In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking en terugvordering van zijn uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) beoordeeld. Eiser, die als ongewenst vreemdeling was verklaard, had zijn uitkering van de Tozo-1 ingetrokken gekregen en de aanvragen voor Tozo-2 en Tozo-3 waren afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de ongewenstverklaring van eiser in de weg staat aan het recht op uitkering in de periode vóór 15 september 2020, toen deze verklaring werd opgeheven. De rechtbank stelt vast dat verweerder het recht had om aanvullende bewijsstukken op te vragen ter controle van de aanvraag, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij financieel geraakt was door de coronamaatregelen. De rechtbank concludeert dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is, omdat er geen duidelijke belangenafweging is gemaakt door verweerder. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van acht weken. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.