ECLI:NL:RBNHO:2024:9306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
15/106815-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openbaar maken van seksueel getint beeldmateriaal via TikTok

Op 9 september 2024 heeft de politierechter te Alkmaar een 44-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van dertig uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen. De man had seksueel getinte foto's van een vrouw, met wie hij een relatie had via TikTok, openbaar gemaakt door deze naar haar partner te sturen zonder haar toestemming. De vrouw deed aangifte omdat zij vond dat haar privacy was geschonden en zij psychische problemen had ondervonden door de actie van de verdachte. De politierechter oordeelde dat het openbaar maken van de foto's, ook al was het naar slechts één persoon, een strafbaar feit was. De rechter stelde vast dat de verdachte handelde uit wraak, ondanks zijn bewering dat hij de vrouw's partner wilde informeren over de ontrouw van de vrouw. De vrouw werd een schadevergoeding van 1000 euro toegekend voor het psychisch leed dat zij had geleden. De verdachte heeft veertien dagen de tijd om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Politierechter
Parketnummer: 15/106815-24
Uitspraakdatum: 9 september 2024
Tegenspraak
Schriftelijk vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en - plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.L. Speelman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. V.C. Andeweg, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de pleegperiode van 1 februari 2023 tot en met 17 juli 2023 te
Breda en/of Hoorn, althans in Nederland, van een persoon, [slachtoffer], een afbeelding van seksuele aard, te weten een of meerdere foto's en/of een of meerdere filmpjes, waarop te zien is
- dat die [slachtoffer] is gekleed in zwarte leer- en/of latexachtige kleding met om haar hals een bandje dat is verbonden met de kleding, en/of
- de borsten van die [slachtoffer] in een grotendeels opengewerkte bh met om de hals een ketting met een hanger, en/of
- het bovenlichaam van die [slachtoffer] gekleed in een grotendeels opengewerkte bh met om de hals een ketting met een hanger, en/of
- het geheel ontblootte bovenlichaam en gezicht van die [slachtoffer] terwijl ze met een man seks heeft, en/of
- het gezicht van die [slachtoffer] gebogen over de penis van een man, en/of
- die [slachtoffer] gekleed in zwarte en/of rode lingerie, en/of
- de ontblootte billen van die [slachtoffer] in zwarte lingerie, en/of
- de rug en billen van die [slachtoffer] met daarop rode plekken, vermoedelijk kaarsvet, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze politierechter is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Verdachte en aangeefster hebben elkaar leren kennen via de app TikTok en zijn vervolgens een (seksuele) relatie met elkaar aangegaan. Deze relatie is op een gegeven ogenblik door aangeefster beëindigd, volgens haar zeer tegen de wil van verdachte. Verdachte heeft hierna naaktfoto’s van aangeefster en foto’s waarbij aangeefster met iemand anders seksuele handelingen verricht, naar de partner van aangeefster, met wie zij samenwoonde en “die van niets wist”, gestuurd. Ook heeft hij soortgelijke foto’s naar een voormalige vriendin van hem en aangeefster gestuurd. Aangeefster heeft hiervoor nooit toestemming gegeven. Deze actie, een term die verdachte zelf voor zijn handelen hanteert, heeft voor grote problemen in het privéleven van aangeefster gezorgd en haar psychisch belast. Aangeefster was voorts bang dat verdachte de foto’s ook nog zou gaan sturen naar haar ouders en haar werk.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Het sturen van de foto’s naar de vriendin van de aangeefster heeft volgens de verdediging met toestemming van de aangeefster plaatsgevonden en is daarmee niet wederrechtelijk. Het beeldmateriaal dat is gestuurd naar de partner van de aangeefster is volgens de verdediging niet ongevraagd naar de partner van de aangeefster verstuurd maar op diens verzoek als bewijs en met de intentie om de partner te informeren over de ontrouw van de aangeefster. De intentie van verdachte en het belang derden te informeren zijn van belang, niet of aangeefster zich benadeeld heeft gevoeld.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel dient te worden opgelegd.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De politierechter komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Naar het oordeel van de politierechter is de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig. Haar verklaring over de gebeurtenissen vindt steun in de verklaringen van de getuigen [naam 1] en [naam 2] alsmede in het proces-verbaal van bevindingen, inclusief de bijlage met betrekking tot de weergave van het beeldmateriaal. Het verweer van verdachte dat hij op verzoek van de partner van aangeefster de foto’s heeft gestuurd verwerpt de politierechter. Verdachte heeft dit niet eerder aangevoerd, terwijl het voor de hand had gelegen dat hij dit direct bij zijn eerste verhoor zou hebben verklaard. Ook de partner van aangeefster rept hier niet over in zijn verhoor bij de politie. Hetzelfde geldt voor de toestemming die aangeefster zou hebben gegeven voor het sturen van een of meer foto’s naar de voormalige vriendin van haar en verdachte.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de politierechter schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 139h aanhef lid 2 onder b Wetboek van Strafrecht (oud). Deze strafbepaling staat vanaf 1 juli 2024 niet meer bij de delicten tegen de openbare orde maar bij de delicten van seksuele aard omdat het een misdrijf betreft die inbreuk maakt op iemands seksuele en geestelijke integriteit (artikel 254 ba lid 2 sub b Wetboek van Strafrecht).
Het stelt strafbaar het openbaar maken van een seksueel getinte afbeelding, ook al is deze vrijwillig tot stand gekomen, van iemand terwijl men weet dat dit nadelig kan zijn voor die persoon.
Niet betwist is dat het onderhavige beeldmateriaal van seksuele aard is, dus een zodanig intiem seksueel karakter heeft dat het voor ieder redelijk denkend mens als privé kan worden beschouwd.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onder het openbaar maken ook valt het bekend maken aan zowel één persoon als aan meer personen. De wil van de dader om dat te doen is daarbij relevant.
Het moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat “zijn actie” nadelige gevolgen kon hebben voor aangeefster, zowel ten aan zien van haar relatie als haar psychische gesteldheid. Wat er ook zij over de moraal aangaande trouw en ontrouw, door hiervoor intiem seksueel beeldmateriaal, dat nimmer was bedoeld voor een dergelijk doel, te gebruiken is hij een grens overgegaan die naar de huidige maatstaven niet meer wordt getolereerd. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte geen oogmerk van benadeling heeft gehad en dat de privacy van de aangeefster niet geschonden zou zijn. Dit acht de politierechter niet aannemelijk. Het oogmerk van benadeling is bij de invoering van deze bepaling door de wetgever juist als vereiste weggelaten. Wetenschap is al voldoende. De inbreuk op de privacy van aangeefster is ook evident. Zij heeft deze niet zelf opgegeven door enige instemming en gelet op het intieme seksuele karakter van de foto’s is deze in elk geval ten opzichte van haar partner geschonden. Een eventuele ontrouw maakt dit niet anders.
Alles overziend ligt het voor de hand dat de verdachte uit boosheid dan wel frustratie, gelet op de afwijzing van hem door aangeefster, de foto’s aan haar partner heeft gestuurd en wraak mede dan wel een leidende een rol heeft gespeeld bij zijn optreden. In die zin acht de politierechter dat er sprake is van kwaadaardig handelen. Met de invoering van de strafbepaling waar het hier om gaat heeft de wetgever dit soort handelen met seksueel getint beeldmateriaal, ook wel aangeduid als “wraakporno” strafbaar willen stellen.
3.5.
Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in of omstreeks de pleegperiode van 1 februari 2023 tot en met 17 juli 2023 te
Breda
en/of Hoorn, althans in Nederland, van een persoon, [slachtoffer], een afbeelding van seksuele aard, te weten
een ofmeerdere foto's en
/ofeen
of meerderefilmpje
s, waarop te zien is
- dat die [slachtoffer] is gekleed in zwarte leer- en/of latexachtige kleding met om haar hals een bandje dat is verbonden met de kleding, en
/of
- de borsten van die [slachtoffer] in een grotendeels opengewerkte bh met om de hals een ketting met een hanger, en
/of
- het bovenlichaam van die [slachtoffer] gekleed in een grotendeels opengewerkte bh met om de hals een ketting met een hanger, en
/of
- het geheel ontblootte bovenlichaam en gezicht van die [slachtoffer] terwijl ze met een man seks heeft, en
/of
- het gezicht van die [slachtoffer] gebogen over de penis van een man, en
/of
- die [slachtoffer] gekleed in zwarte en/of rode lingerie, en
/of
- de ontblootte billen van die [slachtoffer] in zwarte lingerie, en
/of
- de rug en billen van die [slachtoffer] met daarop rode plekken, vermoedelijk kaarsvet, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – bij bewezenverklaring – op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke straf passend is.
6.3.
Oordeel van de politierechter
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de politierechter het volgende in aanmerking genomen.
Het verspreiden van dergelijk beeldmateriaal kan bij het slachtoffer zorgen voor langdurige psychische klachten, een gevoel van schaamte en onmacht en een flinke schending van de privacy en waardigheid. Dat deze gevolgen zich ook hebben voorgedaan bij het slachtoffer, blijkt uit de aangifte en de vordering schadevergoeding van het slachtoffer.
De politierechter heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 juni 2024. In het voordeel van de verdachte weegt de politierechter mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De verdachte heeft echter geen enkel besef getoond van zijn laakbaar handelen en staat nog steeds achter zijn “actie”. Gevreesd moet worden dat het dus niet bij eenmalige gebeurtenis zal blijven. Een voorwaardelijke straf in de zin van een taakstraf acht de politierechter een onvoldoende stok achter de deur om verdachte te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Gelet hierop komt de politierechter tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegende is de politierechter van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Daarnaast zal de politierechter een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opleggen en daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3813,80 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade toewijsbaar is nu voldoende aannemelijk is geworden dat het feit er grotendeels toe heeft geleid dat het slachtoffer zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. De immateriële schade kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden, nu het slachtoffer eerder in behandeling is geweest bij een psycholoog en er ook andere gebeurtenissen zijn die de PTSS-klachten hebben kunnen aanwakkeren. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Meer subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat alleen de materiële schade toegewezen dient te worden.
Oordeel van de politierechter
De politierechter is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 213,80 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Tevens komt de politierechter vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen voor dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De politierechter ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: wraakporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 139h ahf lid 2 ond b (oud) Wetboek van Strafrecht

12.Beslissing

De politierechter:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 (veertig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis,
Veroordeelt verdachte daarnaast wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van
2 (twee) weken;
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.213,80bestaande uit € 213,80 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.213,80 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
R. Krijger, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier J.J. van der Velden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.