ECLI:NL:RBNHO:2024:9464

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/15/355889 / JU RK 24-1231
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met zorgen over loverboyproblematiek

Op 28 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de verlening van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een 14-jarig meisje. De minderjarige, die soms tot vijf dagen wegblijft zonder dat bekend is waar ze verblijft, vertoont zorgwekkend gedrag dat leidt tot serieuze zorgen over loverboyproblematiek. De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van verschillende stukken, waaronder een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) en verklaringen van betrokkenen. De minderjarige is eerder onder toezicht gesteld en heeft al meerdere keren in een zorginstelling verbleven, maar weigert openheid van zaken te geven over haar situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige geen controle over haar hebben en dat er al lange tijd zorgen zijn over haar welzijn. De minderjarige heeft gedragsproblemen vertoond, zoals weglopen, zelfbeschadiging en is slachtoffer geworden van aanranding. Ondanks eerdere hulpverlening en plaatsingen in zorginstellingen, is er geen verbetering zichtbaar. De kinderrechter oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en haar ontvankelijk te maken voor hulpverlening.

De kinderrechter verleent daarom de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met ingang van 28 augustus 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/355889 / JU RK 24-1231
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. B. Bos, kantoorhoudende te Hoorn.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 14 augustus 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
  • aanvullende stukken van de GI, met bijlagen, ontvangen op 16 augustus 2024;
  • de ter zitting overgelegde pleitnota van mr. B. Bos.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de ouders;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar advocaat, ook afzonderlijk gehoord door de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar ouders.
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft [de minderjarige] op 27 december 2023 voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 maart 2024. De kinderrechter heeft hierbij tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een accommodatie van een zorgaanbieder, te weten [accommodatie] in [plaats] , voor de duur van twee weken.
2.4.
Bij beschikking van 9 januari 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een accommodatie van een zorgaanbieder ( [accommodatie] in [plaats] ) tot 27 maart 2024.
2.5.
[de minderjarige] heeft vanaf 27 december 2023 voor een periode van acht weken op een woongroep van [accommodatie] verbleven voor afname van diagnostiek.
2.6.
Bij beschikking van 14 maart 2024 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 14 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. De GI onderbouwt het verzoek als volgt.
3.2.
Er zijn al lange tijd zorgen om [de minderjarige] . In het schooljaar 2023/2024 heeft [de minderjarige] veel slechte cijfers gehaald en is zij veel afwezig geweest op school. Ook liet [de minderjarige] gedragsproblemen zien zoals veelvuldig weglopen, zelfbeschadiging en winkeldiefstal. [de minderjarige] weigerde mee te werken aan een GGZ-traject en is twee keer slachtoffer geworden van aanranding, zonder dat ze daarvan aangifte heeft gedaan. In november 2023 is [de minderjarige] weggestuurd van school en uiteindelijk is ze aan het einde van 2023 (met een machtiging uithuisplaatsing) opgenomen in [accommodatie] voor afname diagnostiek. De zorgen en vermoedens om loverboyproblematiek waren (en zijn) groot. In februari 2024 is [de minderjarige] ontslagen uit de Jeugdkliniek van [accommodatie] zonder diagnose, omdat zij niet heeft meegewerkt aan haar behandeling en zij weigert te praten over wat er speelt in haar leven. Het leek een korte periode beter te gaan, maar in mei 2024 is het opnieuw misgegaan. [de minderjarige] is wederom veel ongeoorloofd afwezig van school, ze blijft weglopen en is meerdere keren na het weglopen in de trein aangetroffen zonder aan te geven waar ze naartoe gaat. In overleg met de GI is er Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet van Parlan. Door de hulpverlening van ASH is aangegeven dat er vermoedens zijn van loverboyproblemen of prostitutie en dat [de minderjarige] mogelijk onder druk zou worden gezet. [de minderjarige] heeft een tweede telefoon die ze verstopt, ze heeft geld en ze heeft spullen die ze niet van haar ouders heeft gekregen of van haar zakgeld kan kopen. Als [de minderjarige] hierop wordt aangesproken, dan grijnst ze en wil ze niet vertellen wat er aan de hand is. Op 21 juli 2024 is [de minderjarige] wederom weggelopen, maar nu is ze vijf dagen weggebleven. [de minderjarige] is uiteindelijk aangetroffen op het station Rotterdam Centraal waar ze aan de conducteur heeft aangegeven dat ze onderweg is naar Antwerpen. Omdat [de minderjarige] zich niet heeft kunnen identificeren, is ze aangehouden en meegenomen naar het bureau. [de minderjarige] verblijft sindsdien weer bij de ouders.
3.3.
Volgens de GI is de situatie onveranderd en zijn de zorgen groter geworden. [de minderjarige] vertelt niet waar ze naartoe gaat als ze wegloopt en ook door de systeemtherapeut wordt aangegeven dat er in anderhalf jaar tijd bijna geen stappen zijn gezet, omdat [de minderjarige] weigert te praten. Als de GI in gesprek met [de minderjarige] vraagt of er wellicht op seksueel gebied iets naars is gebeurd, lacht ze stiekem en geeft ze aan dat dat niet het geval is. De verklaringen die [de minderjarige] geeft, zijn niet te controleren en lijken niet geloofwaardig. Daarbij ontkracht [de minderjarige] de zorgen ook niet. Door de politie is aangegeven dat [de minderjarige] in een onwenselijk vriendennetwerk zit met meerdere kwetsbare meisjes, die allen een hulpverleningsgeschiedenis hebben en voor elkaar liegen. Ook weigert [de minderjarige] behandeling en verblijf bij Fier. [de minderjarige] heeft geen schaamte- of schuldgevoel tegenover haar ouders over het lange wegblijven en zij ziet daarin geen gevaar. [de minderjarige] wordt steeds handiger in het weglopen en zij is heel goed op de hoogte van bepaalde juridische procedures. Bovendien is door de moeder aangegeven dat zij angstig is voor [de minderjarige] , omdat sommige situaties tussen de moeder en [de minderjarige] fysiek zijn geëscaleerd. De GI ziet geen andere mogelijkheid meer dan het indienen van een verzoek tot gesloten plaatsing voor [de minderjarige] . De GI heeft een zorgvuldige afweging gemaakt en ziet niet in hoe de veiligheid van [de minderjarige] op een andere manier kan worden gewaarborgd. Door middel van een gesloten plaatsing hoopt de GI [de minderjarige] voor langere tijd te onttrekken aan haar netwerk, zodat ze hier los van komt en ze ontvankelijk wordt voor hulpverlening en kan deelnemen aan een behandeltraject en durft te delen wat er speelt in haar leven.

4.De standpunten

[de minderjarige]
4.1.
is het niet eens met het verzoek. In het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] aangegeven dat het goed gaat met haar. Ze begrijpt dat er zorgen zijn, maar ze vindt het onnodig en overdreven dat ze daarom uit huis geplaatst zou moeten worden. [de minderjarige] is eerder al geplaatst bij [accommodatie] , maar daar is ze niet beter van geworden. Jongeren in jeugdklinieken hebben forse problemen en daar is bij [de minderjarige] geen sprake van. Op de dagen dat [de minderjarige] weg was, is ze naar een vriendin gegaan. Soms vindt ze het prettig dat haar ouders even niet weten waar zij is. [de minderjarige] is bereid om tegen haar psycholoog te vertellen wie die vriendin is. Ook is [de minderjarige] een keer ’s avonds naar Amsterdam gegaan voor een gratis dansles. Zij had geen toestemming gevraagd aan de ouders, omdat zij ervan uitging dat de ouders het er toch niet mee eens zouden zijn. De zorgen om loverboyproblemen zijn echt niet nodig. [de minderjarige] heeft een krantenwijk gehad en ook geld gekregen voor haar verjaardag, waardoor zij spullen kan kopen. Verder heeft [de minderjarige] verteld dat zij op het station in Rotterdam onderweg naar Antwerpen was, omdat ze wilde kijken hoe ver ze kon komen met de trein.
4.2.
Door de advocaat van [de minderjarige] is aangegeven dat [de minderjarige] begrijpt dat er zorgen zijn over haar veiligheid, maar zij betwist dat de gronden aanwezig zijn voor een machtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] verzoekt primair om het verzoek af te wijzen, subsidiair om de beslissing op het verzoek aan te houden en meer subsidiair om het verzoek niet voor de gehele verzochte duur toe te wijzen. Dat er nu daadwerkelijk een verzoek ligt, heeft veel gedaan met [de minderjarige] . Er is volgens [de minderjarige] nog onvoldoende gekeken naar de mogelijkheid van een alternatieve plaatsing, zoals bij een gezinshuis. Ook is [de minderjarige] bereid om een test te laten doen om aan te tonen dat ze nog nooit gemeenschap heeft gehad en daarmee kan ze aantonen dat er geen zorgen hoeven te zijn om loverboyproblematiek. [de minderjarige] hoopt dat haar die kans wordt gegund, want ze zou graag volgende week willen starten op [de school] in [plaats] .
de ouders
4.3.
Door de ouders is op de zitting aangegeven dat zij de zorgen van de GI volledig delen, maar dat zij, wellicht tegen beter weten in, [de minderjarige] ook de kans willen geven om te starten op [de school] . Zij gunnen haar deze kans in de hoop dat het daarna beter zal gaan, maar de ouders merken ook op dat in het geval [de minderjarige] weer de fout ingaat, zij direct gesloten zal moeten worden geplaatst. De thuissituatie is op deze manier namelijk onhoudbaar. De ouders zijn enorm ongerust op de momenten dat [de minderjarige] wegloopt en zij willen alleen maar dat [de minderjarige] veilig is. [de minderjarige] praat al twee jaar niet meer tegen de ouders.
Ook benoemt de moeder dat zij angstig is voor [de minderjarige] . De moeder is bang dat [de minderjarige] haar een keer wat aandoet, omdat [de minderjarige] en de moeder al vaker een handgemeen hebben gehad.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de opneming en het verblijf in de gesloten jeugdhulp noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Er is al gedurende twee jaar sprake van een zorgelijke situatie waarbij de zorgen om [de minderjarige] enkel lijken toe te nemen. Duidelijk is dat de ouders van [de minderjarige] in de afgelopen twee jaar geen vat op haar hebben gekregen. [de minderjarige] is gesloten, vertelt niet of er iets aan de hand is, en zo ja, wat er aan de hand is. Zij is meerdere keren weggelopen zonder dat de ouders enig idee hadden waar zij verbleef. Er is een tweede telefoon gevonden bij [de minderjarige] , maar ook geld en spullen die zij niet van de ouders heeft gekregen. Daarbij is [de minderjarige] is op plekken opgedoken die de zorgen over loverboyproblemen groot en reëel maken. De kinderrechter acht deze zorgen veel geloofwaardiger dan de verklaring die [de minderjarige] heeft gegeven dat ze bij een vriendin zou zijn, een gratis dansles wilde volgen in Amsterdam, het geld heeft gekregen voor haar verjaardag of dat zij heeft geprobeerd om met de trein naar Antwerpen te reizen om te onderzoeken of zij ver kon komen. Verder neemt de kinderrechter bij de beslissing in overweging dat de zorgen over [de minderjarige] worden gedeeld door de politie, de betrokken hulpverlening en de gemeente.
5.3.
De kinderrechter acht een gesloten plaatsing noodzakelijk om de huidige impasse te doorbreken. Gelet op het feit dat [de minderjarige] eerder dit jaar bij [accommodatie] in [plaats] is opgenomen voor diagnostiek, maar daar na twee maanden is ontslagen omdat zij niet heeft meegewerkt aan haar behandeling, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de machtiging voor een kortere duur dan verzocht toe te wijzen. De kinderrechter hoopt net als de GI dat door [de minderjarige] voor een langere tijd te onttrekken aan haar netwerk, een impasse wordt doorbroken en zij openheid van zaken zal geven over wat er speelt in haar leven. De kinderrechter merkt hierbij op dat ook in het geval, zoals [de minderjarige] zelf aangeeft, er niks aan de hand is, [de minderjarige] degene is die daarover duidelijkheid kan geven. De ruis die er nu is ontstaan en waaraan [de minderjarige] zelf bijdraagt door niet in gesprek te gaan, is dusdanig zorgelijk dat de kinderrechter geen andere mogelijkheid ziet dan een gesloten plaatsing. Het is van belang dat [de minderjarige] ontvankelijk wordt voor hulpverlening en dat zij kan deelnemen aan een behandeltraject en durft te delen wat er speelt in haar leven. De situatie thuis met de ouders en [de minderjarige] acht de kinderrechter onhoudbaar. [de minderjarige] praat al lange tijd niet meer tegen de ouders, de ouders maken zich enorme zorgen over haar veiligheid als zij wegloopt en de kinderrechter gunt de ouders de rust om te weten dat [de minderjarige] geen gevaar loopt. Van daaruit kan er ook worden gewerkt aan het herstel van de band tussen de ouders en [de minderjarige] . Het is nu van belang dat de veiligheid van [de minderjarige] wordt gewaarborgd binnen een gesloten setting. De kinderrechter hoopt dat [de minderjarige] binnen de geslotenheid kan profiteren van de geboden rust, structuur en duidelijke kaders en dat er duidelijkheid komt over wat er speelt in het leven van [de minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de verzochte periode van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 augustus 2024 tot 28 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D. Kramer als griffier, en op schrift gesteld op 13 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.