ECLI:NL:RBNHO:2024:9110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
AWB-22_6337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag wegens inkomen boven bijstandsnorm en beoordeling hardheidsclausule

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een individuele inkomenstoeslag behandeld. Eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, had op 8 september 2022 een aanvraag ingediend voor deze toeslag. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Heiloo, omdat het inkomen van eiseres in de referteperiode hoger was dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Eiseres was van 21 oktober 2021 tot 15 augustus 2022 gedetineerd en had gedurende die periode geen recht op haar Wajong-uitkering, wat leidde tot financiële problemen door doorlopende kosten zoals huur en energiekosten.

De rechtbank heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld en beoordeeld of de afwijzing van de individuele inkomenstoeslag terecht was. De rechtbank concludeert dat het inkomen van eiseres in de referteperiode, die loopt van 8 september 2019 tot 8 september 2022, meer bedroeg dan 120% van de bijstandsnorm. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden die in de verordening zijn vastgesteld.

Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de hardheidsclausule van toepassing zou moeten zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet bijzonder genoeg zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de individuele inkomenstoeslag en ook geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/6337

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Heiloo, verweerder

(gemachtigde: T. Beemsterboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een individuele inkomenstoeslag.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 19 september 2022 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 11 november 2022 op de bezwaren van eiseres is verweerder bij de afwijzing gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder, vergezeld van collega [naam] .

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, verbleef vanaf augustus 2022 op de Forensische Psychiatrische Afdeling (GGZ NHN) in Heiloo. Eiseres heeft op 8 september 2022 een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat het inkomen van eiseres in de referteperiode hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Ook ziet verweerder geen bijzondere individuele omstandigheden die aanleiding geven tot toekenning van de toeslag.
4. Eiseres vindt dat zij wel recht heeft op een inkomenstoeslag. Zij was gedetineerd van 21 oktober 2021 tot 15 augustus 2022 en gedurende die periode had zij geen recht op de Wajong-uitkering en dus geen inkomen. De kosten liepen echter wel door (huur, gas en licht). Zij had veel rekeningen die zij moest betalen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van de individuele inkomenstoeslag juist is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De vraag is of het inkomen van eiseres in (een deel van) de referteperiode, die hier de periode van 8 september 2019 tot 8 september 2022 beslaat, niet hoger is geweest dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
8. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een ‘langdurig laag inkomen’, is verweerder uitgegaan van het netto inkomen per maand in de referteperiode. Verweerder heeft de netto Wajong-uitkering van augustus 2022 (zijnde € 744,28) en die van september 2022 (zijnde € 1135,01) afgezet tegen de bijstandsnorm van een belanghebbende die verblijft in een inrichting (zijnde € 348,89) en vervolgens vastgesteld dat haar inkomen in die maanden meer is dan 120% van die toepasselijke bijstandsnorm, namelijk € 418,67.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee terecht, namelijk conform de wet- en regelgeving waarin het recht op bijstand per maand wordt vastgesteld, de aanvraag afgewezen op de grond dat het inkomen van eiseres in (een deel van) de referteperiode meer bedroeg dan 120% van de voor haar toepasselijke bijstandsnorm.
10. Daarmee is niet voldaan aan de bij verordening vastgestelde voorwaarden over het inkomen.
Hardheidsclausule
11. Voor zover eiseres heeft bedoeld te betogen dat de hardheidsclausule van toepassing is, slaagt dat niet. In wat eiseres heeft aangevoerd, hoefde verweerder geen aanleiding te zien om de hardheidsclausule toe te passen. Er moet dan sprake zijn van bijzondere omstandigheden en het enkele argument dat zij hoge kosten had voldoet dan niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen individuele inkomenstoeslag krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.