ECLI:NL:RBNHO:2024:9107

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
Awb-24_645
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening AIO-aanvulling wegens onduidelijkheden financiële situatie

Op 4 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster tegen de beëindiging van haar AIO-aanvulling. Verzoekster ontving aanvankelijk een AOW-pensioen en een AIO-aanvulling, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft deze beëindigd omdat verzoekster een vermogen heeft dat boven de vrij te laten grens ligt. De SVB vorderde ook een terugbetaling van een aanzienlijk bedrag. Tijdens de zitting op 4 april 2024 werd duidelijk dat er veel onduidelijkheden waren over de financiële situatie van verzoekster, met name over haar bezit van onroerende zaken in Turkije. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij niet over haar vermogen kan beschikken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er te veel onduidelijkheden waren over de financiële situatie van verzoekster en het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster actief moet meewerken aan het verstrekken van duidelijkheid over haar situatie, vooral gezien het belang van gemeenschapsgeld. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/645
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de beëindiging van de algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (de AIO-aanvulling).
1.1.
Verzoekster heeft vanaf 10 december 2020 in aanvulling op haar AOW-pensioen (laatstelijk netto € 145,95 per maand) een AIO-aanvulling (laatstelijk € 1.152,65 per maand).
1.2.
Met de bestreden besluiten van 10 januari 2024 heeft verweerder de AIO-aanvulling van verzoekster beëindigd met ingang van 27 juli 2023 (lees: ingetrokken), omdat haar vermogen hoger is dan het op dat moment geldende vrij te laten grensbedrag (van € 7.605,00) en ingetrokken vanaf 10 december 2020 tot en met 26 juli 2023, omdat vanwege onduidelijkheden het recht op AIO niet is vast te stellen. Verweerder vordert ook een bedrag van € 30.087,76 terug van verzoekster. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de heer [naam] (tolk), de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter acht het door verzoekster gestelde financiële belang op zichzelf spoedeisend. Vaststaat immers dat zij op dit moment alleen een heel klein AOW-pensioen ontvangt. Van belang is ook dat de AIO-aanvulling een vangnetvoorziening is. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk beoordelen.
4. De AIO-aanvulling is een onderdeel van de Participatiewet (Pw). Op grond van artikel 47a van de Pw heeft verweerder tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO. Bijstand is een vangnet, betaald van gemeenschapsgeld en is bedoeld om mensen in hun levensonderhoud te voorzien wanneer die niet zelf rond kunnen. Tegenover het recht op bijstand staan echter ook verplichtingen, en dat is waar het hier wringt.
5. Verzoekster heeft bij de aanvang van de AIO-uitkering, telkens daarnaar gevraagd, ontkent dat zij vermogensbestanddelen (onroerende zaken) bezit in Turkije. Verweerder is op enig moment een handhavingsonderzoek gestart. Uit het onderzoek is verweerder gebleken dat verzoekster in Turkije, kort gezegd, een erfdeel ter grootte van 3/28 in landbouwgrond in de stad Karaman en een erfdeel ter grootte van 122148/1935360 in een bebouwd perceel landbouwgrond in het dorp Davgandos op haar naam heeft staan. Verzoeksters aandeel hierin vertegenwoordigt volgens het taxatierapport een waarde van (omgerekend in euro’s) ruim € 8.000,00 en bijna € 4000,00. Verweerder heeft het totale vermogen hierin vastgesteld op € 11.998,00. Daarnaast heeft verzoekster nog onbekende erfdelen in meerdere onbebouwde percelen landbouwgrond in het dorp Davgandos (in totaliteit getaxeerd op bijna € 750.000,00) en twee tuinen in het dorp Mesudiye (in het geheel getaxeerd op bijna € 11.000,00). Verder zou verzoekster nog een bankrekening hebben in Turkije, waarvan het saldo onbekend is, en mogelijk recht hebben op een pensioen uit Turkije.
6. Om vast te kunnen stellen of verzoekster in Nederland recht heeft op een AIO-aanvulling zal (meer) duidelijkheid moeten komen. Verweerder stelt terecht dat verzoekster die duidelijkheid in het geheel nog niet heeft gegeven. Daarbij komt dat verzoekster vanaf de blokkering van de AIO-aanvulling, in augustus 2023, de tijd heeft gehad om die duidelijkheid te verschaffen, wat zij niet heeft gedaan. Daarbij komt dat verzoekster ook niet duidelijk en consistent is geweest in de beantwoording van de aan haar gestelde vragen. Na eerst te hebben ontkent dat zij onroerende zaken bezit, vertelt verzoekster later dat haar kinderen dit allemaal hebben geregeld.
7. In plaats van duidelijkheid te verschaffen, volstaat verzoekster in deze procedure met de stelling dat zij niet redelijkerwijs over dat vermogen kan beschikken, omdat het gaat om gedeelde eigendom in de betreffende onroerende zaken, die lastig verkoopbaar zijn. In de Turkse wet en regelgeving geldt dat iedereen akkoord moet geven voor een verkoop, waarmee die erfdelen volgens verzoekster onverkoopbaar zijn. Dus dienen die erfdelen niet als haar vermogen te worden aangemerkt. Volgens verzoekster is met haar situatie onvoldoende rekening gehouden en zijn haar belangen niet correct gewogen.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat als onroerende zaken in een officieel eigendomsregister op naam van een betrokkene staan genoteerd, de vooronderstelling gerechtvaardigd is dat deze zaken een bestanddeel vormen van het vermogen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Verweerder heeft met het onderzoek aannemelijk gemaakt dat verzoekster inderdaad als (deel)eigenaar is ingeschreven. Het is dan aan verzoekster om die aannemelijkheid te bestrijden. Enkel stellen dat niet redelijkerwijs kan worden beschikt over die bestanddelen volstaat dan niet. Verzoekster zal meer moeten doen om dit bewijsvermoeden te ontkrachten.
9. Voor toewijzing van het verzoek is noodzakelijk dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment nog zoveel onduidelijkheden zijn over de financiële situatie van verzoekster dat niet kan worden gezegd dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Niet duidelijk is of verzoekster haar erfdelen kan (door)verkopen of daarvan afstand kan doen. Er loopt kennelijk ook nog een rechtszaak in Turkije, maar ook daarover bestaat geen duidelijkheid. Ook ter zitting kon geen (enkele) duidelijkheid worden gegeven. Verzoeksters gemachtigde heeft ter zitting ook erkend dat één en ander zo snel mogelijk verder moet worden uitgezocht. De AIO-aanvulling is al geblokkeerd per augustus 2023 en niet bekend is of en wat verzoekster sindsdien heeft ondernomen of kunnen ondernemen. Verzoekster kan hier niet volstaan met een afwachtende en passieve houding, temeer niet nu het om gemeenschapsgeld gaat, waar krachtens de wet verplichtingen tegenover staan.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. De voorzieningenrechter heeft partijen op de zitting meegegeven dat er van beide kanten naar een oplossing moet worden toegewerkt. Het is ook aan verweerder vanwege de vangnetfunctie die de AIO-aanvulling heeft in deze kwestie prudent te handelen. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting aangegeven zich daar ten volle van bewust te zijn en daarnaar te handelen.
10. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024 door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.