ECLI:NL:RBNHO:2024:9463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/15/354595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreigingen door gebrek aan passend onderwijs en dagbesteding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het familie- en jeugdrecht. De minderjarige, die samen met haar moeder de Poolse nationaliteit bezit, is sinds 2 september 2021 onder toezicht gesteld, met verlengingen tot gevolg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling door het ontbreken van passend onderwijs en dagbesteding. Dit is in strijd met haar recht op onderwijs zoals vastgelegd in artikel 28 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de Leerplichtwet in Nederland.

De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 28 augustus 2024 gehouden, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over het gebrek aan onderwijs en dagbesteding van de minderjarige gehoord, evenals de standpunten van de minderjarige en haar moeder. De minderjarige gaf aan dat het goed met haar gaat en dat zij geen hulp wil, terwijl de moeder het verzoek van de GI steunt.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat de bedreigingen voor de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 september 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de minderjarige op korte termijn passend onderwijs kan volgen, en dat de GI zich moet blijven inzetten om dit te realiseren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/354595 / JU RK 24-1029
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
De moeder en [de minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.
2.2.
Bij beschikking van 2 september 2021 is [de minderjarige] (opnieuw) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 31 augustus 2023 tot 2 september 2024.
2.3.
Bij beschikking van 9 december 2022 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven voor [de minderjarige] en bij beschikking van 12 januari 2023 een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] heeft op grond van deze machtigingen van 31 december 2022 tot 30 juni 2023 verbleven bij [accommodatie] , locatie [locatie] te [plaats] .
2.4.
[de minderjarige] woont sinds 30 juni 2023 weer bij haar moeder. Ook woont de broer van [de minderjarige] bij de moeder, te weten [de broer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI onderbouwt het verzoek als volgt.
3.2.
[de minderjarige] woont inmiddels een jaar thuis en zij is goed tot rust gekomen. Het vertrouwen van de moeder en [de minderjarige] in elkaar is gegroeid en er hebben geen incidenten meer plaatsgevonden met betrekking tot de veiligheid van [de minderjarige] of anderen. Er is geen hulpverlening van de grond gekomen, omdat [de minderjarige] hier niet voor openstaat. [de minderjarige] wil wel graag systeemtherapie, maar de therapeut met wie zij goed overweg kon is langdurig ziek uitgevallen. In samenspraak met de Opvoedpoli en de moeder is besproken om geen druk te leggen op [de minderjarige] vanwege haar ODD. Positief is dat [de minderjarige] en [de broer] inmiddels onderwijs volgen. Zij krijgen twee keer per week één uur onderwijs vanuit het programma “De Reizigers”. Onderwijs voor [de minderjarige] op [de school] is niet van de grond gekomen, omdat [de school] bedenkingen had bij het toelaten van [de minderjarige] , vanwege haar gedragsproblemen en langdurende schoolverzuim. Volgens de GI is de grond voor de ondertoezichtstelling nog deels aanwezig. Zonder sturing van de GI is het risico op overvraging van [de minderjarige] groot. [de minderjarige] is nog jong en lijkt weinig ontwikkelingskansen te krijgen die passen bij haar leeftijd. De moeder is positief betrokken, maar niet de aangewezen persoon die de regie kan voeren over schoolse beslissingen. Daar is begeleiding en ondersteuning vanuit de GI voor nodig. De GI ervaart een prettige samenwerking met de moeder.
3.3.
Op de zitting is door de GI benadrukt dat eigenlijk de enige zorg nog is dat [de minderjarige] geen onderwijs volgt en geen dagbesteding heeft. De GI is hard bezig om een school te vinden, maar dat blijkt een lastige opgave te zijn. Op basis van het dossier van [de minderjarige] kunnen veel scholen haar niet plaatsen. De GI is bang dat in het geval de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd het de moeder niet gaat lukken om een school voor [de minderjarige] te vinden, aangezien het de GI tot op heden ook nog niet is gelukt. Daarnaast acht de GI traumatherapie in het belang van [de minderjarige] , maar dat is alleen effectief als [de minderjarige] daar zelf voor openstaat en daar is nu geen sprake van.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] is het niet eens met het verzoek. Het gaat goed met haar en ook in de thuissituatie met de moeder. Er zijn nog wel eens discussies tussen de moeder en [de minderjarige] , maar zij zijn nu in staat om de ruzies uit te praten en allebei sorry te zeggen. [de minderjarige] krijgt geen hulp en dat wil zij ook niet. [de minderjarige] zou wel heel graag naar school willen.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. De moeder is blij dat het beter gaat tussen haar en [de minderjarige] , maar ook tussen [de minderjarige] en [de broer] . Het is belangrijk dat [de minderjarige] weer naar school gaat en dat zij, als ze eraan toe is, therapie gaat volgen.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Door de omstandigheid dat zowel [de minderjarige] als de moeder de Poolse nationaliteit bezit, draagt onderhavige zaak een internationaal karakter. Gelet hierop dient eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 7 van de Verordening Brussel II-ter rechtsmacht toe om dit verzoek te behandelen.
5.2.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Verlenging ondertoezichtstelling
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
Gebleken is dat [de minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn de moeilijkheden die gepaard gaan met het vinden van passend onderwijs en het ontbreken van een dagbesteding. De kinderrechter overweegt en benadrukt dat het van belang is dat [de minderjarige] op de kortst mogelijke termijn passend onderwijs kan volgen. Dit is conform de wens van [de minderjarige] en hier heeft zij ook recht op. De kinderrechter verwijst hiervoor naar artikel 28 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin is gewaarborgd dat ieder kind recht heeft op onderwijs en waaruit tevens voortvloeit dat onderwijs toegankelijk dient te zijn voor ieder kind, dus ook voor [de minderjarige] . Daarbij merkt de kinderrechter op dat in Nederland tevens de Leerplichtwet geldt, waaruit volgt dat kinderen niet alleen het recht hebben op onderwijs, maar zelfs de plicht hebben om naar school te gaan. Dat [de minderjarige] al zo’n lange tijd geen onderwijs heeft gevolgd, is zeer schadelijk voor haar ontwikkeling. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI, ondanks de tijd en moeite die zij al heeft gestoken in het vinden van passend onderwijs voor [de minderjarige] , zich wederom (en nu met deze beschikking als dwingende steun in de rug) zal inzetten om dit voor elkaar te krijgen.
Voorts is de kinderrechter het met de GI eens dat het volgen van traumatherapie een onderwerp van gesprek moet blijven voor [de minderjarige] , maar dat duidelijk is dat de inzet van therapie op dit moment geen effect zal sorteren, nu [de minderjarige] blijvend aangeeft daar nog niet aan toe te zijn.
5.4.
Gelet op de hiervoor genoemde zorgen, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
tot 2 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D. Kramer als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.