ECLI:NL:RBNHO:2024:9156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
15/047096-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontploffing met explosief in Alkmaar

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte en zijn medeverdachten hadden de intentie om een Cobra 6 vuurwerk op een raam van een woning in Alkmaar te plakken en deze tot ontploffing te brengen. Dit gebeurde in een periode waarin er al meerdere ontploffingen in de stad hadden plaatsgevonden. De politie heeft ingegrepen voordat de ontploffing daadwerkelijk kon plaatsvinden. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake was van een begin van uitvoering van het misdrijf, medeplegen en gevaar voor anderen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de gemeenschap in Alkmaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft een aansturende rol gehad in het delict, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/047096-24 (P)
Uitspraakdatum: 29 augustus 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 15 augustus 2024 in de zaak tegen:
[verdachte](hierna ook: [verdachte])
,
geboren op [geboorteplaats en -datum],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.V.S. Adriaanse, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Beschuldiging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met anderen betrokken is geweest bij een poging om op 10 februari 2024 een stuk vuurwerk bij een woning aan de [straatnaam] in Alkmaar tot ontploffing te brengen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan de [straatnaam] te Alkmaar en/of aangrenzende panden en/of de in voornoemde panden aanwezige goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten te weten (een) aanwezige(n) in voornoemde panden en/of (een) passant(en) en/of hulpverleners
te duchten was
met dat opzet
- met een of meer anderen met een auto naar Alkmaar is gereden en/of (vervolgens)
- een explosief (een cobra 6) en/of een aansteker mee heeft genomen en/of (vervolgens)
- naar de woning aan de [straatnaam] is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer anderen op of omstreeks 10 februari 2024 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan de [straatnaam] te Alkmaar en/of aangrenzende panden en/of de in voornoemde panden aanwezige goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten te weten (een) aanwezige(n) in voornoemde panden en/of (een) passant(en) en/of hulpverleners
te duchten was
met dat opzet
- met een of meer anderen met een auto naar Alkmaar is gereden en/of (vervolgens)
- een explosief (een cobra 6) en/of een aansteker mee heeft genomen en/of (vervolgens)
- naar de woning aan de [straatnaam] is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- het plan van aanpak (mede) te bepalen/ af te stemmen en/of
- een of meer personen te zoeken/benaderen voor de uitvoering van de voornoemde (poging tot) brandstichting en/of het teweegbrengen van de ontploffing en/of
- op zoek te gaan naar cobra’s/explosieven ten behoeve van de voornoemde (poging tot) brandstichting en/of het teweegbrengen van de ontploffing en/of
- een of meer dader(s) met een auto te vervoeren naar (de omgeving van) voornoemd pand en/of
- ( voor hem/hen) op de uitkijk te staan en/of
- zich met voornoemde auto gereed te houden teneinde voornoemde personen/persoon en zichzelf van een spoedige vlucht van de plaats van voornoemde ontploffing/brandstichting te verzekeren
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting in/bij het pand gelegen aan de [straatnaam], waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (artikel 157 Sr), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een explosief (een cobra 6) en/of een aansteker waarmee een ontploffing teweeg kan worden gebracht en/of waarmee brand kan worden gesticht en/of een voertuig bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Het voornemen om een ontploffing teweeg te brengen door een cobra op het raam van een woning te plakken, heeft zich geopenbaard door een begin van uitvoering.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing met behulp van een cobra. Van poging tot brandstichting is pas sprake indien alles voor het stichten van de brand in gereedheid is gebracht en enig vuur wordt gemaakt. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake: er is nog niets in gereedheid gebracht en er is geen vuur gemaakt. Nu geen sprake is van een begin van uitvoering, moet de verdachte worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Het meer subsidiair ten laste gelegde feit (voorbereiding van een ontploffing of brandstichting) kan wel bewezen worden verklaard.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat uit het dossier niet volgt dat bij voltooiing van het delict sprake zou zijn geweest van levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en).
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis staan.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
3.3.2.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van
1) een begin van uitvoering,
2) medeplegen van de verdachte met (een) ander(en) en
3) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en).
Bij die beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 februari 2024, net na middernacht, hebben zowel [verdachte] als medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) via hun Snapchat-accounts contact met de gebruiker van Snapchat-account [accountnaam], gebruikersnaam [naam 1] (hierna: [naam 1]). In opdracht van [naam 1] gaan zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] op zoek naar een ‘speler’/‘bully’, oftewel naar iemand die een Cobra 6 tot ontploffing zal brengen bij de woning aan de [straatnaam]. Met [naam 1] spreken ze over de betaling voor de opdracht. [naam 1] geeft [medeverdachte 1] en [verdachte] de opdracht de Cobra tegen het raam te (laten) plakken en schrijft dat er gefilmd moet worden.
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) wordt bereid gevonden om tegen betaling de Cobra op de woning te plakken. [medeverdachte 1] en [verdachte] halen [medeverdachte 2] samen met de auto op, waarbij [medeverdachte 1] de bestuurder is. [medeverdachte 1] heeft het adres [straatnaam] opgezocht in een navigatieapp. Samen met nog twee anderen rijden ze in één auto richting Alkmaar. In de auto is ook een Cobra 6. [verdachte] heeft de Cobra gezien en aangeraakt. [verdachte] informeert [naam 1] over het feit dat ze de ‘bully’ gaan ophalen en onderweg zijn. Om 02:35 uur stuurt hij dat ze er zijn. Dit komt overeen met de bevindingen van een verbalisant die om 02:32 uur de auto in de buurt van de [straatnaam] in Alkmaar ziet rijden en parkeren. [medeverdachte 2] stapt uit de auto met in zijn handen een Cobra en een aansteker. Ook heeft hij een rol plakband bij zich. Hij loopt in de richting van de woning aan de [straatnaam]. Wanneer hij politie ziet, loopt hij de woning voorbij en gooit de Cobra weg in de voortuin van de woning aan de [straatnaam] [nummer 2]. Op de behuizing van de Cobra zit plakband. Op de broek van [verdachte] zit een stuk plakband.
[medeverdachte 2] verklaart tegenover de politie dat hij een Cobra tot ontploffing moest brengen bij een woning waarvan hij het adres niet meer weet, maar het adres [straatnaam] komt hem wel bekend voor. Gelet op de Snapchat-gesprekken en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1], gaat de rechtbank er van uit dat [medeverdachte 2] de instructie had gekregen de Cobra tot ontploffing te brengen bij [straatnaam]. [medeverdachte 2] verklaart verder dat hij plakband mee had om de Cobra ergens op te plakken. Dit komt overeen met de instructie die [naam 1] aan [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft gegeven. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat hij de Cobra meteen in de bosjes gooide toen hij de opvallende politieauto zag.
De woning aan de [straatnaam] was door de burgemeester gesloten en de officier van justitie heeft ter zitting bevestigd dat de bewoner op 10 februari 2024 niet in de woning aanwezig was. Uit het dossier wordt niet duidelijk of bewoners van nabijgelegen woningen thuis waren en, zo ja, waar zij zich bevonden op het moment dat [medeverdachte 2] de woning met nummer [nummer 1] naderde. Evenmin volgt op welke afstand tot de woning aanwezige verbalisanten zich bevonden en of zich nog andere personen in de (directe) omgeving van de woning bevonden.
3.3.2.2 Ad 1 – Begin van uitvoering
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf als het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Volgens de Hoge Raad is sprake van een begin van uitvoering in het geval de door de verdachte verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit criterium is algemeen geformuleerd en de jurisprudentie ter zake is dan ook erg casuïstisch. Het komt uiteindelijk aan op de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het concreet voorliggende geval. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld. [1]
Gelet op de onder 3.3.2.1 omschreven feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een begin van uitvoering. De verdachten wilden met plakband een Cobra aan de woning aan de [straatnaam] in Alkmaar bevestigen en deze tot ontploffing brengen. [medeverdachte 2] is met dit doel in de buurt van de [straatnaam] de auto uit gestapt en richting de woning aan de [straatnaam] gelopen met in zijn handen een Cobra met plakband erop en een aansteker. Toen hij de politie zag, is hij voorbij de woning aan de [straatnaam] gelopen en heeft de Cobra in de voortuin van [straatnaam] [nummer 2] gegooid. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate gericht op de voltooiing van het misdrijf. De gedragingen van [medeverdachte 2] lagen in tijd en plaats heel dicht bij de voltooiing van het misdrijf en hij zou het misdrijf hebben voltooid als hij niet was gestoord door de politie. Dat de lont van de Cobra nog niet was aangestoken, doet hieraan niets af.
3.3.2.3 Ad 2 – Medeplegen
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
In dit geval heeft de verdachte samen met anderen een plan gemaakt om een Cobra te laten ontploffen bij een bepaalde woning, samen met een medeverdachte een uitvoerder voor dat plan gezocht, hebben zij samen die uitvoerder opgehaald, zijn zij samen vanuit Amsterdam naar Alkmaar gereden, hebben zij samen de uitvoerder in de buurt van de beoogde woning afgezet en gewacht tot de uitvoerder terug zou komen naar de auto.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.3.2.4 Ad 3 – Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en)
Nu de woning aan [straatnaam] op 10 februari 2024 niet bewoond was en uit het dossier onvoldoende blijkt van potentieel gevaar voor andere personen, zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 februari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan de [straatnaam] te Alkmaar en/of aangrenzende panden en/of de in voornoemde panden aanwezige goederen
te duchten was
met dat opzet
- met anderen met een auto naar Alkmaar is gereden en vervolgens
- een explosief (een cobra 6) en een aansteker mee heeft genomen en vervolgens
- naar de woning aan de [straatnaam] is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 1 augustus 2024. Het door de reclassering in algemene zin geadviseerde contactverbod met medeverdachten heeft de officier van justitie toegespitst op medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Ook heeft de raadsvrouw verzocht aan een voorwaardelijk deel alleen algemene voorwaarden te verbinden. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn namelijk gelijk aan de voorwaarden die de verdachte in het wegens een andere strafzaak lopende Scholings- en trainingsprogramma opgelegd heeft gekregen. De raadsvrouw voorziet praktische problemen met de voorwaarde van elektronische monitoring (enkelband), nu het toekomstige woonadres van de verdachte nog niet bekend is en door de reclassering dus nog geen haalbaarheidsonderzoek kon worden gedaan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte en zijn medeverdachten hadden de bedoeling een Cobra 6 op een raam van een rijtjeswoning te plakken en deze tot ontploffing te brengen. De verdachte heeft hierbij een aansturende rol gehad. Dat het niet daadwerkelijk tot een ontploffing is gekomen, is te danken aan ingrijpen door de politie.
Dit feit gebeurde in een periode waarin bij meerdere woningen in Alkmaar ontploffingen plaatsvonden of pogingen daartoe werden ondernomen. Deze incidenten hebben een enorme impact gehad op de stad Alkmaar en de bewoners van de stad. Onder meer tijdens bewonersbijeenkomsten is gebleken dat veel inwoners erg bang zijn. Meerdere locaties in Alkmaar zijn aangewezen als veiligheidsrisicogebied, er werd ingezet op permanent cameratoezicht en observatie op de betreffende woningen. De woning aan de [straatnaam] is door deze incidenten op last van de burgemeester gesloten, hetgeen impact moet hebben gehad op de bewoner(s) van die woning.
Dat de verdachte hieraan een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank hem zeer aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van de verdachte van 25 juni 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 1 augustus 2024, opgesteld en ondertekend door [naam 2], reclasseringswerker bij Inforsa.
De verdachte heeft gedeeltelijk openheid van zaken gegeven over zijn rol bij het strafbare feit.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op het bewezenverklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 6 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Het in het algemeen geformuleerde contactverbod met medeverdachten zal de rechtbank toespitsen op [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [naam 3]. In afwijking van het advies en de eis van de officier van justitie zal de rechtbank medewerking aan elektronische controle op het op te leggen locatiegebod niet als bijzondere voorwaarde opleggen. Nu het toekomstige adres van de verdachte niet bekend is en de reclassering nog geen haalbaarheidsonderzoek heeft kunnen doen, voorziet de rechtbank problemen in de executiefase als blijkt dat elektronische controle niet mogelijk is op het toekomstige verblijfadres van de verdachte. Toezicht op de naleving van het locatiegebod zal plaatsvinden door de politie.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van die telefoon, die aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
 zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan hieronder ook vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 indien geïndiceerd door de reclassering, meewerkt aan aanmelding en zo mogelijk plaatsing bij Stichting Exodus, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met
o [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum en -plaats 1];
o [medeverdachte 1], geboren [geboortedatum en -plaats 2];
o [naam 3], geboren [geboortedatum en -plaats 3].
 op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het nog te bepalen verblijfsadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding;
 zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
 meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen;
 de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De politie ziet toe op handhaving van de contactverboden en het locatiegebod.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd 1 GSM (omschrijving PL1100-2024029698-1574212, wit, merk Apple).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Neervoort, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2024.