Op 19 september 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker uit Almere. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. R.H.M. Bruin, de voorzitter van de rechtbank in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer HAA 24/2064. De verzoeker had op 4 september 2024 om wraking verzocht, maar de wrakingskamer verklaarde hem niet-ontvankelijk. Dit omdat het verzoek was ingediend na de einduitspraak in de beroepszaak, die op 17 juli 2024 had plaatsgevonden. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan voordat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak doet, wat in dit geval niet was gebeurd.
Daarnaast werd opgemerkt dat het wrakingsverzoek ook niet ontvankelijk was voor zover het betrekking had op de behandeling van de verzetszaak, aangezien er nog geen rechter was aangewezen voor deze zaak. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet kon worden ingediend tegen een rechter die niet betrokken was bij de behandeling van de zaak. Tot slot werd opgemerkt dat een procesbeslissing geen grond voor wraking oplevert, wat ook van toepassing was op de beslissing om de verzetszaak nog niet op zitting te plannen. De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.