Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- deze [slachtoffer] heeft meegevoerd naar een trapgat, en/of
- [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd en/of de romp heeft geslagen, en/of
- [slachtoffer], die weerloos op de grond en/of tegen de muur lag, meermalen met
kracht met zijn geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- deze [slachtoffer] heeft meegevoerd naar een trapgat, en/of
- [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd en/of de romp heeft geslagen, en/of
- [slachtoffer], die weerloos op de grond en/of tegen de muur lag, meermalen met
kracht met zijn geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.Voorvragen
- deze [slachtoffer] heeft meegevoerd naar een trapgat;
- [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd en de romp heeft geslagen;
- [slachtoffer] meermalen met kracht met zijn geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
HONDERDTWINTIG (120) DAGEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
honderdvier (104) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
HONDERDTWINTIG (120) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
zestig (60) dagenhechtenis.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-,en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
10 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.