Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vorderde Rispens Uitzendbureau B.V. een overnamevergoeding van gedaagde, omdat een uitzendkracht na beëindiging van zijn overeenkomst met Rispens bleef werken voor een zusteronderneming van gedaagde. Rispens baseerde haar vordering op een beding in haar algemene voorwaarden en op onrechtmatige daad. Gedaagde betwistte de vordering en vernietigde het beding in de algemene voorwaarden, omdat Rispens geen redelijke mogelijkheid had geboden om daarvan kennis te nemen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde gelijk had en wees de vordering van Rispens af. De rechter concludeerde dat het beding in de algemene voorwaarden terecht was vernietigd, omdat Rispens niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:234 BW. Daarnaast was er geen sprake van onrechtmatige daad, omdat Rispens niet had aangetoond dat gedaagde met opzet had gehandeld om Rispens te benadelen. De vordering werd afgewezen en Rispens werd veroordeeld in de proceskosten.