3.3.2Nadere bewijsoverwegingen
3.3.2.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van
1) een begin van uitvoering,
2) medeplegen van de verdachte met (een) ander(en) en
3) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en).
Bij die beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 februari 2024, net na middernacht, hebben zowel [verdachte] als medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) via hun Snapchat-accounts contact met de gebruiker van Snapchat-account [accountnaam], gebruikersnaam [naam 1] (hierna: [naam 1]). In opdracht van [naam 1] gaan zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] op zoek naar een ‘speler’/‘bully’, oftewel naar iemand die een Cobra 6 tot ontploffing zal brengen bij de woning aan de [straatnaam]. Met [naam 1] spreken ze over de betaling voor de opdracht. [naam 1] geeft [medeverdachte 1] en [verdachte] de opdracht de Cobra tegen het raam te (laten) plakken en schrijft dat er gefilmd moet worden.
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) wordt bereid gevonden om tegen betaling de Cobra op de woning te plakken. [medeverdachte 1] en [verdachte] halen [medeverdachte 2] samen met de auto op, waarbij [medeverdachte 1] de bestuurder is. [medeverdachte 1] heeft het adres [straatnaam] opgezocht in een navigatieapp. Samen met nog twee anderen rijden ze in één auto richting Alkmaar. In de auto is ook een Cobra 6. [verdachte] heeft de Cobra gezien en aangeraakt. [verdachte] informeert [naam 1] over het feit dat ze de ‘bully’ gaan ophalen en onderweg zijn. Om 02:35 uur stuurt hij dat ze er zijn. Dit komt overeen met de bevindingen van een verbalisant die om 02:32 uur de auto in de buurt van de [straatnaam] in Alkmaar ziet rijden en parkeren. [medeverdachte 2] stapt uit de auto met in zijn handen een Cobra en een aansteker. Ook heeft hij een rol plakband bij zich. Hij loopt in de richting van de woning aan de [straatnaam]. Wanneer hij politie ziet, loopt hij de woning voorbij en gooit de Cobra weg in de voortuin van de woning aan de [straatnaam] [nummer 2]. Op de behuizing van de Cobra zit plakband. Op de broek van [verdachte] zit een stuk plakband.
[medeverdachte 2] verklaart tegenover de politie dat hij een Cobra tot ontploffing moest brengen bij een woning waarvan hij het adres niet meer weet, maar het adres [straatnaam] komt hem wel bekend voor. Gelet op de Snapchat-gesprekken en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1], gaat de rechtbank er van uit dat [medeverdachte 2] de instructie had gekregen de Cobra tot ontploffing te brengen bij [straatnaam]. [medeverdachte 2] verklaart verder dat hij plakband mee had om de Cobra ergens op te plakken. Dit komt overeen met de instructie die [naam 1] aan [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft gegeven. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat hij de Cobra meteen in de bosjes gooide toen hij de opvallende politieauto zag.
De woning aan de [straatnaam] was door de burgemeester gesloten en de officier van justitie heeft ter zitting bevestigd dat de bewoner op 10 februari 2024 niet in de woning aanwezig was. Uit het dossier wordt niet duidelijk of bewoners van nabijgelegen woningen thuis waren en, zo ja, waar zij zich bevonden op het moment dat [medeverdachte 2] de woning met nummer [nummer 1] naderde. Evenmin volgt op welke afstand tot de woning aanwezige verbalisanten zich bevonden en of zich nog andere personen in de (directe) omgeving van de woning bevonden.
3.3.2.2 Ad 1 – Begin van uitvoering
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf als het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Volgens de Hoge Raad is sprake van een begin van uitvoering in het geval de door de verdachte verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit criterium is algemeen geformuleerd en de jurisprudentie ter zake is dan ook erg casuïstisch. Het komt uiteindelijk aan op de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het concreet voorliggende geval. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld.
Gelet op de onder 3.3.2.1 omschreven feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een begin van uitvoering. De verdachten wilden met plakband een Cobra aan de woning aan de [straatnaam] in Alkmaar bevestigen en deze tot ontploffing brengen. [medeverdachte 2] is met dit doel in de buurt van de [straatnaam] de auto uit gestapt en richting de woning aan de [straatnaam] gelopen met in zijn handen een Cobra met plakband erop en een aansteker. Toen hij de politie zag, is hij voorbij de woning aan de [straatnaam] gelopen en heeft de Cobra in de voortuin van [straatnaam] [nummer 2] gegooid. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate gericht op de voltooiing van het misdrijf. De gedragingen van [medeverdachte 2] lagen in tijd en plaats heel dicht bij de voltooiing van het misdrijf en hij zou het misdrijf hebben voltooid als hij niet was gestoord door de politie. Dat de lont van de Cobra nog niet was aangestoken, doet hieraan niets af.
3.3.2.3 Ad 2 – Medeplegen
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
In dit geval heeft de verdachte samen met anderen een plan gemaakt om een Cobra te laten ontploffen bij een bepaalde woning, samen met een medeverdachte een uitvoerder voor dat plan gezocht, hebben zij samen die uitvoerder opgehaald, zijn zij samen vanuit Amsterdam naar Alkmaar gereden, hebben zij samen de uitvoerder in de buurt van de beoogde woning afgezet en gewacht tot de uitvoerder terug zou komen naar de auto.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.3.2.4 Ad 3 – Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en)
Nu de woning aan [straatnaam] op 10 februari 2024 niet bewoond was en uit het dossier onvoldoende blijkt van potentieel gevaar voor andere personen, zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.