In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van rechter mr. W.B. Klaus. Verzoeker, wonende te Hoofddorp, heeft op 31 juli 2024 schriftelijk verzocht om wraking van de rechter in een aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 24/2614, die betrekking had op een verzoek om voorlopige voorziening. De rechter heeft echter op 30 juli 2024 al een einduitspraak gedaan in deze zaak.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat volgens artikel 5, tweede lid, onder d, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank, een wrakingsverzoek niet kan worden ingediend na het tijdstip waarop de einduitspraak is gedaan. Aangezien verzoeker de rechter pas na deze einduitspraak heeft gewraakt, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vervolgens besloten het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk te verklaren en heeft de griffier opgedragen om onverwijld een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in het verzoek om voorlopige voorziening. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.