ECLI:NL:RBNHO:2024:9150

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/15/356095 / KG ZA 24/490
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van waardeloosheid van hypothecaire inschrijving tegen ontbonden vennootschap

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van een woning, dat de hypothecaire inschrijving ten gunste van de ontbonden vennootschap Overzeese Producten Handelmaatschappij (Transocean Produce Company) B.V. als waardeloos wordt verklaard. De eisers hebben in 1999 een hypotheekrecht gevestigd op hun woning in verband met een lening van de vennootschap. Na de aflossing van de lening en de ontbinding van de vennootschap door middel van een turbo-liquidatie, blijkt dat de hypothecaire inschrijving nog steeds in de openbare registers staat. De rechtbank oordeelt dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tegen de ontbonden vennootschap, omdat deze niet meer bestaat. Echter, eisers worden wel aangemerkt als onmiddellijk belanghebbenden en hebben een zelfstandig belang om de verklaring van waardeloosheid te vorderen. De rechtbank concludeert dat het hypotheekrecht teniet is gegaan en dat de inschrijving waardeloos kan worden verklaard. De vordering van eisers wordt toegewezen, maar zij moeten wel hun eigen proceskosten dragen, aangezien de gedaagde partij niet meer bestaat. Het vonnis is uitgesproken op 6 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/356095 / KG ZA 24/490
Vonnis in kort geding van 6 september 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats],
2.
[eiser 2],
te [plaats],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers]
advocaat: mr. F.L.A. Roosmale Nepveu,
tegen
DE ONTBONDEN BESLOTEN VENNOOTSCHAP
OVERZEESE PRODUCTEN HANDELMAATSCHAPPIJ (TRANSOCEAN PRODUCE COMPANY) B.V.,
laatstelijk statutair gevestigd te Bloemendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: OPH,
niet verschenen.
De zaak in het kort
[eisers] zijn de eigenaren van een woning waarop zij ten gunste van OPH een hypotheekrecht hebben gevestigd in november 1999 in verband met een door OPH aan [eisers] verstrekte lening. Volgens [eisers] is dit hypotheekrecht teniet gegaan doordat de vordering is voldaan, OPH is opgeheven en omdat de vordering tot terugbetaling van de lening is verjaard. [eisers] vorderen in deze procedure dat de voorzieningenrechter de inschrijving van de hypotheek in de openbare registers waardeloos verklaart.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [eisers] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen OPH omdat deze partij niet meer bestaat doordat zij is ontbonden terwijl er geen baten meer zijn. [eisers] zijn wel aan te merken als onmiddellijk belanghebbenden en hebben een zelfstandig belang om een verklaring van waardeloosheid te vorderen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende gebleken dat het hypotheekrecht teniet is gegaan, als gevolg waarvan de inschrijving waardeloos kan worden verklaard. De vordering van [eisers] wordt daarom toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de e-mails en brieven van de voormalig bestuurder van OPH d.d. 26 en 30 augustus 2024 waarin hij tweemaal verzoekt om de mondelinge behandeling uit te stellen;
- de reactie van [eisers] op het eerste verzoek van 30 augustus 2024;
- de e-mails van de rechtbank van 30 augustus 2024 en 2 september 2024, waarin de verzoeken van de voormalig bestuurder van OPH zijn afgewezen omdat hij geen partij is bij deze procedure;
- de mondelinge behandeling van 4 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt; en
- de pleitnota van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn de eigenaren van een woning gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
In 1999 hebben [eisers] een kredietovereenkomst gesloten met OPH. Enig aandeelhouder van OPH was destijds de moeder van [eiser 2] en haar enig bestuurder was de broer van [eiser 2], de heer [betrokkene]. Op basis van de kredietovereenkomst hebben [eisers] van OPH 30.000 gulden geleend. Op 24 november 1999 is een bedrag van 20.000 gulden uitbetaald aan [eisers] en op 13 april 2000 is het restant van 10.000 gulden uitbetaald.
2.3.
Op 26 november 1999 hebben [eisers] een hypotheekrecht gevestigd op de woning ten behoeve van OPH (hierna: het hypotheekrecht).
2.4.
Op 3 augustus 2001 hebben [eisers] van OPH een eindafrekening ontvangen om de openstaande lening inclusief rente volledig te kunnen aflossen. Medio september 2001 is volgens [eisers] de lening door [eisers] in één keer door hen afgelost.
2.5.
Op 16 april 2022 is de moeder van [eiser 2] en [betrokkene] overleden. Zij zijn samen tot enig erfgenamen en executeurs benoemd. Als nieuwe aandeelhouders van OPH hebben [eiser 2] en [betrokkene] de vennootschap bij besluit van 15 september 2022 ontbonden door middel van een turbo liquidatie. Hierbij zijn zij bijgestaan door accountantskantoor Ernst & Young. Bij de uitschrijving bij de Kamer van Koophandel is opgegeven dat OPH is ontbonden en dat zij ten tijde van de ontbinding geen baten had.
2.6.
[eisers] hebben recent een nieuwbouwappartement gekocht. Bij het aanvragen van een overbruggingskrediet en een hypotheek bleek dat het hypotheekrecht van OPH niet was doorgehaald in de openbare registers. [eisers] zijn voornemens om de woning begin 2025 ter verkoop aan te bieden.
2.7.
[eisers] hebben in aanloop naar deze procedure contact gezocht met [betrokkene] als voormalig aandeelhouder en bestuurder van OPH en hem gevraagd om te verklaren dat het hypotheekrecht van [eisers] is tenietgegaan. Aan dit verzoek heeft [betrokkene] geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de hypothecaire inschrijving ten behoeve van de ontbonden vennootschap OPH op de woning waardeloos wordt verklaard in de zin van artikel 3:29 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. [eisers] hebben hun spoedeisend belang bij de voorziening voldoende onderbouwd. [eisers] zullen namelijk hun woning in het eerste kwartaal van 2025 te koop gaan aanbieden in verband met de aanschaf van een nieuwbouwappartement en zullen in de verkoop belemmerd worden als het hypotheekrecht ten onrechte niet is doorgehaald.
4.2.
Artikel 3:274 lid 1 BW bepaalt dat wanneer een hypotheekrecht is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed bij authentieke akte te verklaren dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 staat dat artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is wanneer die verklaring niet wordt afgegeven. Artikel 3:29 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende(n).
4.3.
OPH is op 15 september 2022, door middel van een turbo-liquidatie, ontbonden omdat zij geen baten meer had en is per 11 november 2022 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW is de vennootschap daarmee ook direct opgehouden te bestaan. Dit heeft tot gevolg dat [eisers] in deze procedure een vennootschap hebben gedagvaard die niet meer bestaat. Dat is niet mogelijk, omdat een rechtspersoon die niet meer bestaat ook geen partij kan zijn in een procedure. [eisers] zullen daarom, voor zover hun vordering is gericht tegen OPH, niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.4.
[eisers] zijn echter wel aan te merken als onmiddellijk belanghebbenden in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW. Uit dien hoofde hebben zij een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren nu degene die de verklaring had behoren af te geven – OPH – dat niet kan doen omdat zij niet meer bestaat.
4.5.
De stelling van [eisers] dat de hypothecaire geldlening is afgelost vindt steun in de verklaring van accountantskantoor Ernst & Young en het formulier van inschrijving van de ontbinding van OPH bij de Kamer van Koophandel. Ook uit de verstrekte jaarrekeningen uit 2008 tot en met 2022 blijkt dat OPH tot 2020 alleen een rekening-courantvordering had op de moeder van [betrokkene] en daarna geen vorderingen meer had. Hiermee is voldoende komen vast te staan dat het hypotheekrecht teniet is gegaan en dat de inschrijving daarvan in de openbare registers dus waardeloos is. De rechtbank zal de vordering van [eisers] dan ook toewijzen en de hypothecaire inschrijving waardeloos verklaren.
4.6.
Ten overvloede voegt de rechtbank aan het voorgaande toe dat de in dit vonnis te geven verklaring van waardeloosheid op grond van artikel 3:29 lid 4 BW niet eerder kan worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat pas in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer tegen open staat. De hoger beroepstermijn bedraagt drie maanden. Een manier om dit vonnis onmiddellijk in kracht van gewijsde te laten gaan, is dat [eisers] afziet van hun recht op hoger beroep en dat zij berusten in dit vonnis (artikel 334 Rv).
4.7.
Aangezien de gedaagde partij niet (meer) bestaat, zullen [eisers], hoewel zij materieel in het gelijk zijn gesteld, de eigen kosten moeten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vordering tegen OPH,
5.2.
verklaart de hypothecaire inschrijving ten gunste van de ontbonden vennootschap Overzeese Producten Handelmaatschappij (Transocean Produce Company)
B.V. op de woning van [eisers], staande en gelegen te ([postcode]) [plaats], op het adres [adres], kadastraal bekend gemeente [plaats], [kadasternummer], waardeloos in de zin van artikel 3:29 van het Burgerlijk Wetboek (BW),
5.3.
bepaalt dat [eisers] hun eigen proceskosten moeten dragen,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024