ECLI:NL:RBNHO:2024:9798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/15/355529 HA RK 24-110
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 8 augustus 2024 een verzoek tot wraking van verzoekster tegen mr. M.E. Francke, de rechter in de hoofdzaak, niet-ontvankelijk verklaard. Dit verzoek was een herhaling van een eerder verzoek dat op 30 mei 2024 was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die een heroverweging rechtvaardigden. Verzoekster had op 5 augustus 2024 opnieuw de rechter gewraakt tijdens een zitting, maar de wrakingskamer besloot geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen, gezien het feit dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 513 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 lid 2 onder f van het Wrakingsprotocol, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het een herhaling betreft zonder nieuwe feiten. Bovendien werd vastgesteld dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking, wat leidde tot de beslissing dat een eventueel volgend verzoek tot wraking door de rechter in de hoofdzaak buiten beschouwing kan worden gelaten.

De rechtbank heeft in haar beslissing verder bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/ 355529 HA RK 24-110
Beslissing van 8 augustus 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres]
verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.E. Francke,
hierna te noemen: de rechter

1.Het procesverloop

1.1
Bij beslissing van 30 mei 2024 heeft de wrakingskamer een wrakingsverzoek van verzoekster tegen de rechter in het bij deze rechtbank, sectie straf, aanhangige verzetschrift tegen een dwangbevel in de rekestenzaak met raadkamernummer 24-007264 (de hoofdzaak) afgewezen.
1.2
De rechter heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 augustus 2024 voortgezet. Verzoekster heeft ter zitting van 5 augustus 2023 de rechter opieuw gewraakt.
1.3
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.De beoordeling

2.1
In de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting van 5 augustus 2024 staat het volgende:
“Wat het CJIB opschrijft, ook over de klacht, klopt naar de mening van de veroordeelde niet. Zij wenst te weten wie er bevoegd is en zij wenst de stukken te hebben. Volgens de veroordeelde is het CJIB niet bevoegd en is het een corrupte bende.
De rechter onderbreekt de veroordeelde: Ik wijs u er op dat ik niet toesta dat u in deze zittingszaal in de richting van de vertegenwoordiger van het CJIB aangeeft dat het CJIB een corrupte bende is. Ik ontkom er niet aan, dat als u zich nog een keer in dergelijke bewoordingen richting het CJIB, de rechtbank of de officier van justitie uitlaat, ik maatregelen moet nemen.
De veroordeelde onderbreekt de rechter: Ik maak uit wat ik zeg. En ik zeg het wel en ik zeg het nog een keer. Het is een corrupte bende. Ik wraak u; ik ben helemaal klaar met u. U
bent mij hier aan het bedreigen.
De veroordeelde staat op en verlaat de zittingszaal en naar blijkt ook het gebouw van de
rechtbank.”
2.2
Nu het een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter betreft, wordt het verzoek gelet op artikel 513 lid 4 Wetboek van Strafvordering en artikel 5 lid 2 onder f van het Wrakingsprotocol aanstonds niet-ontvankelijk verklaard. Nieuwe feiten of omstandigheden zijn immers niet voorgedragen.
2.3
De wrakingskamer ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Het voorgaande brengt mee dat de rechter in de hoofdzaak een eventueel volgend verzoek tot wraking buiten beschouwing kan laten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk;
3.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
3.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de rechter en de wederpartij in de
hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich
bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M. Kraefft, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. M. Altena, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open