ECLI:NL:RBNHO:2024:9109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
AWB-22_6336
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing energietoeslag 2022 wegens niet voldoen aan de voorwaarden en toepassing van de hardheidsclausule

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de energietoeslag 2022. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Heiloo afgewezen met het besluit van 13 september 2022, en het bestreden besluit van 11 november 2022 bevestigde deze afwijzing. Eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, verbleef op de peildatum in een Forensische Psychiatrische Afdeling en had geen recht op de energietoeslag omdat zij op dat moment in een inrichting verbleef en de energiekosten niet zelf hoefde te betalen. Eiseres betoogde dat zij wel recht had op de toeslag, omdat zij hoge energiekosten had en een zelfstandige woning bezat, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de energietoeslag 2022. De rechtbank ging ook in op de hardheidsclausule in de beleidsregels, maar oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de beleidsregels af te wijken. Het enkele feit dat eiseres energiekosten had, was onvoldoende om haar recht op de toeslag te onderbouwen. De rechtbank besloot dat eiseres de energietoeslag 2022 niet zou ontvangen en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding zou krijgen.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en mr. H.R.A. Horring, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2024. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/6336

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Heiloo, verweerder

(gemachtigde: T. Beemsterboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de energietoeslag 2022.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 13 september 2022 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 11 november 2022op de bezwaren van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder, vergezeld van [naam] .

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, verbleef vanaf augustus 2022 op de Forensische Psychiatrische Afdeling (GGZ NHN) in Heiloo.
3. Verweerder heeft de aanvraag om de energietoeslag 2022 afgewezen, omdat eiseres op de peildatum, 13 september 2022, in een inrichting verbleef en de energierekening niet zelf hoefde te betalen. In het bestreden besluit stelt verweerder dat eiseres op basis van de beleidsregels, waarin is bepaald dat niet tot de aanvrager wordt gerekend de persoon die op de peildatum in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de Participatiewet (Pw), geen recht heeft op de energietoeslag 2022. Ook zijn er volgens verweerder geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig die aanleiding geven tot toekenning.
4. Eiseres vindt dat zij wel recht heeft op een energietoeslag, want zij had in 2022 hoge energiekosten, net als iedereen. Zij zat ten tijde van de aanvraag weliswaar in de FPA Heiloo, maar had ook een zelfstandige woning waarvoor zij huur en ook energiekosten moest betalen. Vanwege detentie had zij van januari 2022 tot en met augustus 2022, dus tien maanden, geen inkomen terwijl de kosten wel doorliepen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van de energietoeslag 2022 juist is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Verweerder heeft vastgesteld dat tot een aanvrager niet wordt gerekend de persoon die op de peildatum in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de Pw. Eiseres verbleef op de peildatum in een inrichting als hier bedoeld. Dat staat niet ter discussie. Dat betekent dat zij dus niet voldoet aan de voorwaarde voor het verkrijgen van de energietoeslag 2022. Daarmee heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen.
Hardheidsclausule
8. Voor zover eiseres heeft bedoeld te betogen dat de hardheidsclausule in de Beleidsregels van toepassing is, slaagt dat niet. Van dringende redenen op grond waarvan verweerder aanleiding had moeten zien om af te wijken van de beleidsregels is de rechtbank niet gebleken. Het enkele argument dat zij wel energiekosten had en daarom recht heeft op de eenmalige toeslag is daarvoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres de energietoeslag 2022 niet krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.