In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 15 augustus 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen de Stichting Woonzorg Nederland en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van huurachterstand en servicekosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst getoetst aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling niet oneerlijk is, maar dat het rente- en incassobeding in de algemene voorwaarden oneerlijk is, omdat het in strijd is met de wettelijke bepalingen. De vordering tot ontruiming is gedeeltelijk toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagde partij om de woning te verlaten. De gedaagde partij is ook veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en proceskosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de oneerlijkheid van het beding.