ECLI:NL:RBNHO:2024:9548

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
C/15/351280 / HA ZA 24-197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident vrijwaring tussen eisers en gedaagde B.V. inzake herstelkosten en gebreken aan woning

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 11 september 2024 een vonnis in incident uitgesproken. De eisers, wonende te [plaats 1], hebben [gedaagde] B.V. aangeklaagd voor herstelkosten en aanvullende schadevergoeding met betrekking tot gebreken aan hun woning. De eisers vorderen primair een betaling van € 112.080,86 voor herstelkosten en € 15.696,86 als aanvullende schadevergoeding, beide te vermeerderen met wettelijke rente. Subsidiair vorderen zij dat [gedaagde] B.V. de gebreken binnen 60 dagen na betekening van het vonnis herstelt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving.

[gedaagde] B.V. heeft in het incident verzocht om [bedrijf] B.V. in vrijwaring op te roepen, stellende dat deze verantwoordelijk is voor de gebreken aan het ventilatiesysteem, dat in onderaanneming door [bedrijf] B.V. is uitgevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring toewijsbaar is, omdat voldoende gemotiveerd is gesteld dat [gedaagde] B.V. recht en belang heeft om de gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak op [bedrijf] B.V. te verhalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De rechtbank heeft in het incident beslist dat [gedaagde] B.V. [bedrijf] B.V. mag dagvaarden en heeft de kosten van het incident gecompenseerd. De hoofdzaak zal op 23 oktober 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/351280 / HA ZA 24-197
Vonnis in incident van 11 september 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 1],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. A.C.C. Geerts te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G.P. Poiesz te [plaats 2].
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het herstelexploot
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers] vorderen in de hoofdzaak samengevat:
- primair [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 112.080,86 (zijnde de herstelkosten voor totaal herstel), te vermeerderen met een bedrag van € 15.696,86 (zijnde aanvullende schadevergoeding), beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- subsidiair [gedaagde] B.V. te veroordelen om de vastgestelde gebreken aan de woning [adres] ([postcode] [plaats 1]) binnen 60 dagen na betekening van het vonnis te herstellen op de door de heer [betrokkene 1] aanbevolen wijze zoals bedoeld in zijn rapport daterend van 17 juni 2022 en meer specifiek voor gebrek (i) de kostenraming daterend van 30 januari 2024, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] B.V. niet volledig aan deze veroordeling heeft voldaan;
- meer subsidiair [gedaagde] B.V. te veroordelen om de door [betrokkene 1] vastgestelde gebreken aan de woning [adres] ([postcode] [plaats 1]) als genoemd in randnummer 18 van de dagvaarding binnen 60 dagen na betekening van het vonnis te herstellen naar de regels van goed en deugdelijk vakwerk.
2.2.
[gedaagde] B.V. vordert dat haar wordt toegestaan [bedrijf] B.V. in vrijwaring op te roepen.
2.3.
[gedaagde] B.V. legt aan haar vordering in incident samengevat het volgende ten grondslag. Een van de in de hoofdzaak door [eisers] gestelde gebreken in de woning van [eisers] betreft een niet goed werkend wtw (warmte terug win) ventilatiesysteem. [gedaagde] B.V. stelt dat zij de werkzaamheden met betrekking tot het ventilatiesysteem in onderaanneming aan [bedrijf] B.V. heeft uitbesteed. [bedrijf] B.V. is verantwoordelijk voor een goede werking van het installatiesysteem, aldus [gedaagde] B.V. Zij wenst de nadelige gevolgen van een eventueel verlies in de hoofdzaak ter zake van het gebrekkige ventilatiesysteem af te wentelen op [bedrijf] B.V. Daarnaast bestaat het belang bij het instellen van de vordering in vrijwaring uit het processuele belang van het gelijktijdig behandelen van de vordering in de hoofdzaak en de vrijwaringsvordering, en het voorkomen van het gevaar op tegenstrijdige beslissingen.
2.4.
[eisers] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat [bedrijf] B.V. door [gedaagde] B.V. wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
2 oktober 2024,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 oktober 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1835