ECLI:NL:RBNHO:2024:9327

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10666769 \ CV EXPL 23-5465
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten door passagiers na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht op 22 december 2021. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming in Toronto, Canada. Ondanks herhaalde verzoeken om compensatie aan de vervoerder, heeft deze niet inhoudelijk gereageerd. De passagiers hebben uiteindelijk besloten om de vervoerder te dagvaarden, omdat zij geen reden hadden om aan te nemen dat de vervoerder zich in de procedure zou verweren met een beroep op buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben erkend dat zij geen recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening, maar vorderen nog wel de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet adequaat heeft gereageerd op de verzoeken van de passagiers, wat heeft geleid tot de noodzaak van de rechtszaak. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten toe, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 28 augustus 2024 door kantonrechter S.N. Schipper.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10666769 \ CV EXPL 23-5465
Uitspraakdatum: 28 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali
De zaak in het kort
De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 juli 2023 met 4 producties:
- de conclusie van antwoord van 27 september 2023 met 2 producties;
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering eis van 22 november 2023 met 8 producties;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 december 2021 vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Toronto (Canada).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben bij brieven van 13 april 2022, 17 mei 2022, 20 juni 2022 en 18 augustus 2022 om compensatie van de vervoerder verzocht. De vervoerder heeft niet inhoudelijk gereageerd op deze verzoeken.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat zij geen recht hebben op compensatie zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening omdat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De passagiers vorderen nog wel de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.3.
In deze zaak staat vast dat de vervoerder niet op de vele verzoeken van de gemachtigde van de passagiers (hierna: Aviclaim) heeft gereageerd. In tegenstelling tot hetgeen door de vervoerder wordt betoogd, merkt de kantonrechter op dat Aviclaim wel degelijk het ‘FB ID’ kenmerk in haar brieven heeft genoemd (namelijk onder het kopje ‘your reference’). Het had op de weg van de vervoerder gelegen om inhoudelijk op het verzoek van de passagiers in te gaan. Dit heeft hij nagelaten. De kantonrechter volgt de passagiers dan ook in hun stelling dat zij geen andere keuze hadden dan tot dagvaarding over te gaan. Er bestond voor de passagiers geen reden om aan te nemen dat de vervoerder zich in de gerechtelijke procedure zou verweren met een beroep op buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.4.
Nu de passagiers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 180,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter