ECLI:NL:RBNHO:2024:9484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
10828637 \ CV EXPL 23-7876
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op betaling van aanneemsom na beëindiging van aannemingsovereenkomst met geschil over gebreken en herstelkosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2024, vorderde de aannemer, aangeduid als [eiser], betaling van de aanneemsom na een eenzijdige beëindiging van de overeenkomst door de opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde]. De aannemer had een offerte uitgebracht voor stucwerk en elektrawerk, welke door de opdrachtgever was aanvaard. Na de start van de werkzaamheden op 31 maart 2023, ontstonden er problemen met de uitvoering, wat leidde tot een beëindiging van de samenwerking door de opdrachtgever op 25 april 2023. De opdrachtgever beroept zich op gebreken en heeft herstelkosten ingeschat door een deskundige, maar heeft slechts één rapport overgelegd ter onderbouwing van zijn claims.

De kantonrechter oordeelde dat de aannemer recht had op betaling van de aanneemsom, verminderd met besparingen, en dat de opdrachtgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de gebreken. De rechter wees de vordering van de aannemer toe, inclusief buitengerechtelijke kosten, en verplichtte de opdrachtgever om het rapport van de deskundige aan de aannemer te verstrekken. De vordering van de opdrachtgever in reconventie werd afgewezen, en de proceskosten werden toegewezen aan de aannemer.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de opdrachtgever bij een eenzijdige beëindiging van de aannemingsovereenkomst en de noodzaak voor voldoende bewijs bij het stellen van gebreken.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10828637 \ CV EXPL 23-7876
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [bedrijf],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. W.M. Bond-Stroek,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met 18 producties
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met 2 producties
- het tussenvonnis, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties
- de nagezonden productie 19 van de kant van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 29 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
- de pleitnota van de kant van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 14 februari 2023 een offerte van € 10.553,37 aan [gedaagde] uitgebracht voor het aanbrengen van stucwerk, sauswerk, en het egaliseren, schuren en lakken van de vloeren in de nieuwbouwwoning van [gedaagde]. Op 1 maart 2023 heeft [eiser] een offerte van € 4.489,10 uitgebracht voor elektrawerk en timmerwerk. [gedaagde] heeft beide offertes aanvaard.
2.2.
[eiser] is op 31 maart 2023, de dag nadat [gedaagde] de sleutel van de woning kreeg, met de werkzaamheden gestart.
2.3.
[gedaagde] en zijn echtgenote hebben veelvuldig via Whatsapp met [eiser] gecommuniceerd. Op 5 april 2023 hebben zij aan [eiser] bericht:
“Vandaag gaan jullie egaliseren en dan mogen we zondag pas weer met sokken in de woning?”en op 11 april:
“Plus wat is de planning, deze week de vloer lakken, hoelang moet die dan weer drogen en wanneer mogen we er weer op? Op 21 april wordt onze keuken geleverd en 23 gemonteerd.”, en nogmaals op 11 april 2023:
“Wij konden zondag toch al weer met sokken in huis?”Daarop heeft [eiser] op 11 april 2023 bericht:
“Ja dat mag maar niet op werken.”
2.4.
[gedaagde] heeft [eiser] op 25 april 2023 het volgende appbericht gestuurd:
“(…)
Aangezien u herhaaldelijk uw afspraken niet nakomt:
Bouwafval ligt drie weken voor de deur, diverse klussen niet afgemaakt inmiddels laat de lak op diverse plaatsen los.
Per direct worden er geen werkzaamheden meer verricht en beeindig ik onze samen werking. Zo snel mogelijk wil ik de sleutel terug.
Binnenkort kunt u een brief van mijn jurist.
(…)”
2.5.
Op 3 mei 2023 heeft [eiser] de sleutel aan [gedaagde] teruggegeven. Op 4 mei 2023 heeft [gedaagde] per e-mail aan [eiser] bevestigd dat hij de overeenkomst op 25 april 2023 per direct heeft beëindigd wegens het niet nakomen van gemaakte afspraken.
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] op 7 mei 2023 een factuur gestuurd van € 11.281,86, zijnde 75% van de aanneemsom.
2.7.
[gedaagde] heeft [eiser] op 17 mei 2023 een ingebrekestelling gestuurd, waarin hij een termijn stelt van 14 dagen om de in de ingebrekestelling genoemde gebreken te verhelpen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft [eiser] op 4 juli 2023 geschreven dat [eiser] in verzuim is als hij niet binnen 14 dagen over gaat tot herstel.
2.8.
De gemachtigde van [eiser] heeft hierop aangegeven dat herstel niet aan de orde kan zijn omdat [gedaagde] de opdracht heeft opgezegd, maar dat [eiser] desondanks wel bereid is een aantal opleverpunten te verhelpen.
2.9.
[gedaagde] heeft het werk laten beoordelen door een deskundige van Top Expertise. [gedaagde] heeft de rapportage van TopExpertise niet aan [eiser] verstrekt.
2.10.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 13 november 2023 aangemaand om de factuur van 7 mei 2023 te betalen, met de aanzegging van de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente als [gedaagde] niet tijdig tot betaling overgaat.
2.11.
[gedaagde] heeft [eiser] op 21 november 2023 telefonisch en de volgende dag per e-mail van uitgenodigd voor een contra-expertese die op 22 november 2024 zou worden uitgevoerd door een bouwkundige van Von Reth Claims (hierna: Von Reth Claims). De inspectie heeft die dag plaatsgevonden zonder dat [eiser] daarbij aanwezig was.
2.12.
Von Reth Claims heeft op 27 december 2023 een rapport uitgebracht. Von Reth Claims komt op een totaal schadebedrag van € 18.397,90. In het rapport staat onder meer:
“(…) De vloerafwerking oogt bij binnenkomst mooi en goed afgewerkt. Bij nadere visuele inspectie constateren wij veel krassen in de laklaag, losse stukken van de laklaag, kale plekken en niet egale vloeroppervlakten. (…)Ondanks dat wij niet kunnen toetsen wat er onderling is afgesproken inzake het afwerkingsniveau, zijn wij van mening dat een laklaag van een dergelijke vloer nooit zo snel mag loslaten. Hieruit concluderen wij dat de laklaag niet goed heeft gehecht. Tevens zijn wij van mening, dat als er is afgesproken om de vloer met egaline glad en strak te leveren, dit niet goed is uitgevoerd. (…)De geleverde laklaag is bestemd als interieurlak/vernis. Het betreft een afwerklaag voor binnen houtwerk, geschikt op alle houtsoorten. Deze lak is echter aangebracht op een egalinelaag van een betonvloer. Hieruit concluderen wij dat een onjuiste lak is aangebracht op een niet daarvoor geschikte onderlaag.De vele krassen zijn ontstaan door de nagels van de hond en door dagelijks gebruik van de vloer door opdrachtgever en diens gezin. Echter de hond komt niet op zolder en de hoeveelheid krassen op zolder zijn ook in grote getalen aanwezig net als de loslatende laklaag op zolder. Mogelijk dat door het verschuiven van inboedel ook krassen zijn ontstaan. Er is ons inziens een ongeschikte lak aangebracht op een giet/betonvloer door wederpartij.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.169,82 , althans in een goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast vordert [eiser] om [gedaagde] te veroordelen het rapport van ing. P. Heine van Top Expertise B.V aan hem te verstrekken.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] als gevolg van diens opzegging van de aannemingsovereenkomst op grond van artikel 7:764 lid 2 BW de volledige aanneemsom aan [eiser] verschuldigd is, verminderd met het bedrag dat [eiser] bespaart omdat hij de overeenkomst niet verder hoeft uit te voeren. Rekening houdend met die besparingen heeft [eiser] 75% van de totale aanneemsom bij [gedaagde] in rekening gebracht. Het resterende werk bestond nog uit een beperkt aantal opleverpunten, die minder dan 25% van de waarde van het werk vertegenwoordigen. Rekening houdend met de besparingen van [eiser] is [gedaagde] dan ook het op 7 mei gefactureerde bedrag van € 11.281,86 aan [eiser] verschuldigd, vermeerderd met € 887,82 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert - samengevat - primair veroordeling van [eiser] tot betaling van € 18.397,90. Subsidiair vordert [gedaagde] [eiser] op straffe van een dwangsom te veroordelen de in de rapportage van Von Reth genoemde gebreken te herstellen. Verder vordert [gedaagde] [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.160,37 voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst omdat [eiser] na de ingebrekestelling van 17 mei 2023 niet binnen de gestelde termijn tot herstel van de in de ingebrekestelling genoemde gebreken is overgegaan. Volgens Von Reth Claims bedragen de kosten voor het herstellen van de gebreken en de gevolgschade in totaal € 18.397,90. [gedaagde] vordert [eiser] te veroordelen dit totaalbedrag bij wijze van schadevergoeding aan hem te betalen, of [eiser] te verplichten om herstelwerkzaamheden uit te voeren.
4.3.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie
5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Betaling van € 6.000,00
5.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij op of omstreeks 5 april 2023 contant € 6.000,00 aan [eiser] heeft betaald, waarmee [eiser] ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een screenshot overgelegd, waaruit moet worden afgeleid dat hij op 5 april 2023 drie keer een bedrag van € 2.000,00 uit de geldautomaat heeft gehaald. [eiser] heeft de gestelde betaling betwist: gelet op de hoogte van de totale aanneemsom heeft hij geen aanbetaling gevraagd. Hij accepteert ook geen contante betalingen maar alleen met btw belaste betalingen via zijn bankrekening.
5.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan het betoog van [gedaagde]. Uit de offerte blijkt niet van een aanbetaling. Uit de Whatsapp correspondentie kan die aanbetaling ook niet worden afgeleid. Pas in zijn bericht van 16 mei 2023 voert [gedaagde] voor het eerst aan dat hij al € 6.000,00 aan [eiser] had betaald, hetgeen [eiser] vervolgens heeft ontkend. Op de zitting heeft [gedaagde] erkend dat hij de gestelde betaling in het licht van het verweer van [eiser] niet kan bewijzen. Gelet hierop gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] nog niets aan [eiser] heeft betaald.
De beëindiging van de aannemingsovereenkomst
5.4.
Een opdrachtgever is op grond van artikel 7:764 lid 1 BW bevoegd een overeenkomst van aanneming te allen tijde op te zeggen. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van deze bevoegdheid: hij heeft [eiser] op 25 april 2023 via een appbericht laten weten dat hij per direct de samenwerking beëindigt, en [eiser] gevraagd zo snel mogelijk de sleutel bij [gedaagde] in te leveren. Op 4 mei 2023 heeft [gedaagde] per e-mail aan [eiser] bevestigd dat hij de overeenkomst per 25 april 2023 per direct heeft beëindigd.
5.5.
Op grond van artikel 7:764 lid 2 BW is een opdrachtgever bij een eenzijdige beëindiging van een aannemingsovereenkomst verplicht de volledige aanneemsom te betalen, verminderd met het bedrag dat de aannemer door de beëindiging bespaart. Behalve zijn besparingen heeft [eiser] dus in beginsel recht op betaling van de volledige aanneemsom van € 15.042,47.
5.6.
Het verweer van [gedaagde] dat hij niet heeft bedoeld de overeenkomst te beëindigen en dat hij wilde dat [eiser] de gestelde gebreken nog kwam herstellen, slaagt niet. In zijn appbericht van 25 april 2023 heeft [gedaagde] immers uitdrukkelijk aangegeven dat hij de samenwerking beëindigde en dat [eiser] de sleutel moest komen inleveren. In zijn bericht van 4 mei 2023 heeft [gedaagde] die gang van zaken bevestigd. Pas daarna heeft hij [eiser] een ingebrekestelling gestuurd, maar toen had [eiser] al afgerekend op basis van de opzegging van de opdracht door [gedaagde].
De besparingen van de aannemer
5.7.
[gedaagde] stelt dat [eiser], gelet op de door Von Reth Claims beraamde herstelkosten van € 18.397,90, geen enkel recht heeft op betaling. Naar de kantonrechter begrijpt beschouwt [eiser] de herstelkosten als besparingen van [eiser] die op grond van artikel 7:764 lid 2 BW in mindering op de aanneemsom strekken.
5.8.
[gedaagde] verwijst naar het rapport van Von Reth Claims om zijn verweer te onderbouwen. Dat rapport alleen is echter onvoldoende om de stellingen van [gedaagde] te onderbouwen. [gedaagde] heeft het werk ook laten beoordelen door een bouwkundige van Top Expertise, maar hij heeft ervan afgezien het rapport in het geding te brengen omdat hij het niet eens was met de conclusies van Top Expertise. Als [gedaagde] het alleen niet eens was met de deskundige van Top Expertise over diens oordeel dat de woning voor het herstel niet ontruimd hoeft te worden, zoals [gedaagde] heeft toegelicht, zou het rapport van Top Expertise wel goed bruikbaar kunnen zijn om de door [gedaagde] gestelde gebreken in het werk te onderbouwen. Desondanks heeft [gedaagde] alleen het hem welgevallige rapport van Von Reth Claims in het geding gebracht. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat de deskundige van Top Expertise een bekende zou zijn van [eiser] en dat dit hem ervan heeft weerhouden het rapport van Top Expertise te verstrekken. [gedaagde] heeft dit pas ter zitting aangevoerd en tegenover de betwisting van [eiser] deze stelling niet nader toegelicht. Het rapport Von Reth Claims is bovendien tot stand gekomen zonder inbreng van [eiser].
Weliswaar heeft [gedaagde] [eiser] uitgenodigd om bij de opname van het werk door Von Reth Claims aanwezig te zijn, maar gezien de korte termijn – telefonisch een dag vóór het onderzoek en per e-mail op de dag van het onderzoek – valt dit nauwelijks te zien als een serieuze poging om [eiser] in staat te stellen bij het onderzoek aanwezig te zijn.
5.9.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] met alleen het overleggen van het rapport van Von Reth Claims de stelling van [eiser] onvoldoende heeft weersproken dat de daarin genoemde punten als ‘weggenomen muur, stucwerk van muren, het gebruik van egaline, de zolder, en de ruimte onder de trap’ slechts ondergeschikte opleverpunten zijn, waarvan de waarde minder dan 25% van de aanneemsom bedraagt. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de besparingen van [eiser] op de punten ‘weggenomen muur, stucwerk van muren, het gebruik van egaline, de zolder, en de ruimte onder de trap’ zijn opgenomen in de 25% die [eiser] in mindering heeft gebracht op de totale aanneemsom, waarop hij in beginsel op grond van artikel 7:764 lid BW recht heeft.
De vloeren
5.10.
Vast staat dat [gedaagde] contact heeft gezocht met [eiser] met het verzoek om zijn woning dezelfde vloer aan te leggen als de vloer die [gedaagde] heeft gezien in de woning van een derde. Hoewel uit de offerte niet blijkt aan welke eisen de in woning van [gedaagde] aan te leggen vloeren moesten voldoen, valt dat wel op te maken uit de verklaring van bedoelde derde: een grijze betonlook egaline vloer, waarbij glooiingen en vegen zorgen voor een industriële look. Tegenover de deskundige van Von Reth Claims heeft [gedaagde] aangegeven dat de opdracht inhield het aanbrengen van egaline met een laklaag om een industriële look te creëren op alle etages.
5.11.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat [eiser] de vloeren in overeenstemming met deze eisen heeft aangebracht. Volgens [gedaagde] zijn de vloeren nadien gebreken gaan vertonen, waarvan de herstelkosten voor rekening van [eiser] moeten komen. Dit blijkt volgens [gedaagde] uit het rapport van de inspecteur van Von Reth Claims, die heeft geconstateerd dat de vloerafwerking bij binnenkomst weliswaar mooi en goed afgewerkt oogt, maar dat de vloeren bij nadere inspectie veel krassen in de laklaag, losse stukken laklaag, kale plekken en niet egale vloerstukken blijken te bevatten. Volgens Von Reth Claims is dit veroorzaakt doordat de laklaag niet goed is gehecht, wat het gevolg is van het gebruik van een onjuiste lak. De herstelkosten beraamt Von Reth Claims op € 13.427,40. Daarbij gaat het om € 7.927,40 voor het herstel van de vloer en het schuren van de oude laklaag, en € 5.500,00 voor verhuiskosten en kosten van tijdelijk verblijf elders.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiser] verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gestelde gebreken van de vloer. Zoals overwogen is alleen het rapport van Von Reth Claims onvoldoende om de stellingen van [gedaagde] te onderbouwen. Daar komt bij dat het rapport onvoldoende eenduidig is. Zo lijkt uit het rapport te volgen dat de schade aan de vloer is enerzijds is ontstaan omdat een ongeschikte lak is gebruikt en anderzijds omdat de laklaag onvoldoende is gehecht. Dat laatste sluit aan op het betoog van [eiser] dat [gedaagde] zijn advies om de vloer en de laklagen voor ingebruikname eerst 30 dagen te laten uitharden, heeft genegeerd. Verder staat in het rapport dat als partijen zijn overeengekomen dat [eiser] de vloer glad en egaal zou opleveren, dit niet goed is uitgevoerd. Dat partijen dat inderdaad zijn overeengekomen,
blijkt nergens uit en lijkt ook niet te passen bij de industriële look die partijen voor ogen stond. Ten slotte is ook niet gebleken dat de vloer die [gedaagde] heeft besteld bestand moest zijn tegen de intensieve belasting van onder meer een hond.
Tussenconclusie
5.13.
Met de factuur van 7 mei 2023 van € 11.281,86 heeft [eiser] 25% voor zijn besparingen in mindering gebracht op de aanneemsom. Van verdere besparingen is niet gebleken, zodat dit bedrag in conventie in hoofdsom zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.14.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 887,82 toegewezen.
Overleggen van het rapport van Top Expertise
5.15.
Artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verbindt drie cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken: 1) degene die de vordering doet, dient op het moment dat hij de vordering doet een rechtmatig belang te hebben, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en 3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen het rapport van Top Expertise aan hem te overleggen voldoet aan deze voorwaarden. Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering om hem te veroordelen het deskundigenrapport van Top Expertise aan [eiser] te verstrekken, zal ook deze van vordering van [eiser] worden toegewezen.
Conclusie in conventie
5.16.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
11.281,86
- buitengerechtelijke incassokosten
887,82
+
Totaal
12.169,68
Proceskosten in conventie
5.17.
[gedaagde] wordt in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.298,84
Conclusie in reconventie
5.18.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat de vordering van [gedaagde] als ongegrond zal worden afgewezen.
Proceskosten in reconventie
5.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(2 punten × factor 0,5 × € 406,00)
Totaal
406,00

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.169,68, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 11.281,86 (aan hoofdsom), met ingang van 18 mei 2023,
- het bedrag van € 887,82 (aan buitengerechtelijke kosten), als dit bedrag niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis is betaald,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.298,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten van € 135,00 als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om een kopie van het rapport van ing. P. Heine van Top Expertise B.V. aan [eiser] te verstrekken,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en reconventie
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.