Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.RM AUTOMOTIVE GROUP B.V.,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1-24;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 17-39;
e-mailbericht van de rechtbank van 6 november 2023, en dat deze producties daarom in dit stadium buiten beschouwing worden gelaten en aan [gedaagden] worden geretourneerd;
- het verzoek van [gedaagden] aan de rechtbank om de beslissing van 11 maart 2024 te herzien, het bezwaar daartegen van [eiser] en het e-mailbericht van de rechtbank van 13 maart 2024 dat de eerder genomen beslissing, in het licht van de beginselen van een goede procesorde, in stand blijft.
1.2. Op 19 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting is [eiser] verschenen, vergezeld door mr. N.J.H. Leferink. Daarnaast is verschenen [gedaagde sub 2] voor zichzelf en als bestuurder van RM, vergezeld door zijn partner [naam 1] , zijn adviseur [T.] en mr. J.B.M. Swart.
2.De feiten
“Koper koopt van Verkoper (..) de in artikel 2 benoemde Activa (..)”
“De navolgende Activa van Verkoper zijn in de onderhavige transactie begrepen:a. alle roerende zaken die zijn opgenomen op bijlage 1 bij deze Overeenkomst;
Daarnaast zijn [eiser] en [gedaagde sub 2] op 31 augustus 2022 overeengekomen (door middel van een overeenkomst van borgtocht) dat [gedaagde sub 2] persoonlijk instaat voor de nakoming van de verplichtingen van RM uit hoofde van de overeenkomst van geldlening (hierna: de borgtochtovereenkomst).
“14. Verkoper is in het bezit van circa 3000 turbo’s waarin Koper mogelijk interesse heeft. (..) De overgebleven Turbo’s (derhalve die zonder statiegeld) kunnen tegen betaling van een bedrag van € 25,00 per stuk (..) door Koper van Verkoper worden overgenomen voor zover door Koper gewenst. Koper is niet verplicht turbo’s af te nemen en kan zelf bepalen welk van de overgebleven turbo’s hij al dan niet van Verkoper koopt.”
3.Het geschil
III. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 1.543.162,38 aan RM ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiairIV. voor recht verklaart dat [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst;
V. voor recht verklaart dat [eiser] gehouden is tot vergoeding van de schade die RM als gevolg van de onder IV. bedoelde tekortkoming lijdt, geleden heeft en in de toekomst nog zal lijden;
VI. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 1.543.162,38 aan RM ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- ter opheffing van het nadeel - veroordeelt tot betaling van € 1.543.162,38 aan RM ten titel van nadeelsopheffing, te vermeerderen met de wettelijke rente;
XI. [eiser] veroordeelt tot betaling aan RM van € 619.383,61, zijnde een voorschot op de totale schade die RM als gevolg van het door [eiser] gepleegde bedrog ten minste lijdt;
(voorwaardelijk) meer meer meer subsidiairXII. in het geval de rechtbank de vorderingen onder I. tot en met VII. afwijst dan wel toewijst tot een bedrag dat (exclusief de buitengerechtelijke kosten) lager ligt dan € 619.383,61, de koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling;
XIII. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 176.666,65 op grond van artikel 6:203 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente;
XV. [eiser] veroordeelt tot vergoeding van de onder XIV. bedoelde schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet;
4.De beoordeling
“U vraagt of er een overlap is tussen beide ondernemingen. Het looptin die zineen beetje door elkaardatSTK producten produceerten verkooptterwijl Turbo Totaldieproducten ook verkoopt op haar website.”
In het navolgende zal de rechtbank dit toelichten, waarin zij achtereenvolgens de verschillende grondslagen zal bespreken.
de factode bedrijfsovername van STK hebben afgesproken. [eiser] betwist dat. Volgens [eiser] wilde hij aanvankelijk zijn ondernemingen STK en Turbo Total verkopen aan één partij. Daarom had hij deze te koop aangeboden aan [naam 2] die zelf niet geïnteresseerd was, maar wel zijn kennis [gedaagde sub 2] op het aanbod wees. [gedaagde sub 2] /RM was echter te laat, aldus [eiser] , om de gehele onderneming STK over te nemen toen zij op 30 april 2022 de bedrijfsruimte van STK voor het eerst bezocht. Op dat moment moest de bedrijfsruimte na verkoop (aan een derde) namelijk op korte termijn worden ontruimd en waren al diverse activa aan derden verkocht, waaronder de turbo-werkplaats, de volledig uitgeruste autowerkplaats, de lakstraat, de machinebouwafdeling, de fijnmechanische werkplaats en de schoonmaakafdeling met diverse zandstraalapparaten en reinigingsbaden. Het was duidelijk, aldus nog steeds [eiser] , nu de activiteiten al waren afgebouwd met het oog op de beëindiging van de onderneming, machines deels al waren gedemonteerd en de schappen leeg waren, dat RM niet de gehele onderneming c.q. alle activa van de onderneming STK kon kopen, maar slechts hetgeen daarvan nog resteerde (een asset-deal van 10% van de totale activa).
alleen, in 2021 een omzet van € 2.9 miljoen, gebaseerd op de winst- en verliesrekening uit het boekhoudsysteem van STK, zou hebben behaald.
geheleonderneming circa drie miljoen euro was. De later door het accountantskantoor van STK opgestelde jaarrekening over 2021 is in lijn met de voorlopige cijfers van de winst- en verliesrekening die in het kader van due diligence met RM zijn gedeeld en ook ten aanzien van die jaarrekening bestaat geen grond om aan te nemen dat deze alleen gebaseerd zou zijn op de verkochte activa. De rechtbank concludeert dan ook dat de omzetgarantie die [eiser] in de koopovereenkomst heeft gegeven niet zo moet worden gelezen dat de omzet in 2021 uitsluitend met de verkochte activa, inclusief de goodwill, zou zijn gerealiseerd.
Nooit is aan hen duidelijk gemaakt dat de inkoop- en verkoopstromen en de omzetten van STK en Turbo Total, zoals ter zitting door [eiser] gesteld, door elkaar liepen, terwijl in het bijzijn van financieel administrateur [B.] en bedrijfsovername adviseur [T.] tijdens besprekingen in het voorjaar van 2022 meermaals is gevraagd naar omzetconcentraties en de verhoudingen tussen (de omzet van) STK en Turbo Total. [eiser] heeft daarop geantwoord dat de twee bedrijven los van elkaar stonden en als zodanig ook opereerden in de markt, maar dit antwoord is gezien de klantvermenging en omzetcijfers onwaar gebleken, aldus [gedaagden]
subsidiairdat [eiser] tekort geschoten is in de nakoming van zijn garantieverbintenis, althans dat sprake is van non-conformiteit, en dat hij daarom schadeplichtig is op grond van artikel 6:74 lid 1 BW. [eiser] heeft immers gegarandeerd dat hij eigenaar is van alle activa en dat de goodwill die wordt overgenomen goed is voor een omzet van € 2.9 miljoen. Het is duidelijk dat van een dergelijke omzet geen sprake is geweest door de vermenging van tuning- en turboverkoop, aldus [gedaagden]
– naar eigen zeggen achttien – meegenomen. Niet is gebleken dat RM meer turbo’s wenste en dat aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt. Dat RM het uitzoeken in alle haast heeft moeten doen, waardoor nader onderzoek naar de bruikbaarheid van turbo’s voor revisie niet mogelijk was, en dat er vóór de keuzegelegenheid al turbo’s van de hand waren gedaan door [eiser] , hebben [gedaagden] niet onderbouwd. Anders dan [gedaagden] oordeelt de rechtbank dan ook dat het handelen van [eiser] niet kwalificeert als een tekortkoming in de nakoming van (artikel 14 van) de side letter bij de koopovereenkomst.
meer subsidiairdat [eiser] hen op een dwaalspoor hebben gezet. Nu deze dwaling het gevolg is van de wijze waarop [eiser] zich heeft gemanifesteerd – hij zweeg waar spreken verplicht was - kan deze dwaling volgens [gedaagden] niet voor hun rekening blijven. Zij vorderen daarom via de route van artikel 6:228 BW in samenhang met artikel 6:230 lid 2 BW, die RM en [eiser] contractueel niet hebben uitgesloten, aanpassing van de koopovereenkomst zodanig dat het dwalingsnadeel daardoor wordt opgeheven. Dit betekent dat het geleden nadeel, zijnde een bedrag van € 1.543.162,38, moet worden gecompenseerd, aldus [gedaagden]
meer meersubsidiaire vordering is ingesteld, vervuld en komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering. Die beoordeling leidt er echter toe dat ook deze
meer meersubsidiaire vordering moet worden afgewezen. Van bedrog is, gelet op het voorgaande, namelijk geen sprake, zodat het beroep op vernietiging van de koopovereenkomst wegens bedrog niet kan slagen.
meer meer meersubsidiaire vordering geldt dat de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, is vervuld, zodat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de uitsluitingsbepaling in artikel 11.1 van de koopovereenkomst er toe dat het beroep van [gedaagden] op vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling faalt. Artikel 6:228 BW is immers van regelend recht, zodat partijen de vrijheid hebben om daarvan bij overeenkomst af te wijken. De stelling van [gedaagden] dat een dergelijke uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet, gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen, geen grond voor de stelling van [gedaagden] dat zij in de precontractuele fase hun wil niet correct hebben kunnen vormen door de wijze waarop [eiser] zich heeft opgesteld. Beide partijen zijn ondernemers en met name [gedaagden] lieten zich bijstaan door professionele adviseurs die de koopovereenkomst hebben uitonderhandeld. Onder deze omstandigheden moet, zoals [eiser] terecht aanvoert, een uitsluiting als deze overeind blijven.
Bovendien hebben [gedaagden] , zoals eerder overwogen, niet voldoende feiten of omstandigheden aangevoerd voor een geslaagd beroep op dwaling.
beslagrekest is in mindering gebracht )
€ 5.428,00(2 punten × € 2.714,00)
4.65. In totaal moeten [gedaagden] dus aan proceskosten aan [eiser] betalen een bedrag van (€ 7.503,63 + € 6.785,00 + € 278,00=) € 14.566,63, plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing.