ECLI:NL:RBNHO:2024:9750

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 901
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot intrekking van natuurvergunningen en oplegging van dwangsom aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Eiseres, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023, waarin zij verzocht om passende maatregelen te treffen met betrekking tot natuurvergunningen die aan Vattenfall Power Generation Netherlands B.V. waren verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen 12 weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een termijn van 12 weken redelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak en de noodzaak voor verweerder om passende maatregelen te treffen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/901
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen
de coöperatie
[eiseres], uit [plaats] , eiseres
gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof,
en

gedeputeerde staten van Noord-Holland,

gemachtigden: A. Speekenbrink en M. Blondelle-Zuidema, beiden in dienst van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, kan de betrokkene de rechtbank in beroep vragen het bestuursorgaan op te dragen dat alsnog te doen. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Eiseres heeft verweerder op 9 februari 2023 verzocht om “passende maatregelen te treffen door de natuurvergunningen van 2010 en 2015 (deels) in te trekken en op basis van de artikelen 2.4 en 5.4 van de (toenmalige) Wet natuurbescherming (Wnb) de emissieruimte voor stikstof (NOx en NH3) terug te brengen tot ten hoogste het niveau dat het (toenmalige) Activiteitenbesluit milieubeheer toestaat”. Zij doelt daarbij op natuurvergunningen die zijn verleend voor activiteiten van Vattenfall Power Generation Netherlands B.V. in haar inrichting voor opwekking van elektriciteit in Diemen. Zij wenst dat de vergunningen worden ingetrokken, dan wel dat verweerder andere (passende) maatregelen jegens Vattenfall treft.
3. Eiseres heeft verweerder op 1 oktober 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
6. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de rechtbank in beginsel dat verweerder binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak alsnog moet beslissen. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van dat artikel een andere termijn geven.
7. Verweerder heeft– kort gezegd - aangevoerd dat hij geen (goed onderbouwd) besluit kan nemen zolang de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) geen uitspraak heeft gedaan in het lopende hoger beroep over een latere, in 2020, aan Vattenfall verleende natuurvergunning voor een nieuw op te richten biomassacentrale in Diemen. Verweerder vraagt daarom de termijn voor het nemen van een besluit te bepalen op zes weken na de uitspraak in dat hoger beroep.
8. Eiseres vindt het voorstel van verweerder niet acceptabel, omdat dan de beslistermijn gekoppeld wordt aan een onbekende datum in de toekomst. Het is immers niet bekend wanneer de ABRvS uitspraak gaat doen. Verder gaat verweerder hierdoor voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid dat hij passende maatregelen moet nemen zodra dit nodig is.
9. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat hij voor het nemen van een besluit op het verzoek van eiseres de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 Awb zal volgen. Dat betekent volgens verweerder dat een termijn van in totaal 16 weken nodig is om te beslissen, namelijk zes weken voorbereidingstijd voor het ontwerp van het besluit, zes weken inzage- en zienswijzetermijn en vier weken om definitief te beslissen. Maar als ervan wordt uitgegaan dat de zienswijze van eiseres niet veel zal afwijken van hetgeen eiseres in de onderhavige procedure naar voren heeft gebracht, zou de voorbereidingstijd en de termijn om te beslissen wel wat kunnen worden verkort.
10. De rechtbank is van oordeel dat een van onzekere factoren afhankelijke termijn als door verweerder is verzocht, niet door de omstandigheden wordt geboden, omdat beslissen hangende dat hoger beroep niet onmogelijk is, maar dat een beslistermijn van twee weken in dit geval niet realistisch is, nu de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zal worden gevolgd. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken is echter een kortere termijn dan de 16 weken die door verweerder wordt verzocht, wel mogelijk. De rechtbank acht een termijn van 12 weken in dit geval redelijk. Verweerder moet daarom het besluit nemen binnen 12 weken na het verzenden van de uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee verweerder de bij deze uitspraak bepaalde nadere beslistermijn nog overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 10 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 11 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2024 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen.