Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Artikel 5 Arbeidstijden
“Artikel 6 OverwerkGEEN.”
3.De vordering en het verweer
€ 417,76 aan onterecht ingehouden loon, € 2.622 aan vakantiegeld (juni-november 2022), en € 36.334,36 aan achterstallig loon voor overuren, allemaal vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast vraagt [eiser] om betaling van het individueel budget, de buitengerechtelijke incassokosten, en toezending van de overwerklijsten en werkbriefjes van de afgelopen vijf jaar, op straffe van een dwangsom.
4.De beoordeling
geenoverwerk zou worden verricht, compensatie voor gewerkte overuren geacht werden te zijn inbegrepen in het overeengekomen maandloon.
€ 4.750 slechts € 4.275 uitbetaald. Daarnaast heeft in periode 12 de eindafrekening plaatsgevonden. Bij de eindafrekening zijn door [gedaagde] 40,59 ATV-uren uitbetaald. Dat dit 2,37 uur minder is dan op de verlofkaart 2022 staat, komt volgens [gedaagde] doordat [eiser] in 2022 geen volledig jaar in dienst is geweest en de ATV-uren naar rato zijn berekend. [eiser] heeft het voorgaande niet betwist, zodat de kantonrechter de stellingen van [gedaagde] als juist aanneemt. Gezien het voorgaande acht de kantonrechter het onvoldoende waarschijnlijk dat de vorderingen tot uitbetaling van € 526,- en de ATV-uren in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen.