In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 september 2024 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten recidiverende psychotische episodes, met daarbij misbruik van cannabis en alcohol. De officier van justitie had op 12 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging, naar aanleiding van een heftige terugval van betrokkene aan het begin van het jaar, die verregaande gevolgen had voor zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op dat moment nog erg kwetsbaar was en een beperkt ziekte-inzicht had, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreepte.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2024, waarbij betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, is de situatie van betrokkene besproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel voor betrokkene of anderen te voorkomen. De rechtbank heeft de verzoeken van de advocaat om de zorgmachtiging af te wijzen, afgewezen, en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 2 maart 2025.
De rechtbank heeft daarbij de verschillende vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid, en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 september 2024.