ECLI:NL:RBNHO:2024:9770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10636682
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door onderbezetting securitypersoneel

In deze zaak vordert AirHelp Germany GmbH compensatie van de vervoerder Finnair OYj wegens een vertraging van 4 uur en 56 minuten van vlucht AY1302 van Amsterdam-Schiphol naar Helsinki-Vantaa op 1 augustus 2022. De passagier, die met deze vlucht had geboekt, heeft haar vordering aan AirHelp overgedragen. AirHelp stelt dat de vertraging niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de vervoerder aanvoert, maar dat de vertraging voornamelijk te wijten was aan de lange wachttijden bij de beveiliging op Schiphol. De vervoerder heeft geprobeerd te betogen dat de vertraging het gevolg was van onderbezetting van het securitypersoneel en dat zij niet kon vertrekken zonder te wachten op passagiers die niet op tijd bij de gate waren. De kantonrechter oordeelt echter dat de lange wachttijden geen buitengewone omstandigheid vormen en dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat het noodzakelijk was om op de ontbrekende passagiers te wachten. De vordering van AirHelp tot compensatie wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten worden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10636682 \ CV EXPL 23-4975
Uitspraakdatum: 7 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Finnair OYjgevestigd te Helsinki, Finland
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
De vervoerder heeft een vlucht met een vertraging van 4 uur en 56 minuten uitgevoerd. AirHelp vordert compensatie. De vervoerder doet tevergeefs een beroep op buitengewone omstandigheden. De vertraging van de vlucht is voor het grootste gedeelte niet door buitengewone omstandigheden veroorzaakt. Daarom wordt de vordering tot compensatie van AirHelp toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar op 1 augustus 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Helsinki-Vantaa Airport, Finland, met vlucht AY1302, hierna: de vlucht.
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering aan AirHelp overgedragen.
2.4.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
AirHelp stelt dat de vervoerder tekort is geschoten in zijn verplichting de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te voldoen tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging het gevolg van onderbezetting bij het securitypersoneel en de bagageafhandeling van Schiphol en het moeten verwijderen van de bagage van passagiers uit het vliegtuig. Daardoor ontstonden lange wachtrijen. Door de wachtrijen waren op de oorspronkelijke vertrektijd van 09:55 uur UTC 150 passagiers nog niet bij de gate verschenen. De vervoerder besloot tot ongeveer 13:55 uur UTC op deze passagiers te wachten maar deze verschenen alsnog niet bij de gate. Daarop besloot de vervoerder zonder hen te vertrekken. Hun bagage moest daarom wegens veiligheidsoverwegingen uit het toestel verwijderd worden. Daarnaast liep de vlucht ook nog 16 minuten vertraging op doordat een zieke passagier en haar bagage het vliegtuig moest verlaten. Uiteindelijk is de vlucht om 15:15 uur UTC vertrokken, aldus de vervoerder.
4.4.
AirHelp betwist dit. Zij voert aan dat de vervoerder ook had kunnen kiezen om niet te wachten totdat alle passagiers door de beveiliging waren gekomen. Dit was dus een bedrijfsmatige afweging, aldus AirHelp.
4.5.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat niet van hem verwacht kon worden om
nietop de ontbrekende passagiers te wachten. Dit zou van hem een onaanvaardbaar economisch offer vergen, aldus de vervoerder.
De lange wachtrijen zijn geen buitengewone omstandigheid
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vertraging vanwege het wachten op de passagiers niet het gevolg is van een buitengewone omstandigheid. Gelet op de gemotiveerde betwisting door AirHelp, heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat het noodzakelijk was om op de ontbrekende passagiers te wachten. Daarom is niet vast komen te staan dat het hierbij ging om een omstandigheid waarop de vervoerder geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen. Het verweer dat de vervoerder door niet te wachten meer schade zou lijden, kan de kantonrechter niet volgen omdat vast staat dat de passagiers ondanks het wachten alsnog niet zijn verschenen.
4.7.
Gelet op het voorgaande, behoeven de andere vertragingsoorzaken geen bespreking meer. Ook als immers vast zou komen te staan dat deze in het geheel zouden gelden als buitengewone omstandigheden, resteert na aftrek daarvan een vertraging van meer dan drie uur vanwege het wachten op de ontbrekende passagiers (geen buitengewone omstandigheid). Daarom kan niet worden geoordeeld dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De door AirHelp gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.8.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. Het gaat daarbij om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze meteen opeisbaar is (artikel 6:83 sub b BW). Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van AirHelp – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. Daarom zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de vlucht (1 augustus 2022).
4.9.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij voert daartoe aan dat de door AirHelp verstuurde aanmaning van 30 januari 2023 niet kan worden aangemerkt als een aanmaning namens AirHelp. De aanmaning is (na de overdracht van de vordering) namens de passagier gestuurd en is niet afkomstig van de gemachtigde, maar van AirHelp zelf, aldus de vervoerder.
4.10.
De aanmaning van 30 januari 2023 luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘On behalf of the following passenger, commissioned by AirHelp, I hereby would like to address the following.’. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat de aanmaning (mede) namens AirHelp is verzonden. Dit betekent dat de aanmaning namens de juiste partij aan de vervoerder is verstuurd. De aanmaning heeft de vervoerder ook bereikt. Van rauwelijks dagvaarden is geen sprake.
4.11.
Daarom komen de proceskosten voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van AirHelp vaststelt op de volgende bedragen:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter