ECLI:NL:RBNHO:2024:9381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/15/352948 / KG ZA 24-286
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begeleide omgangsregeling en vervangende toestemming voor vakantie naar Turkije na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2024, is een kort geding aan de orde tussen een vader en een moeder na hun echtscheiding. De vader heeft verzocht om nakoming van de zorgregeling voor hun minderjarige dochter, terwijl de moeder verzoekt om de zorgregeling stop te zetten en vervangende toestemming voor een vakantie naar Turkije. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van haar en de dochter, waarbij ze melding maakt van stalking, bedreigingen en chantage door de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader onder begeleiding contact mag hebben met de dochter, gezien de zorgen van de moeder en het belang van de minderjarige. De rechtbank heeft ook de moeder toestemming verleend om met de dochter op vakantie te gaan naar Turkije, ondanks de frustratie van de vader. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank benadrukt dat de vader onder professionele begeleiding contact moet hebben met de dochter. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/352948 / KG ZA 24-286
Vonnis in kort geding van 16 juli 2024
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.J. van de Pol te Haarlem,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.A.S. Matheij te Heemstede.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen, van 12 juni 2024;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met bijlagen, van 8 juli 2024
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 10 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 10 juli 2024
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 1 december 2023.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] .
2.3.
Bij de beschikking inzake voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 20 januari 2023, aangevuld bij beschikking van 3 maart 2023, is bepaald dat:
- [de minderjarige] aan de moeder wordt toevertrouwd,
- de moeder bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, en
- de vader aan de moeder als kinderbijdrage voor [de minderjarige] € 301 per maand dient te voldoen met ingang van 25 november 2022.
Voorts is -na overeenstemming hierover ter zitting- als zorgregeling bepaald dat [de minderjarige] bij de vader verblijft volgens zijn achtweeks werkrooster:
- in week 1 vanaf vrijdag uit de BSO tot maandag naar school;
- in week 2 één week niet;
- in week 3 vanaf dinsdag uit de BSO tot woensdag naar school;
- in week 4 vanaf zaterdagmiddag 15.00 uur tot maandag naar school;
- in week 5 vanaf vrijdag uit de BSO tot zondag 19.00 uur;
- in week 6 vanaf woensdag uit de BSO tot donderdag naar school;
- in week 7 vanaf dinsdag uit de BSO tot woensdag naar school;
- in week 8 vanaf zaterdag 13.00 uur tot zondag 19.00 uur,
waarbij [de minderjarige] iedere dinsdag en vrijdag tussen 18.00 en 19.00 uur een belmoment heeft met de ouder waar zij op dat moment niet verblijft en waarbij [de minderjarige] in week 2 een extra belmoment met de vader heeft, op zondag tussen 18.00 en 19.00 uur.
Ter zitting hebben partijen afgesproken om het traject Ouderschap Blijft bij Levvel te volgen.
2.4.
Bij genoemde beschikking van 1 december 2023 is de behandeling van de zaak met betrekking tot de over en weer verzochte nevenvoorzieningen aangehouden tot een nader door de rechtbank te bepalen zittingsdatum.
2.5.
Onderhavige procedure is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de moeder tot wijziging van de voorlopige voorzieningen, bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer C/15/353008 / FA RK 24-2728.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
  • de moeder veroordeelt tot nakoming van de zorg/contactregeling zoals is bepaald bij beschikking van 20 januari 2023;
  • zulks op verbeurte van een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom ad € 100 per dag, waarbij een gedeelte van een dag voor een dag wordt gerekend, waarbij het eerste contact dient plaats te vinden het eerste weekend na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
De vader legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
De moeder geeft aan dat zij zich gesteund voelt door het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) om de zorgregeling stop te zetten, maar de Raad heeft dit nooit geadviseerd. De vader is steeds de zorgregeling conform de beschikking nagekomen. Hij heeft slechts een keer [de minderjarige] buiten de zorgregeling bij zich gehouden en deze ‘extra dag’ heeft hij ook weer gecompenseerd door [de minderjarige] een dag langer bij de moeder te laten. De vader heeft zich nooit dreigend uitgelaten tegen [de minderjarige] . De moeder heeft zich daarentegen diverse keren niet aan de zorgregeling gehouden. Zij heeft op 24 mei 2024 zonder reden eenzijdig bepaald dat er geen contact meer mag zijn tussen [de minderjarige] en de vader.
3.3.
De moeder voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
  • primair bepaalt dat er geen zorgregeling heeft te gelden tussen de vader en [de minderjarige] ;
  • subsidiair te bepalen dat de vader uitsluitend onder begeleiding van een professionele instantie [de minderjarige] mag zien;
  • de moeder vervangende toestemming verleent om met [de minderjarige] af te reizen naar Turkije in de periode van 19 juli tot en met 11 augustus 2024.
4.2.
De moeder legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
In verband met de zorgen van de moeder, heeft de moeder per 24 mei 2024 de zorgregeling alsmede de belmomenten stopgezet.
Vanaf het moment dat de moeder bij de vader is weggegaan wordt zij bestookt met bedreigingen door de vader, wordt zij voortdurend beledigd en wordt zij gestalkt. Eerder heeft de moeder al een code rood op haar woning gekregen en heeft de vader een Voicetracer geplaatst in de auto waar de moeder gebruik van maakt. Op 24 november 2022 heeft de moeder aangifte gedaan van bedreiging met de dood. Op 30 mei 2023 heeft de moeder een aanvullende verhoorverklaring afgelegd bij de politie. Na de aanvullende verklaring heeft er op 13 juni 2023 een stopgesprek plaatsgevonden met de vader in verband met de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en smaad dan wel smaadschrift en stalking en belaging. Ondanks het stopgesprek blijft de vader onverminderd doorgaan met het stalken van de moeder. De moeder besluit op 2 september 2023 om hier aangifte van te doen. Bij de aangifte zitten talloze berichten en gemiste oproepen van de vader die de aangifte ondersteunen. Naar aanleiding van de aangifte heeft de politie melding gemaakt bij Veilig Thuis i.v.m. zorgen over de veiligheid van de thuissituatie van [de minderjarige] . De vader chanteert de moeder met een opname die hij in zijn bezit heeft. De vader dreigt de opname te versturen naar derden, zoals de familie van de moeder. Op 10 oktober 2023 heeft de moeder aangifte gedaan van chantage. Op 10 maart 2024 dreigt de vader dat hij de moeder gaat verbranden. Door de aanhoudende bedreigingen voelt de moeder zich niet veilig. Na deze nieuwe bedreiging heeft de moeder een deurbel met een camera aangeschaft. Op 2 april en 28 mei 2024 heeft er een OM verhoor plaatsgevonden over de bedreiging en dwang. De officier van justitie moet hier nog een beslissing over nemen.
De moeder heeft verzocht om de voorlopige voorzieningen te wijzigen naar aanleiding van een incident dat zich tijdens de tweede week van de meivakantie 2024 heeft afgespeeld. De vader heeft zonder medeweten van de moeder contact gelegd met haar halfzus, waar zij zelf al jaren geen contact meer mee heeft gehad. De vader heeft zonder toestemming van de moeder [de minderjarige] meegenomen naar haar halfzus, terwijl [de minderjarige] haar helemaal niet kent. Hierna heeft de vader geprobeerd om een relatie te krijgen met de halfzus van de moeder. Toen dit hem niet lukte, heeft hij in dit contact wederom doodsbedreigingen geuit naar de moeder en haar familie. De vader heeft voorts erkend dat hij schermopnames had gemaakt van een gesprek tussen [de minderjarige] en haar moeder. De halfzus van de moeder heeft toen contact opgenomen met de moeder. De halfzus verklaart dat het contact er vanuit de vader op gericht was om informatie over de moeder te verkrijgen. Inmiddels heeft de moeder wederom aangifte gedaan.
De moeder heeft zich in juni 2023 aangemeld bij de Blijf Groep op advies van CJG. De begeleider van de moeder [begeleider] heeft hierover een verklaring afgelegd en ingediend bij de Raad. Uit de verklaring van [begeleider] volgt dat ondanks herhaalde pogingen van de moeder om samen met de vader het ouderschap gezond vorm te geven, het proces stagneerde. De systeemgesprekken die zijn gevoerd met ouders, Levvel, Blijf Groep en de Waag verliepen stroef en werden uiteindelijk stopgezet omdat de vader meermaals heeft aangegeven niet meer met de moeder te willen communiceren.
Op 14 maart 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden bij de beschermtafel. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad besloten om onderzoek te doen. Inmiddels heeft de Raad verzocht om [de minderjarige] onder toezicht te stellen.
De vader stopt niet met doen van negatieve uitlatingen over de moeder in het bijzijn van [de minderjarige] . De vader misbruikt de belmomenten met [de minderjarige] om contact te krijgen met de moeder. Daarbij blijft de vader over de grenzen van [de minderjarige] heen gaan. De vader schreeuwt, scheldt, bedreigt en chanteert de moeder allemaal in het bijzijn van [de minderjarige] . [de minderjarige] kan niet worden ingeschreven voor Kiestraining omdat de vader geen toestemming wil geven. Inmiddels uit [de minderjarige] een grote weerstand tegen het verblijf bij haar vader.
In 2023 heeft de vader pas onder dreiging van een kort geding toestemming gegeven voor de zomervakantie van de moeder met [de minderjarige] . Gedurende de hele vakantie heeft de vader de moeder bestookt met berichten vol dreigementen, zodat zij geen moment kon genieten. Tot op heden weigert de vader toestemming te verlenen voor de geplande vakantie naar Turkijje van 19 juli tot en met 11 augustus 2024.
4.3.
De vader voert verweer tegen de eerste twee vorderingen van de vrouw. De vader voert geen verweer tegen de vordering van de moeder om met [de minderjarige] op vakantie naar Turkije te gaan, onder de voorwaarde dat de zorgregeling van de beschikking van 20 januari 2024 wordt hervat de vader de laatste drie weken van de zomervakantie met [de minderjarige] op vakantie kan gaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

zorgregeling

5.1.
Sinds de beschikking inzake voorlopige voorzieningen van 20 januari 2023 is veel gebeurd en met name is er sprake van voortdurend hinderlijk contact van de vader naar de moeder. Dat uit zich in allerlei vormen zoals stalking, belediging, bedreiging en chantage en geeft allemaal blijk van grote frustratie van de zijde van de vader over de verbreking van het huwelijk en zijn onvermogen om te aanvaarden dat de moeder vrij is om relaties met anderen te onderhouden. Desgevraagd zegt de vader ook op de zitting geen respect te kunnen opbrengen voor de moeder omdat zij een vrouw is die vreemd gaat. Het is volkomen begrijpelijk dat de rek er bij de moeder uit is en dat zij het niet meer kan opbrengen om de in januari 2023 vastgelegde zorgregeling nog langer uit te voeren. Voor [de minderjarige] is primair van groot belang dat haar moeder die het grootste deel van de zorgtaken vervult voldoende draagkracht overhoudt om die taken ook te kunnen vervullen. Gelet op de houding van de vader is het ook begrijpelijk dat de moeder zich zorgen maakt dat [de minderjarige] bij de vader wordt geconfronteerd met het gebrek aan respect van de vader voor de moeder en met ‘uithoren’ door de vader.
5.2.
Anderzijds is er een rapport van de Raad waarin duidelijk wordt aangegeven dat de vader een liefhebbende vader is, dat er in beginsel goed contact tussen de vader en [de minderjarige] kan zijn en dat het ook in het belang is van [de minderjarige] dat er contact is met de vader.
5.3.
Dat brengt met zich mee dat de huidige regeling niet kan worden voortgezet maar dat er wel, zoals de moeder subsidiair vordert, een tijdelijke regeling zal moeten komen, waarbij de vader onder begeleiding contact heeft met [de minderjarige] . Ter zitting heeft de moeder ook aangegeven dat de vader wat haar betreft zelfs frequent contact met [de minderjarige] mag hebben, zolang dit maar wordt begeleid, terwijl de vader heeft aangegeven in te stemmen met begeleide omgang als dat de enige optie is.
5.4.
Op dit moment is er echter geen hulpverlenende instantie in beeld die in staat en bereid is dergelijke begeleiding vorm te geven. Partijen zullen dus hetzij zelf overeenstemming moeten proberen te bereiken over een vorm van professionele omgangsbegeleiding, hetzij zich moeten wenden tot het CJG of een vergelijkbare gemeentelijke instantie. Als de OTS wordt uitgesproken – zoals de Raad voor de kinderbescherming wenst – zal een gezinsmanager mogelijk hier een rol kunnen spelen. Frequentie, duur en tijdstippen van de begeleide omgang zullen in hoge mate afhankelijk zijn van de begeleiding die de professionele instantie kan bieden. Daarover kan op dit moment niet worden beslist.
5.5.
Dat betekent dat de vorderingen in conventie worden afgewezen en dat de subsidiaire vordering in reconventie wordt toegewezen, dit in zoverre onder afwijzing van de primaire vordering in reconventie.
vervangende toestemming (reizen naar buitenland)
5.2.
De moeder heeft gevorderd aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie naar Turkije. Die vervangende toestemming wordt verleend. Het frustreert de vader dat de moeder dat wel met [de minderjarige] op vakantie kan en hij niet. Die frustratie is begrijpelijk maar geen reden om [de minderjarige] een vakantie met de moeder te onthouden.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
algemeen
6.1.
bepaalt – in zoverre in afwijking van de bij beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2023 vastgestelde voorlopige zorgregeling - dat de vader uitsluitend onder begeleiding van een professionele instantie contact mag hebben met [de minderjarige] , waarbij frequentie, duur, plaats en tijdstip van de omgang wordt bepaald door die instantie in overleg met de ouders;
6.2.
verleent aan de moeder, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming om met [de minderjarige] op vakantie te gaan naar Turkije in de periode van 19 juli tot en met 11 augustus 2024.
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Bakker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 16 juli 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.