ECLI:NL:RBNHO:2024:9588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 5729
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming op Woo-verzoek en dwangsom bij niet tijdig beslissen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, enkelvoudige kamer, op 19 september 2024, wordt het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door mr. L.M. van Schuylenburch, hebben een Woo-verzoek ingediend bij de Minister van Financiën, vertegenwoordigd door mr. T. Reijnaert, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft eerder op 13 maart 2023 bepaald dat de beslistermijn was overschreden en heeft de minister opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, tot een maximum van € 15.000,-.

Eisers hebben op 28 augustus 2023 opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank constateert dat, hoewel er twee deelbesluiten zijn genomen, er nog steeds niet volledig is beslist op het Woo-verzoek. De rechtbank geeft de minister opnieuw een termijn van twee weken om volledig te beslissen op het verzoek. De rechtbank wijst het verzoek van eisers om een hogere dwangsom af, omdat er geen bewijs is dat de minister weigerachtig is om te beslissen. De rechtbank benadrukt dat de minister weliswaar traag heeft gehandeld, maar dat er geen reden is om aan te nemen dat er opzettelijk vertraging is opgetreden.

De rechtbank concludeert dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, die zijn vastgesteld op € 875,-, en het griffierecht van € 365,- terugbetalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2024 in de zaak tussen

[naam stichting] en [eiser] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.M. van Schuylenburch),
en

de Minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Reijnaert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank een tweede beroep wegens het niet tijdig beslissen op een verzoek om openbaarmaking van overheidsinformatie.
1.1.
Eisers hebben op 17 juni 2022 een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend bij verweerder. Het Woo-verzoek ziet op de noodregeling ex artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) die door [financiële instelling] op 11 oktober 2009 werd verzocht bij de rechtbank Amsterdam. Eisers hebben verzocht om informatie over de gang van zaken ten aanzien van de noodregeling en ten aanzien van de latere evaluatie daarvan.
1.2.
Op 9 december 2022 hebben eisers beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek. In de uitspraak van 13 maart 2023 [1] heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit bekend moet maken. Daarbij heeft de rechtbank aan verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag waarmee verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
1.3.
Bij brief van 28 augustus 2023, ontvangen 30 augustus 2023, hebben eisers (opnieuw) beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek binnen de door de rechtbank nader gestelde termijn.
1.4.
Op 19 maart 2024 en 27 juli 2024 heeft verweerder deelbesluiten genomen. Hierbij zijn in totaal 147 (83 en 64) documenten aan eisers verstrekt. Aangekondigd is dat een derde deelbesluit eind september 2024 genomen zal worden.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van eisers. Verweerder is niet ter zitting verschenen.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het beroep
2. De rechtbank heeft de nadere beslistermijn op het Woo-verzoek in de uitspraak van 13 maart 2023 bepaald op twee weken na de dag van verzending van de uitspraak. De uitspraak is verzonden op 13 maart 2023 en dus was de laatste dag waarop verweerder (volledig) moest beslissen 27 maart 2023. Hoewel er twee deelbesluiten zijn genomen is tot op de dag van vandaag nog niet volledig beslist op het Woo-verzoek. De beslistermijn is dus niet gehaald. Het beroep is daarom gegrond.
Beslistermijn
3. De vraagt rijst vervolgens binnen welke termijn verweerder alsnog zal moeten beslissen. Op grond van artikel 8:55d van de Awb is de standaard termijn twee weken. De rechter kan echter ook een andere termijn bepalen. Dit volgt uit artikel 8.4 van de Woo.
4. Eisers hebben gevraagd om een termijn van twee weken. Verweerder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verweerder heeft in het verweerschrift wel aangegeven dat het derde – en laatste – deelbesluit eind september 2024 verwacht kan worden.
5. De rechtbank zal verweerder twee weken geven om volledig te beslissen op het Woo-verzoek. Hiermee komt de rechtbank zowel tegemoet aan het verzoek van eisers als aan de geschatte termijn van verweerder.
Dwangsom
6. Eisers hebben de rechtbank ook gevraagd om een dwangsom aan deze uitspraak te verbinden van € 500,- per dag met een maximum van € 75.000,-. Aanleiding daartoe is dat verweerder volgens eisers zich schuldig maakt aan pappen en nathouden en – zo begrijpt de rechtbank – bewust de openbaarmaking vertraagt. Steeds krijgen eisers te horen dat de gevraagde documenten – op korte termijn – openbaar zullen worden gemaakt en iedere keer moeten eisers contact met verweerder opnemen om te vragen naar de stand van zaken. Eisers hebben ter onderbouwing van dit standpunt de correspondentie overgelegd tussen partijen.
7. Uitgangspunt in deze zaken is een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken. Dat het hier om een tweede beroep tegen het uitblijven van een besluit gaat, is in dit geval geen reden voor afwijking. Daarbij blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder weigerachtig is om te beslissen op het Woo-verzoek. Er zijn namelijk inmiddels twee deelbesluiten genomen. Ook volgt de rechtbank eisers niet in hun stelling dat verweerder bewust de openbaarmaking vertraagt. Uit de correspondentie blijkt dat het tijd kost om de benodigde stappen te nemen die de openbaarmaking van deze stukken, die een potentieel publicitair of politiek gevoelige inhoud bevatten, met zich brengt. Zo moesten de stukken eerst beoordeeld worden door de landsadvocaat en moesten de bewindspersonen geïnformeerd worden voor openbaarmaking. Ook heeft verweerder uiteengezet waarom de openbaarmaking zo lang op zich laat wachten. Verweerder schrijft in een e-mailbericht van 12 januari 2024 dat het
ten eerste dermate oude stukken betreffen dat bij het ministerie niemand meer werkzaam is met inhoudelijke kennis van dit dossier. Dit heeft als gevolg dat de beoordeling van de stukken, die doorgaans intern wordt uitgevoerd, mede door een advocaat uitgevoerd moest worden. De leeftijd van de stukken heeft er ook toe geleid dat onduidelijkheid bestond over rubriceren van een deel van de stukken. Naast het voorgaande, betreft dit een uiterst gevoelig dossier, wat tot grote zorgvuldigheid noopt. Ten slotte heeft het ministerie op dit moment een zeer groot aantal Woo-verzoeken in behandeling, wat de snelle afhandeling niet ten goede komt. Hiermee wil ik aangeven dat van pappen en nathouden geen sprake is.
Wat verweerder wel kan worden verweten is dat hij eisers niet zelf op de hoogte stelt van de voortgang van het proces. Eisers hebben daar steeds zelf om moeten vragen. Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank toch niet toe dat verweerder niet voortvarend te werk gaat en dat een extra financiële prikkel nodig is om verweerder ertoe te bewegen de besluitvorming af te ronden. Daarbij benadrukt de rechtbank nogmaals dat op verreweg de grootste deel van het Woo-verzoek al is beslist. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Verweerder moet binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit bekendmaken waarmee geheel op het Woo-verzoek van eisers is beslist.
9. Verweerder verbeurt een dwangsom van € 100,- voor elke dag waarmee hij deze beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en op de zitting aanwezig is geweest. Hierbij houdt de rechtbank er rekening mee dat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Hierom wordt de zaak aangemerkt als licht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken waarmee geheel op het Woo-verzoek van eisers is beslist;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 875,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.HAA 22/6020.