ECLI:NL:RBNHO:2024:9510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
15.030926.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne en voorhanden hebben van verboden wapen en vals rijbewijs

Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van ongeveer 22 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, geboren op 17 januari 1987 in de Dominicaanse Republiek en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een ploertendoder en een vals Italiaans rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 26 augustus 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. H.W. van der Ploeg, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.P. van der Graaf, gehoord.

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte op 27 januari 2024, samen met anderen, opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. Dit werd ondersteund door bewijsmateriaal, waaronder telefoongesprekken en videofragmenten die de verdachte in verband brachten met de invoer van de drugs. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een ploertendoder voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Ook het voorhanden hebben van een vals rijbewijs werd bewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in het drugscircuit en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de handel in verdovende middelen en het bezit van verboden wapens krachtig te bestrijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/030926-24 (P)
Uitspraakdatum: 9 september 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op 17 januari 1987 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, HvB.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.W. van der Ploeg en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 25 januari 2024 tot en met 27 januari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en/of in Keulen, althans in Duitsland
en/of Colombia, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (daartoe)
- ( telefonisch) afspraken gemaakt over de invoer van een hoeveelheid cocaïne en/of
- ( telefonisch) contact onderhouden en/of foto's verstrekt/ontvangen omtrent de wijze van vervoer en/of verpakking en/of de route van die cocaïne en/of
- ( telefonisch) informatie verschaft en/of verkregen omtrent de (live) locatie van die cocaïne en/of
- naar Schiphol, althans Nederland afgereisd, teneinde die cocaïne in ontvangst te nemen en/of verder te vervoeren;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een wapen, van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans
in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van
artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië
(voorzien van het nummer [rijbewijsnummer] en/of op naam gesteld van [naam verdachte]
), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of
vervalst was, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Op het verweer van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (het medeplegen van de invoer van cocaïne), 2 (het voorhanden hebben van een ploertendoder) en 3 (het voorhanden hebben van een vals rijbewijs) ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
3.3.1
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (het medeplegen van de invoer van cocaïne)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de beschikbare stukken en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage, het volgende vast.
Op 27 januari 2024 ontving de Koninklijke Marechaussee informatie dat er verdovende middelen aan boord van vlucht KL741, afkomstig uit Cartagena (Colombia), zouden zijn en dat deze vlucht om 10:35 uur zou aankomen in Amsterdam. Een zwarte Volkswagen met kenteken [kentekennummer] zou de verdovende middelen ophalen bij het Van der Valk Hotel. Naar aanleiding van deze informatie is de Koninklijke Marechaussee een onderzoek gestart.
Door de Koninklijke Marechaussee wordt gezien dat de verdachte zich op 27 januari 2024 om 08:15 uur samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) in een zwarte Volkswagen met kenteken [kentekennummer] bevindt op de parkeerplaats bij het Van der Valk Hotel nabij de luchthaven Schiphol. [medeverdachte 1] vertrekt vervolgens om 10:00 uur met de bus naar de luchthaven Schiphol, waarna de verdachte zich omstreeks 16:00 uur met de zwarte Volkswagen in de richting van genoemde luchthaven begeeft. Rond 17:00 uur verlaat de verdachte de luchthaven en gaat naar het Van der Valk Hotel alwaar hij om 17.40 uur wordt aangehouden. Onder hem worden drie telefoons in beslag genomen, te weten een Huawei, een Apple iPhone XR en een Oppo.
Aangetroffen iPhone kan aan de verdachte worden toegeschreven
De verdachte heeft over de onder hem in beslag genomen telefoons (die in de Volkswagen lagen ten tijde van zijn aanhouding) onder meer verklaard dat de Huawei van hem is en dat de iPhone door [voornaam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) bij hem in de auto waren achtergelaten en dat hij deze niet heeft gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat het in de Huawei geregistreerde zogenaamde “eigen nummer”, en daarmee dus het telefoonnummer van de verdachte, hetzelfde telefoonnummer is als het “eigen nummer” zoals opgeslagen in de iPhone. Dit acht de rechtbank een belangrijke aanwijzing voor de omstandigheid dat deze telefoons bij dezelfde persoon in gebruik zijn. Verder is in de iPhone berichtenverkeer aangetroffen met contactpersoon ‘Blessed’ met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Ditzelfde telefoonnummer staat genoteerd op de factuur van de door [medeverdachte 1] geboekte kamer in het Van der Valk Hotel, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit telefoonnummer van [medeverdachte 1] is en hij derhalve contactpersoon ‘Blessed’ is. De rechtbank acht in dat licht de verklaring van de verdachte dat de onder hem aangetroffen iPhone van [medeverdachte 1] is, ongeloofwaardig. [medeverdachte 1] zou dan immers gesprekken met zichzelf hebben gevoerd en berichten naar zichzelf hebben gestuurd. Tenslotte worden er in de middag van 27 januari 2024 vanaf de iPhone (belastende) berichten gestuurd naar ‘Blessed’, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment ook beschikte over de iPhone. Voorgaande omstandigheden laten, in onderling verband en samenhang bezien, geen andere conclusie toe dan dat de verdachte ten tijde hiervan de gebruiker was van de onder hem in beslag genomen iPhone.
Invoer van cocaïne
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de iPhone belastend materiaal bevat voor een (mede door de verdachte georganiseerd) transport vanuit Cartagena (Colombia) naar Amsterdam op 27 januari 2024. Dit betreft de volgende bevindingen.
In de iPhone van de verdachte zijn onder meer videofragmenten van twee koffers met zwarte pakketten aangetroffen, door de Koninklijke Marechaussee ambtshalve herkent als in totaal 22 blokken met verdovende middelen. Op een videofragment is ook te zien dat in beide koffers vermoedelijk een tracker wordt gestopt. Bij de pakketten ligt een briefje met de tekst “[naam] 15 Baber Colonia 25 enero 2024” (vertaald: [naam] 15 kapper Keulen 25 januari 2024). Deze videofragmenten zijn op 25 januari 2024 verstuurd aan de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij woonachtig is in Keulen en kapper is van beroep.
Daarnaast is in de iPhone een afbeelding aangetroffen van witte blokken met daarbij een zeer vergelijkbaar briefje, met als enige verschil de datum (16 januari 2024 in plaats van 25 januari 2024). De Koninklijke Marechaussee herkent de witte blokken op die afbeelding als vermoedelijk blokken cocaïne. De rechtbank stelt vast dat de afgebeelde witte blokken (op de foto betreffende 16 januari 2024) qua vorm overeenkomsten vertonen met de afgebeelde zwarte pakketten (op de video betreffende 25 januari 2024). Daarnaast is het de rechtbank ambtshalve bekend dat Colombia, naast Bolivia en Peru, een bronland is van cocaïne. Op grond van het vorenstaande staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat de zwarte pakketten in de video van 25 januari 2024 cocaïne bevatten.
Verder volgt uit de iPhone van de verdachte dat hij op 27 januari 2024 de hele middag contact heeft onderhouden met ‘Blessed’. Zo stuurt de verdachte aan ‘Blessed’ “
dat draait nog ergens rond, haal dat daar weg, praat met die mensen, straks wordt het gejat. Ik zie alles vanaf hier” en ‘Blessed’ reageert daarop met “
[voornaam verdachte], de issue is dat dat steeds rondjes draait op dezelfde plek”. ‘Blessed’ stuurt daarbij om 14:38 uur een afbeelding waarop volgens de Koninklijke Marechaussee vermoedelijk twee GPS-trackers zijn te zien op een kaart van een gedeelte van de luchthaven Schiphol. De verdachte reageert daarop met “
het is normaal dat hij die kant op loopt want de man die het ging pakken is van daar, dat is wat wij besproken hebben toch (…). Jij zei, de man die het daar ophaalt is met de strepen, hij is van de mollen. Als de mollen het hebben, dan hebben ze het bewaard, wachtend tot het eruit kan”.
Dat in de koffers daadwerkelijk trackers waren gestopt, wordt bovendien ondersteund door het onderzoek naar de onder de verdachte in beslag genomen Oppo telefoon, die de rechtbank ook aan de verdachte toeschrijft, nu op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat deze telefoon, aangetroffen in de Volkswagen ten tijde van de aanhouding van de verdachte, door een ander zou zijn gebruikt. Hieruit blijkt dat daarop een applicatie genaamd “Traccar” was geïnstalleerd, die software aanbiedt voor GPS tracking. Deze software stuurt meldingen naar een telefoon en laat live de locatie van, in dit geval, de trackers zien. De Koninklijke Marechaussee heeft in die applicatie ingelogd met de verkregen betreffende gebruikersnaam en wachtwoord, waarna een kaart van Schiphol Plaza te zien was met daarop twee zogenaamde icoontjes (de trackers) die op 27 januari 2024 voor het laatst verbinding hadden gemaakt met een rood gekleurde batterij icoon. Hieruit kan derhalve naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat de koffers met daarin de trackers zich op dat moment op de luchthaven Schiphol bevonden. Dat de icoontjes in het proces-verbaal aanvullende analyse telecom van 1 februari 2024 (dossierpagina’s 63 t/m 69) worden aangeduid als ROCO1 en ROCO2 en in het proces-verbaal bevindingen van dezelfde datum (dossierpagina 70 e.v.) als ROKO en ROKO2 maakt dit niet anders. Nu deze informatie is verkregen met dezelfde inloggegevens (gebruikersnaam en wachtwoord) gaat de rechtbank ervan uit dat het steeds om dezelfde twee trackers gaat.
De rechtbank leidt uit het berichtenverkeer tussen de verdachte en ‘Blessed’ voorts af dat zij de koffers met de trackers en de cocaïne op Schiphol uiteindelijk niet hebben kunnen vinden. Dit blijkt met name uit het bericht van 12.54 uur van contact ‘Pejaro Piloto’ aan de verdachte met de inhoud: “
My friend there are problems. We are discovered”. Dat de koffers met cocaïne überhaupt niet zijn aangekomen in Nederland, zoals de raadsman stelt, acht de rechtbank onaannemelijk. Op de beschikbare camerabeelden is te zien dat de verdachte na ontvangst van voornoemde berichten naar Schiphol is gegaan en daar op verschillende plekken zoekend heeft rondgekeken. Op basis van de observatie kan worden vastgesteld dat de verdachte toen ongeveer een half uur op de luchthaven is geweest. Ondertussen werden hem door ‘Blessed’ afbeeldingen gestuurd van de twee trackers die aanstraalden op Schiphol, terwijl op de videofragmenten met de zwarte pakketten ook twee koffers met trackers te zien waren. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er twee koffers met cocaïne met daarin elk één tracker vanuit Cartagena zijn aangekomen in Nederland. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de pakketten met cocaïne, voordat de koffers op Schiphol waren aangekomen, al uit de koffers kunnen zijn gehaald, merkt de rechtbank op dat op geen enkele manier is gebleken, bijvoorbeeld uit berichtenverkeer in de in beslag genomen telefoons, en dan met name de iPhone, dat er eerder door of met de verdachte gecommuniceerd is over mogelijke problemen met dit transport. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, ook al zijn de koffers met cocaïne niet aangetroffen, sprake is van een voltooide invoer van cocaïne.
Medeplegen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank ook van oordeel dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het invoeren van de pakketten cocaïne in Nederland. Zo stond zijn naam vermeld op het briefje bij de koffers met de cocaïne, heeft hij hierover diverse berichten gewisseld met [medeverdachte 1] (‘Blessed’) en met ‘Pejaro Piloto’ en was hij zelf op Schiphol aanwezig om de cocaïne af te halen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld en als medepleger is aan te merken.
3.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (voorhanden hebben van een ploertendoder)
Op 27 januari 2024 werd bij de doorzoeking van de auto van de verdachte onder de passagiersstoel een ploertendoder aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat dit een wapen betreft in de zin van de Wet wapens en munitie. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het wapen zich in zijn auto bevond, acht de rechtbank onaannemelijk. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen zelf op enig moment heeft aangeschaft en bovendien is het aangetroffen in het voertuig dat op zijn naam stond en waar hij die dag de bestuurder van was. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ploertendoder voorhanden heeft gehad.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (voorhanden hebben van een vals rijbewijs)
Op 27 januari 2024 werd in de portemonnee van de verdachte een op zijn naam gesteld Italiaans rijbewijs aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat dit rijbewijs vals is. De verdachte heeft verklaard hij het rijbewijs in Italië voor € 600,- heeft gekocht van een rijschoolhouder en hij niet wist dat het rijbewijs vals was. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een rijbewijs via een officiële overheidsinstantie dient te worden aangevraagd en verkregen en dat een rijbewijs niet te koop is via derden. Bovendien is het bedrag dat de verdachte hiervoor heeft betaald dusdanig hoog dat dit argwaan bij hem zou hebben moeten wekken. Ook is niet gebleken dat de verdachte enige binding had met Italië op basis waarvan hij aanspraak kon maken op een Italiaans rijbewijs. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 27 januari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid cocaïne;
2.
hij op 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een wapen, van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [rijbewijsnummer] en op naam gesteld van [naam verdachte]), waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
feit 3:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij een blanco strafblad heeft.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van ongeveer 22 kilogram cocaïne in Nederland. Het is algemeen bekend dat harddrugs verslavend zijn en schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van gebruikers en zodoende een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Hiermee heeft de verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit, waarbij het bewezenverklaarde transport mogelijk niet het eerste is geweest, gelet op de in zijn telefoon aangetroffen foto van een vergelijkbaar transport een week eerder. De handel in verdovende middelen gaat de laatste jaren steeds vaker gepaard met zeer ernstige geweldsdelicten, wat een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. De verspreiding van en handel in harddrugs worden daarom krachtig bestreden.
Daarnaast heeft de verdachte een ploertendoder voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van verboden wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
Verder heeft de verdachte een vals Italiaans rijbewijs voorhanden gehad. De verdachte heeft hier ook jarenlang gebruik van gemaakt. Valse identiteitsdocumenten verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld, aangetast door het gebruik van dergelijke valse documenten. Door dit in bezit te hebben, heeft de verdachte op dat vertrouwen inbreuk gemaakt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 juli 2024), waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld. Gelet hierop moet de verdachte in Nederland als ‘first offender’ worden aangemerkt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vader is van vier jonge kinderen, en dat de gezondheidstoestand van een van zijn kinderen enigszins zorgelijk is.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uitgaande van een gewicht van 22 kilogram aan ingevoerde cocaïne schrijven de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een hogere gevangenisstraf voor dan geëist door de officier van justitie. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie in dit geval passend. Aan de verdachte zal dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden worden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.In beslag genomen en niet teruggegeven goederen

Onder de verdachte is in beslag genomen:
92,8 EUR
700 EUR
900 EUR
100 EUR
140 EUR
10 EUR
Ploertendoder
Vals rijbewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1 tot en met 6 in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de goederen 7 en 8 heeft de officier van justitie gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen geldbedragen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Ten aanzien van de overige goederen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen (1 t/m 6), te weten:
  • 92,8 EUR
  • 700 EUR
  • 900 EUR
  • 100 EUR
  • 140 EUR
  • 10 EUR
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat is voldaan aan één van de gronden voor verbeurdverklaring zoals genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Omdat de geldbedragen onder de verdachte in beslag zijn genomen, dienen deze aan hem te worden geretourneerd.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen (7 en 8), te weten:
  • Ploertendoder
  • Vals rijbewijs
dienen te worden onttrokken aan het verkeer en daarvoor vatbaar zijn, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 47, 57, 231 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven goederen, te weten:
  • 92,8 EUR;
  • 700 EUR;
  • 900 EUR;
  • 100 EUR;
  • 140 EUR;
  • 10 EUR.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Ploertendoder;
  • Vals rijbewijs.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2024.