ECLI:NL:RBNHO:2024:9798
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 8 augustus 2024 een verzoek tot wraking van verzoekster tegen mr. M.E. Francke, de rechter in de hoofdzaak, niet-ontvankelijk verklaard. Dit verzoek was een herhaling van een eerder verzoek dat op 30 mei 2024 was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die een heroverweging rechtvaardigden. Verzoekster had op 5 augustus 2024 opnieuw de rechter gewraakt tijdens een zitting, maar de wrakingskamer besloot geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen, gezien het feit dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 513 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 lid 2 onder f van het Wrakingsprotocol, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het een herhaling betreft zonder nieuwe feiten. Bovendien werd vastgesteld dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking, wat leidde tot de beslissing dat een eventueel volgend verzoek tot wraking door de rechter in de hoofdzaak buiten beschouwing kan worden gelaten.
De rechtbank heeft in haar beslissing verder bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.