ECLI:NL:RBNHO:2024:9688

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
11243452 VV EXPL 24-139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschap HUMAKO HOLDING B.V. [eiser] vorderde betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld, met nevenvorderingen. De procedure begon met een dagvaarding op 7 augustus 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 augustus 2024. HUMAKO is niet verschenen, waardoor de kantonrechter verstek verleende. De vordering van [eiser] werd grotendeels toegewezen, omdat deze spoedeisend was en niet onrechtmatig of ongegrond leek. De kantonrechter oordeelde dat HUMAKO de proceskosten moest vergoeden, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De vordering omvatte onder andere een bedrag van € 11.309,68 bruto, verminderd met eerder betaalde bedragen, en een maandelijks salaris van € 2.298,30 bruto, verhoogd met de CAO-loonsverhoging. De kantonrechter heeft ook bepaald dat HUMAKO een schriftelijke specificatie van de betalingen moet verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11243452 \ VV EXPL 24-139 (HB)
Verstekvonnis in kort geding van 12 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. C.M.J. Moerkens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUMAKO HOLDING B.V.,
te Rijsenhout,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Humako
niet verschenen.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert [eiser] achterstallig salaris en vakantiegeld met nevenvorderingen. De vordering wordt bij verstek (grotendeels) toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2024
- de producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 1 april 2019 bij Humako in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst geldt inmiddels voor onbepaalde tijd. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week.
2.2.
De functie van [eiser] is medewerker Productie Glastuinbouw.
2.3.
De CAO Glastuinbouw (hierna: de CAO) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
2.4.
Het salaris van [eiser] bedroeg tot en met juni 2024 € 2.298,30 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag (8,33%) en andere emolumenten. Per 1 juli 2024 is het salaris verhoogd met 1,7% op grond van de CAO.
2.5.
Bij brief van haar (toenmalige) gemachtigde van 22 mei 2024 heeft Humako aan [eiser] een ‘laatste officiële waarschuwing’ gegeven wegens haar gedrag en heeft zij meegedeeld dat zij heeft besloten afscheid van [eiser] te nemen, hetzij via een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter, hetzij met wederzijds goedvinden. Daartoe heeft Humako in die brief een beëindigingsvoorstel aan [eiser] gedaan
.[eiser] heeft dat voorstel niet geaccepteerd.
2.6.
Op 27 mei 2024 heeft [eiser] voor het laatst gewerkt. Humako heeft haar toen na 2 uren weggestuurd.
2.7.
Bij e-mail van haar gemachtigde van 30 mei 2024 heeft [eiser] aan Humako meegedeeld dat zij de kritiek van Humako op haar houding en functioneren niet onderschrijft en heeft zij zich beschikbaar gesteld om haar arbeid te hervatten.
2.8.
Bij e-mails van haar gemachtigde van 8 en 19 juli 2024 heeft [eiser] Humako gesommeerd haar het salaris over mei en juni 2024, het te weinig ontvangen salaris over januari 2024 en het vakantiegeld (tot en met april 2024) te betalen, te vermeerderen met het toekomstige salaris en met de wettelijke rente, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten.
2.9.
Humako heeft (voor zover bekend) nog geen verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [eiser] ingediend.

3.De vordering

3.1.
Bij de dagvaarding heeft [eiser] gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Humako veroordeelt:
I (a). om aan [eiser]
‘bij wijze van voorschot’te betalen € 11.309,68 bruto (loon van januari 2024 en vanaf mei 2024) inclusief de vakantietoeslag en
‘terzake van het hiervoor omschreven loon/ziekengeld verminderd met de nettobetaling van € 409,78 netto (jan ’24)’;
I (b). om aan [eiser] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
II. om aan [eiser]
‘bij wijze van voorschot’te betalen € 2.298,30 bruto per maand verhoogd met de CAO-loonsverhoging vermeerderd met de vakantietoeslag vanaf juli 2024, zijnde het loon/ziekengeld zolang [eiser] in dienst is, op de in het verleden gebruikelijke tijdstippen tot aan het moment dat de arbeidsverhouding op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
III. de vordering onder I en II te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. de vordering onder I, II en III te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigd zijn tot aan de dag der algehele voldoening;
V. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig het tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
VI. tot betaling van het salaris en kosten gemachtigde;
VII. in de kosten van het geding;
VIII. in de nakosten
.
3.2.
[eiser] heeft aan die vordering ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat Humako haar salaris van mei 2024 tot en met juli 2024 en de vakantietoeslag ten onrechte niet heeft betaald. Bovendien is er in januari 2024 € 409,78 netto te weinig aan loon betaald. [eiser] heeft naar zij stelt een spoedeisend belang bij de vordering omdat deze haar inkomen betreft en zij het financieel niet breed heeft.
3.3.
Ter zitting heeft [eiser] haar vordering verduidelijkt en verminderd, in die zin dat het gevorderde bedrag van € 11.309,68 bruto ziet op het loon over de maanden januari 2024, mei 2024, juni 2024 en juli 2024 en het vakantiegeld over mei 2023 tot en met april 2024, waarop in mindering moeten strekken de bruto equivalenten van een in januari 2024 betaald bedrag van € 1.685,- netto en een in juli 2024 betaald bedrag van € 2.087,13 netto. Verder heeft Poleski toegelicht dat onder II niet ‘vanaf juli 2024’ maar ‘vanaf augustus 2024’ moet worden gelezen en dat met de woorden ‘bij wijze van voorschot’ onder I en II is bedoeld ‘bij wijze van voorlopige voorziening’. Poleski heeft bedoeld de gebruikelijke proceskosten en nakosten te vorderen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Humako bij de dagvaarding behoorlijk is opgeroepen. Omdat Humako desondanks niet is verschenen, heeft de kantonrechter verstek tegen haar verleend.
4.2.
De kantonrechter zal de vordering toewijzen zoals hierna vermeld, omdat deze naar haar aard spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met inachtneming van het navolgende.
4.3.
De onder II gevorderde vakantietoeslag is niet toewijsbaar, omdat deze nog niet opeisbaar is.
4.4.
De gevorderde dwangsom zal slechts worden toegewezen vanaf vier weken na betekening van het vonnis.
4.5.
Humako is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
(inclusief btw)
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.061,97

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Humako om aan [eiser] te betalen:
I. een bedrag van € 11.309,68 bruto, verminderd met de bruto equivalenten van de in januari 2024 en juli 2024 betaalde bedragen van respectievelijk € 1.685,- netto en € 2.087,13 netto;
II. het salaris van € 2.298,30 bruto per maand, te vermeerderen met (per 1 juli 2024 geldende) verhoging van 1,7% op grond van de CAO, vanaf augustus 2024, op de gebruikelijke betaaldagen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
III. de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW over de onder I en II toegewezen bedragen voorzover deze bedragen te laat zijn/worden betaald;
IV. de wettelijke rente over de onder I, II en III toegewezen bedragen vanaf de data van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
V. de buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt Humako om aan [eiser] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken van de hiervoor onder 5.1. I toegewezen bedrag, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Humako vanaf vier weken na betekening van het vonnis niet aan die veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt Humako in de proceskosten van € 1.061,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Humako niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024.
De griffier, De kantonrechter,