
De voorzieningenrechter is met de man van oordeel dat de vrouw over de periode dat zij in de woning woont met uitsluiting van de man, een gebruiksvergoeding voor het exclusieve gebruik van de woning zal moeten betalen aan de man (vordering iv van de man).
4.16.
De vrouw heeft als verweer tegen de verbruiksvergoeding gevoerd dat de man daarbij geen spoedeisend belang heeft omdat hij zich verzet tegen het uitsluitende gebruik van de woning door de vrouw. Aan deze situatie komt door dit vonnis een einde, waardoor dit verweer van de vrouw wordt gepasseerd. De voorzieningenrechter is bovendien van oordeel dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij deze voorziening omdat hij vanaf de ontruiming zelf op zoek zal moeten gaan naar alternatieve woonruimte.
4.17.
De voorzieningenrechter vindt de door de man voorgestelde gebruiksvergoeding van de helft van de volledige hypotheeklasten van € 731,10 per maand te hoog. Voor de berekening van de gebruiksvergoeding sluit de voorzieningenrechter aan bij de begroting van de vrouw van 2.5% over de helft van de overwaarde van de woning. Uitgaande van de berekening van de vrouw in punten 36 t/m 38 van de conclusie van antwoord in reconventie, die door de man niet is weersproken, heeft de man recht op een vergoeding van € 2.510,- per jaar, oftewel € 209,19 per maand. De voorzieningenrechter zal de vrouw veroordelen tot het betalen van deze gebruiksvergoeding aan de man. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat partijen gezamenlijk, ieder bij helfte de hypotheeklasten van de woning blijven dragen.
In conventie
(II) Machtiging tot/medewerking aan verkoop van de woning door de man
4.18.
De vrouw heeft gevorderd dat de man verplicht wordt om mee te werken aan verkoop, althans dat haar een machtiging wordt gegeven om tot verkoop over te gaan (vorderingen d t/m f).
4.19.
Met de man is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang van de vrouw bij deze voorzieningen ontbreekt. Blijkens de correspondentie tussen partijen en hetgeen op zitting is besproken, is het tussen partijen van meet af aan de bedoeling geweest dat de man de kans zou krijgen om de woning over te nemen. Dat is tot op heden nog niet gelukt omdat partijen geen definitieve afspraken hebben gemaakt in een convenant of schikkingsovereenkomst en er geen vonnis is waarin staat hoe er met de gezamenlijke schulden van partijen, in het bijzonder die voor de Mercedes GLA, wordt omgegaan. Daar komt bij dat de man al in maart 2024 voortvarend acties heeft ondernomen in een poging om de woning over te nemen en er geen enkele aanleiding is om te veronderstellen dat hij niet zou willen meewerken aan de verdeling van de woning. De voorzieningenrechter kan ook nergens uit afleiden dat de man de verdeling van de woning op enige manier tegenhoudt of vertraagt. Sterker nog, de man juist lijkt aan te sturen op een snelle verdeling van de woning.
4.20.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen die de vrouw onder d t/m f in conventie heeft ingesteld om de woning aan een derde te verkopen prematuur en ontbreekt het (spoedeisend) belang bij deze vorderingen. Deze vorderingen worden daarom afgewezen.
In reconventie
(III) Toedeling (voorlopig) van de woning aan de man
4.21.
De man heeft gevorderd dat bij wijze van een (voorlopige) verdeling van de woning hij in de gelegenheid wordt gesteld om te onderzoeken of hij de woning en de hypotheek kan overnemen voor de taxatiewaarde gedurende een termijn van zes maanden. Daarbij heeft de man gevorderd dat de vrouw verplicht wordt tot medewerking aan de overdracht van de woning en aanspraak gemaakt op indeplaatstreding van het vonnis voor de medewerking van de vrouw (vorderingen vi t/m viii). De vrouw heeft hier als verweer tegen gevoerd dat de verdeling nog niet vaststaat en dat dit in de bodemprocedure zal moeten gebeuren, waardoor deze vorderingen prematuur zijn ingesteld. Bovendien wil de vrouw zo snel mogelijk kunnen beschikken over haar aandeel in de overwaarde, dus zal zij ook een snelle overdracht van de woning aan de man willen realiseren. Daarom ontbreekt volgens de vrouw het spoedeisend belang.
4.22.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er tussen partijen op dit moment al een bodemprocedure loopt waarin de verdeling van de woning aan bod zal komen. De voorzieningenrechter ziet geen spoedeisend belang aan de kant van de man om vooruit te lopen op een oordeel in die bodemprocedure over de verdeling. De verwachting is dat de bodemprocedure op (relatief) korte termijn zal worden behandeld op zitting, en er is geen sprake van een situatie waarin de onverdeeldheid al zolang voortduurt dat van de man niet kan worden gevergd dat hij op een uitspraak in de bodemprocedure wacht. Bovendien is nog onzeker of de man de financiering rond kan krijgen. Gelet hierop zijn de vorderingen van de man om tot een voorlopige verdeling te komen en de bijbehorende vorderingen prematuur ingesteld. Deze vorderingen worden daarom afgewezen.
(IV) Voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
4.23.
De vrouw vordert in conventie betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 147,- per kind per maand met ingang van de datum van het vonnis (vordering g). De advocaat van de man heeft op zitting de hoogte van deze bijdrage erkend en aangegeven dat op dit bedrag al schriftelijk akkoord was gegeven. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
(V) Overname van een schuld aan ABN AMRO door de vrouw
4.24.
De man vordert dat de vrouw de schuld aan ABN-AMRO bank ten behoeve van de Mercedes GLA volledig voor haar rekening neemt en de man hiervoor zal vrijwaren (vordering v). De vrouw heeft op zitting gesteld dat hierover tussen partijen al overeenstemming bestaat in die zin dat de vrouw de Mercedes en de lening als onderdeel van de verdeling overneemt en de man de boot en de daarbij behorende lening zal overnemen.
4.25.
Gelet op de overeenstemming tussen partijen en het feit dat dit verder bij de verdeling in de hoofdzaak zal moeten worden meegenomen, wijst de voorzieningenrechter deze vordering van de man af bij gebrek aan (spoedeisend) belang.
(VI) Afgifte van een laptop
4.26.
De man vordert dat de vrouw de laptop die volgens de man aan hem toebehoort afgeeft (vordering ix). De vrouw heeft zich tegen deze vordering verweerd met de stelling dat de laptop niet aan de man maar aan haar toebehoort en dat de man geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van deze vordering. Hiertegenover heeft de man op zitting verklaard dat er een lening voor de laptop is afgesloten van € 26,- per maand die vanaf de en/of rekening van partijen betaald werd, maar dat de man datzelfde bedrag per maand betaalde vanaf zijn privérekening. Bovendien staan op de laptop programma’s die de man gebruikt, onder meer om muziek te maken. De man stelt dat hij de enige is die de laptop gebruikt.
4.27.
De vrouw heeft op zitting het verhaal van de man over de laptop niet gemotiveerd bestreden. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de vordering van de man tot afgifte van de laptop toewijzen. Het spoedeisende belang bij deze voorziening is gelegen in het feit dat partijen over allerlei (kleine) zaken met elkaar twisten en dit de spanningen tussen partijen alleen maar vergoot. Een beslissing over de laptop betekent één punt minder waar partijen strijd over hebben. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom afwijzen omdat zij ervan uitgaat dat de vrouw zich aan de veroordeling tot afgifte van de laptop houdt.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.28.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van drie dagen na betekening van dit vonnis met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats] en de zich daarin bevindende inboedel,
5.2.
veroordeelt de man om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats] te verlaten en niet meer te betreden zonder uitdrukkelijke toestemming van de vrouw, alsook alle sleutels aan de vrouw af te geven, een en ander voor de duur van de bodemprocedure,
5.3.
bepaalt dat de man met ingang van de datum van het vonnis, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw zal voldoen van € 147,- per kind per maand,
In reconventie
5.4.
bepaalt dat de vrouw vanaf het moment - en voor de duur - dat zij de woning bij uitsluiting bewoont en tot het moment dat de woning aan de man, de vrouw of een derde wordt overgedragen, een gebruiksvergoeding aan de man verschuldigd is van
€ 209,19 per maand,
5.5.
veroordeelt de vrouw om binnen twee dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte van de laptop aan de man,
In conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.