ECLI:NL:RBNHO:2024:9558

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
C/15/348840 / HA ZA 24-66
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van gebruikers- en eigenaarslasten in echtscheidingskwestie tussen ex-partners

In deze zaak tussen ex-partners, die hun huwelijk hebben ontbonden, staat de verrekening van gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning centraal. De man vordert dat de vrouw deze lasten vergoedt, die hij heeft betaald sinds zijn vertrek uit de woning op 26 oktober 2020. De rechtbank oordeelt dat de vrouw op grond van het echtscheidingsconvenant gehouden is deze lasten te voldoen. De man heeft in totaal € 24.315,09 aan gebruikers- en eigenaarslasten betaald, die hij mag verrekenen met een schuld van € 70.000 aan de vrouw. De rechtbank wijst de vordering van de man toe, maar compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in echtscheidingsconvenanten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/348840 / HA ZA 24-66
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.J. Sarfaty te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.A. Le Belle te Alkmaar.
De zaak in het kort
Partijen zijn ex-partners. Bij hun echtscheiding hebben zij afspraken gemaakt en die vastgelegd in een convenant. De man vordert in deze zaak de verrekening van een bedrag van € 83.299,86 aan gebruikers- en eigenaarslasten met het bedrag dat hij nog aan de vrouw dient te betalen (€ 70.000,-). Hij stelt dat de vrouw deze gebruikers- en eigenaarslasten op grond van het echtscheidingsconvenant aan hem dient te vergoeden, vanaf de datum dat hij de echtelijke woning heeft verlaten. De vrouw verweert zich daartegen. De rechtbank oordeelt dat de hypotheeklasten, de kosten van een dakreparatie en de kosten van de restauratie van het sierhek voor rekening van de man blijven. De overige kosten komen, na een herberekening van de bedragen door de rechtbank, voor rekening van de vrouw. De rechtbank oordeelt daarnaast dat de man het bedrag dat hij nog aan de vrouw dient te betalen (€ 70.000), (deels) mag verrekenen met het bedrag (€ 24.349,93) dat de vrouw op grond van dit vonnis aan de man dient te betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 januari 2024, met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met productie 7;
- het tussenvonnis van 15 mei 2024;
- de brief van 22 mei 2024 van mr. Le Belle namens de vrouw, waarin de vordering in reconventie wordt ingetrokken;
- de akte met aanvullende producties 7-10 van de vrouw;
- de akte met aanvullende producties 8 en 9 van de man;
- de mondelinge behandeling van 16 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mrs. Sarfaty en Le Belle hebben hierbij spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn voormalig echtgenoten. Hun huwelijk is bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 31 juli 2023 door echtscheiding ontbonden.
2.2.
Bij WhatsApp-bericht van 22 oktober 2020 heeft de man het volgende aan de vrouw geschreven:

Je zei dat ik tot 15 nov kon blijven. Je kan me er nu niet zo uitgooien.
2.3.
Bij WhatsApp-bericht van 26 oktober 2020 heeft de man het volgende aan de vrouw geschreven:

Hi! Ik zal een seintje geven als ik weg ben….
2.4.
Bij WhatsApp-bericht van 27 oktober 2020 heeft de man het volgende aan de vrouw geschreven:

Dit was de afschuwelijkste nacht uit mn leven. Ik vind het zo erg allemaal. Ik mis jou en ons van vroeger zo..
2.5.
Bij e-mail van 24 september 2021 heeft de man aan [naam 1] onder andere het volgende geschreven :

Wil jij maandag de helft van deze factuur (toevoeging rechtbank: betreffende een dakreparatie aan de woning op [adres] ) overmaken aan [gedaagde] (toevoeging rechtbank: de vrouw) prive?
2.6.
Op 10 juli 2023 zijn partijen afspraken in een echtscheidingsconvenant overeengekomen. Dit echtscheidingsconvenant maakt deel uit van de beschikking van 31 juli 2023 van de rechtbank. In de echtscheidingsconvenant is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

Artikel 3. DE ECHTELIJKE WONING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE RECHTEN EN LASTEN
Eigen woning toegedeeld
3.1
Partijen behoort in eenvoudige mede-eigendom toe de onroerende zaak staande en gelegen aan het [adres] te [woonplaats 2] (…).
3.2
De in art. 3.1 genoemde onroerende zaak wordt om niet toegedeeld aan de vrouw. Dit leidt tot een overbedeling van de vrouw. Partijen hebben die betrokken bij de berekening van de overbedeling die per saldo resteert op grond van de in dit convenant overeengekomen verdeling en verrekening. (…)
3.3
Op de in art. 3.1 genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van een hypothecaire geldlening (…). (…) Vanaf de datum waarop de hierna te noemen akte van verdeling wordt verleden neemt de vrouw op zich om bij uitsluiting van de man alle uit deze hypothecaire geldlening voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld te voldoen.
(…)
3.7
De gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning komen vanaf de datum waarop de man de woning verlaten heeft voor rekening van de vrouw.
Artikel 4. AFWIKKELING HUWELIJKSVOORWAARDEN EN DE VERDELING VAN ENKELE EENVOUDIGE GEMEENSCHAPPEN
(…) 4.7Overbedeling
Met de in art. 3.2 en 4.6 overeengekomen afwikkeling is de man ten opzichte van de vrouw overbedeeld. Partijen stellen dit bedrag (tussen partijen ook genoemd: “de lumpsum”) vast op € 750.000. Partijen doen zulks ter beëindiging en/of voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen rechtens tussen partijen zal gelden. Deze bepaling is een vaststellingsovereenkomst in de zin van de wet (art. 7:900 BW).
4.8
Zekerheden
(…) Partijen komen dienaangaande, alsmede ten aanzien van de nakoming van de verplichting van de vrouw om de man te laten ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid en de verplichting van de man de vrouw een bedrag ad € 750.000 te betalen, het volgende overeen:
(…)
  • de man is gehouden voormeld bedrag ad € 750.000 uiterlijk op 31 december 2023 aan de vrouw betaald te hebben. (…);
  • de man betaalt de vrouw gelijktijdig bij ondertekening van het convenant een bedrag ad € 100.000;
(…)
4.1
Kosten huishouding
Voor zover een van partijen uit hoofde van de door hem/haar te veel betaalde bijgedragen (de rechtbank leest: bijdragen) in de kosten van de huishouding al een rechtens afdwingbare vergoedingsaanspraak op de ander mocht hebben (…) stellen zij vast dat zij terzake van de kosten van de huishouding hebben afgerekend en dat zij te dien aanzien niets meer van elkaar te vorderen hebben. Dit is een vaststellingsovereenkomst.
(…)
Artikel 8. KWIJTING EN VRIJWARING
(…) 8.4 (…) Partijen verklaren over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben, uit welke hoofde dan ook, en verlenen elkaar reeds nu voor alsdan over en weer algehele en finale kwijting.
2.7.
Bij de akte van verdeling van 15 december 2023 is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
K. OVERNAME SCHULD/BETALING
Het door verkrijger (toevoeging rechtbank: de man) aan vervreemder (toevoeging rechtbank: de vrouw) verschuldigde bedrag is als volgt voldaan:
- een gedeelte ad dertigduizend euro (€ 30.000,00) is reeds rechtstreeks door verkrijger aan vervreemder voldaan;
- voor een gedeelte ad vijfhonderdvijftigduizend euro (€ 550.000,00) door storting op de kwaliteitsrekening (rekening derdengelden) van Stouthart & Hilber Notarissen (…);
- voor een gedeelte ad zeventigduizend euro (€ 70.000,00) zijn deelgenoten overeengekomen dat verkrijger dit bedrag zal voldoen door omzetting in een geldlening. (…)
Partijen komen als volgt overeen:
(…) 3. De hoofdsom moet worden afgelost voor eenendertig december tweeduizend drieëntwintig (31-12-2023).
2.8.
Bij brief van 29 december 2023 heeft mr. E.E. Sprenkeling namens de man - voor zover van belang - het volgende aan de vrouw meegedeeld:

In het echtscheidingsconvenant is onder 3.7 opgenomen dat de gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning aan het [adres] vanaf datum vertrek man voor rekening zijn van de vrouw. (…) De datum is vastgesteld op 24 oktober 2019 en bekrachtigd in de akte van verdeling van de echtelijke woning op 23 oktober 2023. Zojuist ontving ik van [eiser] (toevoeging rechtbank: de man) bijgaande overzichten waaruit blijkt dat de door hem afgedragen gebruikers- en eigenaarslasten sinds zijn vertrek € 83.299,86 bedragen. Wellicht ten overvloede; gebruikers- en eigenaarslasten betreffen niet bijdragen in de kosten van de huishouding ex art 4.10 van het convenant.
In de tweede akte betreffende de verdeling van de [naam 3] gepasseerd op 15 december 2023, staat onder K, dat er nog een ongesecureerde schuld resteert van € 70.000 te voldoen voor 31 december 2023, welke vordering [eiser] zal verrekenen met de door hem voldane gebruikers- en eigenaarslasten ad € 83.299,86 met het verzoek het resterende verschil van € 13.299,86 voor 31 december 2023 over te maken (…).
2.9.
Bij e-mail van 10 januari 2024 heeft mr. Le Belle daar namens de vrouw als volgt op gereageerd:

De heer [eiser] is in verzuim, hij had op 31 december 2023 een bedrag van € 70.000,00 moeten betalen. Een beroep op verrekening is niet aan de orde, daargelaten dat partijen in het echtscheidingsconvenant / vaststellingsovereenkomst finale kwijting zijn overeengekomen (…). Inmiddels heb ik opdracht gekregen om de deurwaarder te verzoeken de executie ter hand te nemen. Binnenkort zal dus een exploot worden uitgereikt. Dit kan nog worden voorkomen als binnen 48 uur het verschuldigde wordt betaald. Deze mail geldt als sommatie daartoe.
2.10.
Op 22 januari 2024 heeft de vrouw de grosse van de akte van verdeling van 15 december 2023 aan de man laten betekenen en de man gesommeerd om binnen twee dagen € 70.000,- aan de vrouw te betalen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de vrouw ingevolge artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant gehouden is de gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning ( [adres] te [woonplaats 2] ) te voldoen, zulks vanaf de datum waarop de man deze woning heeft verlaten (24 oktober 2019) en aldus gehouden is deze gebruikers- en eigenaarslasten, voor zover deze in de periode 24 oktober 2019 tot en met 31 december 2023 (datum voorgestelde verrekening) door de man zijn voldaan, aan de man te vergoeden;
II. voor recht verklaart dat de man aan gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning ( [adres] te [woonplaats 2] ), gedurende de periode 24 oktober 2019 tot en met 31 december 2023 (datum voorgestelde verrekening), heeft betaald een bedrag ad € 83.299,86 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. de man toestaat het onder II. bedoelde bedrag te verrekenen met het bedrag ad € 70.000, zijnde de aflossing van de geldlening;
IV. de vrouw veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan de man te betalen, het bedrag dat na verrekening als genoemd onder III. over blijft van het onder II. bedoelde bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. de vrouw veroordeelt in de (na)kosten van deze procedure, met bepaling dat als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw heeft haar vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie ingetrokken, zodat alleen de vorderingen in conventie besproken zullen worden.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de betalingsverplichting van € 70.000,- van de man aan de vrouw uit hoofde van het echtscheidingsconvenant en de akte van verdeling van 15 december 2023 (zie hierboven onder 2.7) niet in geschil is. De man moest dit bedrag betalen vóór 31 december 2023. Die betaling heeft nog niet plaatsgevonden.
4.3.
In de kern gaat deze zaak over de vraag of de man het bedrag van € 83.299,86 (op grond van artikel 3.7 echtscheidingsconvenant) mag verrekenen met zijn (hiervoor genoemde) betalingsverplichting van € 70.000,-. De man stelt dat hij gerechtigd is tot verrekening omdat hij de gebruikers- en eigenaarslasten is blijven betalen sinds het moment dat hij de echtelijke woning heeft verlaten tot en met 31 december 2023. Dit terwijl de vrouw deze lasten op grond van artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant diende te betalen. Hierna zullen de verschillende door de man opgevoerde kostenposten en de daartegen gerichte verweren van de vrouw besproken worden.
Gebruikers- en eigenaarslasten of huishoudelijke kosten
4.4.
Het primaire verweer van de vrouw tegen de vordering van de man komt erop neer dat aan artikel 3.7 echtscheidingsconvenant geen (zelfstandige) betekenis toekomt. Volgens de vrouw worden de door de man opgevoerde kosten namelijk door artikel 4.10 echtscheidingsconvenant bestreken. Dit artikel houdt in de finale kwijting ten aanzien van door beide partijen gemaakte kosten van de huishouding.
4.5.
De rechtbank volgt het verweer van de vrouw niet. In de redenering van de vrouw zou artikel 3.7 een volstrekt overbodige bepaling zijn. Deze bepaling is echter wel opgenomen in het door beide partijen ondertekende echtscheidingsconvenant. Ter zitting heeft mr. Le Belle opgemerkt dat artikel 3.7 mogelijk per ongeluk in het echtscheidingsconvenant is blijven staan. De rechtbank gaat daaraan voorbij nu tussen partijen niet ter discussie staat dat er tussen hen (en hun adviseurs) zeer uitvoerig is onderhandeld over de inhoud van het convenant. Dat maakt een slordigheid als waarop mr. Le Belle doelt weinig aannemelijk. Daar komt bij dat het in het algemeen niet ongebruikelijk is om een onderscheid te maken tussen enerzijds eigenaars- en gebruikerslasten (die rechtstreeks betrekking hebben op de woning) en kosten van de huishouding anderzijds. De man kan zich dan ook op artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant beroepen ten aanzien van de eigenaars- en gebruikerslasten die hij heeft voldaan vanaf het moment dat hij feitelijk uit de echtelijke woning is vertrokken.
4.6.
Vervolgens is van belang om vast te stellen op welk moment de man feitelijk uit de echtelijke woning is vertrokken, omdat de gebruikers- en eigenaarslasten vanaf dat moment voor rekening van de vrouw zijn. De man stelt dat dit op 24 oktober 2019 is geweest, het standpunt van de vrouw is dat de man pas op 26 oktober 2020 definitief is vertrokken.
De rechtbank gaat op basis van de WhatsApp-berichten die de man naar de vrouw heeft gestuurd op 22, 26 en 27 oktober 2020 (zie onder 2.2, 2.3 en 2.4) uit van 26 oktober 2020. De man heeft immers op 22 oktober 2020 geschreven: “
Je kan me er nu niet zo uitgooien”. Dit duidt erop dat de man op dat moment nog in de echtelijke woning verbleef. Daarbij heeft de man ter zitting toegegeven dat hij in het kader van een mogelijke verzoening tussen partijen na 24 oktober 2019 nog diverse keren kortere of langere tijd in de echtelijke woning heeft verbleven. De rechtbank is van oordeel dat artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant zo moet worden gelezen dat “de woning verlaten” betekent
definitiefde woning verlaten. Gelet op het voorgaande, was dat moment pas aangebroken op 26 oktober 2020. Terzijde merkt de rechtbank op dat de man zich wat betreft de datum van zijn vertrek uit de echtelijke woning nog heeft beroepen op een notariële akte (namelijk die betreffende de verdeling van de echtelijke woning) die niet is overgelegd, zodat daar geen waarde aan kan worden toegekend.
Hypotheekaflossingen
4.7.
De man stelt dat hij sinds zijn vertrek uit de echtelijke woning € 30.000,- aan hypotheekaflossingen heeft betaald. De vrouw ontkent dat. Voor zover de rechtbank er vanuit gaat dat de man deze hypotheekaflossingen wel heeft gedaan, voert de vrouw aan dat deze aflossingen al zijn verdisconteerd in de afrekening in het echtscheidingsconvenant tussen partijen.
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 3.3 van het echtscheidingsconvenant is bepaald dat vanaf de datum waarop de akte van verdeling wordt verleden (23 oktober 2023), de vrouw bij uitsluiting van de man op zich neemt om alle uit de hypothecaire geldlening voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld te voldoen. Alle hypothecaire lasten die voor die datum zijn betaald, blijven daarmee voor rekening van degene die ze toen betaald heeft. Uit artikel 3.3 volgt namelijk niet dat hypotheekaflossingen die de man heeft gedaan voor 23 oktober 2023, verrekend zouden worden met de vrouw. Derhalve kan in het midden blijven welke bedragen de man of de vrouw voor 23 oktober 2023 aan aflossingen hebben betaald.
4.9.
De conclusie is dan ook dat het door de man gevorderde bedrag aan hypotheekaflossingen, niet toewijsbaar is.
Sierhekrestauratie en dakreparatie
4.10.
Ten aanzien van de restauratie van het sierhek van de echtelijke woning heeft de man gesteld dat hij € 5.445,- heeft moeten betalen. Hij vordert in deze procedure dat de vrouw dit bedrag geheel voor haar rekening dient te nemen, omdat het hier gebruikers- en eigenaarslasten van bij de echtelijke woning betreft. Ook vordert hij de helft van de kosten van de dakreparatie aan de echtelijke woning van € 2.740,05 terug van de vrouw.
De vrouw verweert zich daartegen door aan te voeren dat de man het sierhek uit eigen beweging heeft laten restaureren en de rekening heeft betaald. Daarnaast stelt de vrouw zich ten aanzien van de dakreparatie op het standpunt dat de man de helft van die factuur ook uit eigen beweging heeft betaald.
4.11.
De rechtbank oordeelt wat betreft het sierhek dat de man de opdrachtgever is geweest van de restauratie daarvan. Deze restauratie lijkt bovendien tegen de zin van de vrouw in te zijn uitgevoerd. De man heeft in verband met deze restauratie de volledige factuur betaald zonder de vrouw op dat moment te vragen of zij daar geheel of gedeeltelijk aan wilde bijdragen. De reparatie van het dak is daarentegen in eerste instantie volledig betaald door de vrouw. De man heeft echter op verzoek van de vrouw zonder protest alsnog de helft van die factuur betaald.
Onder deze omstandigheden verzetten de redelijkheid en billijkheid zich er tegen dat de man nu, jaren later, terugkomt op zijn beslissingen om deze facturen (deels) te betalen en in deze procedure terugbetaling verlangt van dat wat hij destijds betaald heeft. De kosten voor het sierhek en het dak zijn daarom niet toewijsbaar.
Kosten PWN
4.12.
Wat betreft de door de man gevorderde kosten voor PWN van € 1.906,41, volgt de rechtbank het standpunt van de vrouw. Zij heeft aangevoerd dat slechts een gedeelte van dit bedrag ziet op de echtelijke woning (€ 1.742,55), terwijl de rest ziet op andere adressen. Bovendien wijst de vrouw op de betalingen in de periode 2018 tot en met oktober 2020, waarin de man de echtelijke woning nog niet definitief had verlaten. Deze dienen volgens haar ook in mindering te worden gebracht op het door de man gevorderde bedrag.
4.13.
De rechtbank komt op basis van dit voorgaande standpunt tot de volgende berekening. Nadat € 163,86 (PWN-lasten voor een ander adres) in mindering is gebracht op het gevorderde bedrag van € 1.906,41, blijft er nog € 1.742,55 over. Vervolgens dienen de bedragen die zijn betaald vanaf 18 december 2018 tot en met 17 september 2020 (€ 1.129,64) op dit bedrag in mindering te worden gebracht, omdat de man de echtelijke woning per 26 oktober 2020 definitief heeft verlaten en de vrouw vanaf dat moment de gebruikers- en eigenaarslasten van de woning diende te betalen. Op basis van het voorgaande heeft de man dan ook recht op betaling van de vrouw van € 612,91 aan PWN lasten (€ 1.742,55 minus € 1.129,64).
Overige posten
4.14.
Dan komt de rechtbank toe aan de door de man vanaf oktober 2019 gevorderde kosten van Vattenfall, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), de WOZ-belasting, de glazenwasser, de opstalverzekering bij NH1816 en de inboedelverzekering bij ANSVAR. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen deze kosten anders dan dat de man de echtelijke woning pas eind oktober 2020 heeft verlaten. Gelet op de onder 4.6 van dit vonnis vastgestelde datum van vertrek van de man uit de echtelijke woning (26 oktober 2020), wijst de rechtbank de door de man gevorderde kosten toe vanaf november 2020. De man heeft recht op de volgende bedragen:
- Vattenfall
4.711,87
- HHNK
2.906,72
- WOZ-belasting
7.585,93
- Glazenwasser
3.677,80
- NH1816
1.841,69
- ANSVAR
2.978,17
Totaal
23.702,18
Verrekening
4.15.
Op basis van het voorgaande dient de vrouw een bedrag van € 24.315,09 (€ 612,91 plus € 23.702,18) aan gebruikers- en eigenaarslasten te betalen aan de man. Dat gedeelte van de vordering van de man is dan ook vatbaar voor verrekening met de vordering die de vrouw nog op de man heeft van € 70.000,-. De man dient na deze verrekening dus nog € 45.684,91 aan de vrouw te betalen conform het echtscheidingsconvenant en de akte van verdeling. Gelet op het ontbreken van een daartoe strekkende vordering, kan de rechtbank in dit vonnis geen veroordeling uitspreken tot betaling van € 45.684,91 door de man aan de vrouw.
Proceskosten
4.16.
Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de vrouw ingevolge artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant gehouden is de gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning ( [adres] te [woonplaats 2] ) te voldoen, vanaf de datum waarop de man deze woning heeft verlaten (26 oktober 2020) en de vrouw aldus gehouden is deze gebruikers- en eigenaarslasten, voor zover deze in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 31 december 2023 door de man zijn voldaan, aan de man te vergoeden,
5.2.
verklaart voor recht dat de man aan gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning ( [adres] te [woonplaats 2] ), gedurende de periode 26 oktober 2020 tot en met 31 december 2023, heeft betaald een bedrag van € 24.315,09,
5.3.
staat toe dat de man het onder 5.2 bedoelde bedrag deels verrekent met het bedrag ad € 70.000, zijnde de aflossing van de geldlening,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.