Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
2.De feiten
Je zei dat ik tot 15 nov kon blijven. Je kan me er nu niet zo uitgooien.”
Hi! Ik zal een seintje geven als ik weg ben….”
Dit was de afschuwelijkste nacht uit mn leven. Ik vind het zo erg allemaal. Ik mis jou en ons van vroeger zo..”
Wil jij maandag de helft van deze factuur (toevoeging rechtbank: betreffende een dakreparatie aan de woning op [adres] ) overmaken aan [gedaagde] (toevoeging rechtbank: de vrouw) prive?”
Artikel 3. DE ECHTELIJKE WONING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE RECHTEN EN LASTEN
- de man is gehouden voormeld bedrag ad € 750.000 uiterlijk op 31 december 2023 aan de vrouw betaald te hebben. (…);
- de man betaalt de vrouw gelijktijdig bij ondertekening van het convenant een bedrag ad € 100.000;
In het echtscheidingsconvenant is onder 3.7 opgenomen dat de gebruikers- en eigenaarslasten van de echtelijke woning aan het [adres] vanaf datum vertrek man voor rekening zijn van de vrouw. (…) De datum is vastgesteld op 24 oktober 2019 en bekrachtigd in de akte van verdeling van de echtelijke woning op 23 oktober 2023. Zojuist ontving ik van [eiser] (toevoeging rechtbank: de man) bijgaande overzichten waaruit blijkt dat de door hem afgedragen gebruikers- en eigenaarslasten sinds zijn vertrek € 83.299,86 bedragen. Wellicht ten overvloede; gebruikers- en eigenaarslasten betreffen niet bijdragen in de kosten van de huishouding ex art 4.10 van het convenant.
De heer [eiser] is in verzuim, hij had op 31 december 2023 een bedrag van € 70.000,00 moeten betalen. Een beroep op verrekening is niet aan de orde, daargelaten dat partijen in het echtscheidingsconvenant / vaststellingsovereenkomst finale kwijting zijn overeengekomen (…). Inmiddels heb ik opdracht gekregen om de deurwaarder te verzoeken de executie ter hand te nemen. Binnenkort zal dus een exploot worden uitgereikt. Dit kan nog worden voorkomen als binnen 48 uur het verschuldigde wordt betaald. Deze mail geldt als sommatie daartoe.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Je kan me er nu niet zo uitgooien”. Dit duidt erop dat de man op dat moment nog in de echtelijke woning verbleef. Daarbij heeft de man ter zitting toegegeven dat hij in het kader van een mogelijke verzoening tussen partijen na 24 oktober 2019 nog diverse keren kortere of langere tijd in de echtelijke woning heeft verbleven. De rechtbank is van oordeel dat artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant zo moet worden gelezen dat “de woning verlaten” betekent
definitiefde woning verlaten. Gelet op het voorgaande, was dat moment pas aangebroken op 26 oktober 2020. Terzijde merkt de rechtbank op dat de man zich wat betreft de datum van zijn vertrek uit de echtelijke woning nog heeft beroepen op een notariële akte (namelijk die betreffende de verdeling van de echtelijke woning) die niet is overgelegd, zodat daar geen waarde aan kan worden toegekend.