6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft ingelogd op het gmail account van zijn ex-vriendin en haar bioscoopkaartje gebruikt om de bioscoop binnen te komen. Hij heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar privacy. De rechtbank rekent de verdachte dit aan, met name het gemak waarmee hij dit heeft gedaan. De verdachte was bovendien niet alleen ingelogd op het gmail account van zijn ex-vriendin, maar ook op vier andere accounts. Op de zitting heeft hij er geen blijk van gegeven dat hij het laakbare hiervan inziet.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige en het bezit en verspreiden van kinderpornografie. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte is met zijn handelen voorbij gegaan aan de lichamelijke en seksuele integriteit van een ander, zonder hierbij enig besef te hebben voor de mogelijke consequenties van zijn gedragingen. Wat betreft het bezit van kinderpornografie is dit de tweede keer dat de verdachte wordt veroordeeld voor het bezit van kinderpornografie van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft kennelijk geen lessen getrokken uit zijn eerdere veroordeling.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte van 16 april 2024;
- een pro Justitia rapportage gedateerd 25 juni 2024, opgesteld door H. Wind, psychiater, en W. Groen, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 8 juli 2024, opgesteld door M. Dolmans.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat de verdachte eerder veroordeeld is ter zake van het bezit van kinderpornografie. De rechtbank neemt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Uit de pro Justitia rapportage blijkt dat de verdachte gediagnosticeerd is met een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken en er zijn aanwijzingen voor autisme spectrum kenmerken. Tevens is er een post-traumatische stressstoornis vastgesteld. De deskundigen concluderen dat deze stoornissen tijdens de ten laste gelegde feiten aanwezig waren en adviseren de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Uit het reclasseringsadvies en de aanvulling daarvan van 24 juli 2024 blijkt dat de reclassering adviseert de verdachte bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, meewerken aan middelencontrole, dagbesteding, het geven van openheid, het vermijden van kinderpornografisch materiaal en controle van digitale gegevensdragers. De reclassering onderstreept hierbij dat de opname direct dient aan te sluiten op de detentie om de kans van slagen zo groot mogelijk te laten zijn. Daarbij adviseert de reclassering deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. De reclassering vermeldt de mogelijkheid om de verdachte per 29 juli 2024 te laten opnemen in FPA de Mare in Halsteren.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de het bewezenverklaarde, niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank de belaging en het bezit van een deel van de kinderpornografische afbeeldingen niet bewezen acht. Daarnaast rekent de rechtbank de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe en weegt de rechtbank mee dat de verdachte een zwaar traject tegemoet ziet en daarbij gebonden is aan veel voorwaarden. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 426 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De rechtbank vindt het belangrijk dat de verdachte intensief en langdurig behandeld en begeleid wordt zodat de kans op toekomstige incidenten verkleind wordt. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank daarom de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden (kort gezegd: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, dagbesteding, geven van openheid, vermijden van kinderpornografisch materiaal en controle aan digitale gegevensdragers) en daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank acht die periode nodig als stok achter de deur.
De rechtbank ziet geen grond te bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat niet voldaan is aan het criterium dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
7. Vrijheidsbeperkende maatregel
Contactverbod en dadelijke uitvoerbaarheid
Ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] dient te worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw op strafbare wijze zal opdringen aan [slachtoffer 1] . De verdachte heeft zich, na een eerdere veroordeling voor ditzelfde feit, aansluitend opnieuw schuldig gemaakt aan het bezit – en ditmaal ook verspreiding – van kinderpornografie, wederom gemaakt van deze persoon. Ook het eerste feit, computervredebreuk, is ten aanzien van haar gepleegd. Verder blijkt uit het dossier dat de verdachte zich, behalve tot haar gmailaccount, ook toegang heeft verschaft tot vier andere door [slachtoffer 1] gebruikte accounts. Gelet hierop beveelt de rechter, ter voorkoming van strafbare feiten en gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), dat het noodzakelijk is dat de opgelegde maatregel wordt opgelegd en dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.