ECLI:NL:RBNHO:2024:9102

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
AWB-23_6419
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwikkeling van levensfase-uren na ontslag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwikkeling van de levensfase-uren (LFU) na zijn ontslag. Eiser is per 31 december 2022 uit dienst gegaan en heeft per 1 januari 2023 een nieuwe baan. Op de salarisstrook van februari 2023 is de afrekening van het niet opgenomen LFU-saldo opgenomen, waarover eiser bezwaar heeft gemaakt. Verweerder, de korpschef van politie, heeft het bezwaar van eiser op 26 september 2023 primair niet-ontvankelijk verklaard en subsidiair ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 2 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelt dat hij ten onrechte wordt verweten te laat bezwaar te hebben gemaakt, omdat hij meent dat hij niet tijdig is geïnformeerd over de gevolgen van zijn ontslag. De rechtbank oordeelt echter dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiser had tijdig op de hoogte kunnen zijn van de uitbetaling van het LFU-saldo door gebruik te maken van beschikbare informatie.

Daarnaast concludeert de rechtbank dat het beroep van eiser ook inhoudelijk geen kans van slagen zou hebben gehad. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eiser in redelijkheid had moeten onderzoeken wat de gevolgen van zijn ontslag waren. Eiser heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van gelijke gevallen die anders behandeld zouden moeten zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Aarts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwikkeling van de (uitbetaling van de) levensfase-uren (LFU) na ontslag.
1.1.
Eiser is ingaande 31 december 2022 uit dienst gegaan en per 1 januari 2023 elders gaan werken. Op de salarisstrook van februari 2023 is de afrekening van het niet opgenomen LFU-saldo (in geld uitgekeerd) opgenomen. Aan eiser is een bedrag overgemaakt van € 4.038,35, minus de loonheffing BT van € 2.075,14.
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van de LFU met het salaris van februari 2023.
1.3.
Met het bestreden besluit van 26 september 2023 heeft verweerder eisers bezwaar primair niet-ontvankelijk verklaard en subsidiair ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft beroep ingesteld.
1.5.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Standpunt eiser

2. Eiser vindt dat hem ten onrechte wordt verweten te laat bezwaar te hebben gemaakt. Hij heeft uit de wet afgeleid dat een werkgever verplicht is om een loonstrook op papier te verstrekken, tenzij de werknemer uitdrukkelijk toestemming geeft om de loonstrook digitaal te verstrekken. Dat heeft hij niet gedaan. Na lang wachten heeft hij zelf aan de bel moeten trekken. Eiser neemt het verweerder kwalijk dat niet de moeite is genomen hem tijdig te informeren over de gevolgen van het nemen van ontslag. Het is de eerste keer dat hij ontslag neemt en hij had na 30 jaar trouwe dienst wat meer zorgvuldigheid verwacht. Ook vindt hij dat het bestreden besluit op willekeur berust. De mogelijkheid om de LFU op te nemen bijvoorbeeld door het opschuiven van de ontslagdatum is hem namelijk onthouden, terwijl die constructie door andere teamchefs wel aan andere vertrekkende politiemensen werd aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
13. De rechtbank stelt vast dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt en is van oordeel dat de termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar kan worden geacht. De redenen die eiser voor deze termijnoverschrijding aanvoert kunnen eiser niet baten. Verweerder heeft zich namelijk terecht op het standpunt gesteld dat eiser tijdig over de uitbetaling van het LFU-saldo op de hoogte had kunnen zijn via het checken van Youforce, dan wel door (eerder) contact op te nemen met de ICT-Servicedesk. In het ontslagbesluit is daar ook expliciet op gewezen.
Inhoudelijk
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser ook inhoudelijk geen kans van slagen zou hebben gehad. Wat eiser tegen het subsidiaire standpunt van verweerder, zoals neergelegd in het bestreden besluit, heeft aangevoerd kan namelijk niet tot een wijziging in de uitbetaling van het saldo aan levensfase uren leiden.
4. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat van eiser in alle redelijkheid mocht worden verwacht dat hij actief onderzoek had gedaan of zich had laten adviseren over de consequenties van het beëindigen van zijn dienstverband bij de politie voor het indienen van zijn ontslagverzoek. Eisers stelling dat verweerder hem voorafgaande aan het nemen van ontslag beter had moeten informeren miskent de eigen verantwoordelijkheid van eiser. Verweerder wijst er terecht op dat relevante informatie eenvoudig te vinden was. Bij de invoering van de regeling LFU per 1 juli 2019 is ook hierover gepubliceerd op verschillende (online) platvormen. Bovendien bood de (strikte) regeling, zoals vastgelegd in artikel 30d van het Besluit algemene rechtspositie politie, verweerder in het geval van eiser ook geen enkele ruimte tot afwijking.
5. Het beroep van eiser op willekeur en ongelijke behandeling slaagt evenmin. Het is aan eiser om voldoende aannemelijk te maken dat sprake is van juridisch relevante gelijke gevallen. Eiser stelt echter enkel dat daarvan sprake is, zonder verdere onderbouwing. Bovendien heeft de gemachtigde van verweerder op de zitting aangegeven in andere dossiers te hebben gekeken maar daarover geen afspraken te hebben kunnen vinden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.