3.3.2.Nadere bewijsoverwegingen
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 25 februari 2022 komt de aangever [slachtoffer] ’s avonds laat als bijrijder in een witte Citroën C3 aan bij een tankstation in Berkhout. De bestuurder van de Citroën gaat de winkel van het tankstation binnen. Vervolgens komt een zwarte Volkswagen Polo aanrijden. De Volkswagen gaat bij de pomp achter de Citroën staan en de bestuurder van de Volkswagen, medeverdachte [medeverdachte], gaat tanken. De andere persoon in de Volkswagen (hierna: de bijrijder) gaat de winkel van het tankstation in. In de winkel pakt de bijrijder een flesje drinken en kijkt vervolgens naar buiten. [medeverdachte] loopt in de richting van de winkel, kijkt dan over zijn rechterschouder naar achteren en loopt naar de Citroën. Dan legt de bijrijder het flesje drinken in een schap en gaat ook naar buiten. Daar heeft [medeverdachte] contact met de aangever in de Citroën. De bijrijder voegt zich bij [medeverdachte]. Ze lopen naar de bijrijderskant van de Citroën, waarvan het autoportier opengaat. [medeverdachte] staat als eerste bij het portier, waarna de bijrijder zich ermee lijkt te bemoeien en voor [medeverdachte] langs gaat. De aangever stapt uit de Citroën met een fles in zijn hand en loopt weg met de bijrijder achter zich aan. De aangever maakt met de fles een beweging in de richting van de bijrijder, waarbij ze op ongeveer een à twee meter afstand van elkaar staan. [medeverdachte] rent naar de Volkswagen en rijdt weg van de pomp in de richting van aangever en de bijrijder. De Volkswagen rijdt vervolgens een stuk met de aangever voor zijn bumper. De bijrijder loopt/rent links van de Volkswagen mee en gaat daarna achter de auto langs naar de rechterkant van de Volkswagen. De Volkswagen stopt, de aangever staat op en loopt weg, waarop de Volkswagen opnieuw in zijn richting rijdt en de aangever weer aanrijdt. De bijrijder rent vervolgens achter de aangever aan, geeft hem een paar duwen en maakt slaande bewegingen. De Citroën is intussen de Volkswagen genaderd. [medeverdachte] is uitgestapt en maakt wenkende gebaren naar de Citroën in de richting van de uitgang van het tankstation, waarop deze, na even stilgestaan te hebben, wegrijdt.
Als gevolg van dit incident heeft de aangever letsel opgelopen, bestaande uit drie steekletsels in de borstkas en rug. Hierbij is een klaplong ontstaan. Ook had hij meerdere schaafverwondingen en een kneuzing van de elleboog.
Bij het uitkijken van de camerabeelden van het incident zag de politie gelijkenissen tussen de bijrijder en de verdachte. De verdachte is vervolgens op 30 juni 2022 aangehouden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte de bijrijder van de Volkswagen Polo is geweest en zo ja, hoe zijn handelen moet worden gekwalificeerd.
Is de verdachte de bijrijder van de Volkswagen Polo die de steekverwondingen heeft toegebracht?
Zoals hierboven weergegeven, blijkt uit de camerabeelden dat de bijrijder in de winkel van het tankstation een flesje drinken in zijn hand heeft dat hij teruglegt in een schap, waarna hij de winkel verlaat. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op dit flesje dactyloscopische sporen aangetroffen en deze vergeleken met de referentieafdrukken van de verdachte. Uit het rapport van het NFI blijkt dat twee sporen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat dit passend is bij een gelijktijdige zetting van twee vingers uit de rechterhand. In de vergelijkingsfase is voor de twee sporen een overeenkomst aangetroffen met de referentieafdrukken van de rechterringvinger en de rechterpink van de verdachte. Voor wat de bewijskracht van de onderzoeksresultaten betreft stelt het NFI dat de bevindingen van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de sporen in zetting afkomstig zijn van de verdachte dan wanneer de sporen in zetting afkomstig zijn van een willekeurige andere persoon.
Uit de camerabeelden van het incident en de verklaring van de aangever blijkt dat de bijrijder van de Volkswagen Polo de persoon is geweest die het steekletsel bij de aangever heeft toebracht. In een proces-verbaal van 2 juli 2022 (dossierpagina 267) heeft de verbalisant gerelateerd dat hij de verdachte op 30 juni en 2 juli 2022 in het kader van deze strafzaak heeft verhoord. Hij relateert verder dat hij de camerabeelden van het incident heeft bekeken en daarop bij de bijrijder overeenkomsten ziet met de verdachte, in het bijzonder qua postuur en vorm van het gelaat. Een tweede verbalisant heeft ook de camerabeelden bekeken en heeft deze beelden vergeleken met de camerabeelden van het politiebureau op de dag dat de verdachte werd aangehouden en ingesloten (proces-verbaal van 9 september 2022, dossierpagina 270). Deze verbalisant ziet qua postuur en manier van bewegen van de verdachte grote gelijkenissen met de bijrijder.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die op 25 februari 2022 de bijrijder was van de medeverdachte [medeverdachte] in de Volkswagen Polo.
Is sprake van medeplegen?
Ten laste is gelegd dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft gepoogd de aangever te doden. Op grond van de feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken, kan naar het oordeel van de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachte als de bestuurder van de Volkswagen Polo en de verdachte als bijrijder van deze auto worden afgeleid. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Kunnen de handelingen van de verdachte gekwalificeerd worden als een poging tot doodslag?
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is van belang of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de aangever. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op de camerabeelden is zichtbaar dat de verdachte achter de aangever aanrent. Vervolgens is te zien dat de verdachte de aangever een paar duwen geeft en er zijn slaande bewegingen te zien. Daarna verdwijnen de verdachte en de aangever uit beeld. Kort daarna komt de aangever met ernstige steekwonden de winkel binnen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het de verdachte is geweest die, na of gelijk met het duwen en de slaande bewegingen, de aangever heeft neergestoken. De aangever is hierbij (ernstig) gewond geraakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de borststreek een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Uit de medische verklaring van 16 maart 2022 blijkt dat bij de aangever onder meer een steekverwonding in de borstkas en twee steekverwondingen in de rug zijn geconstateerd, waarbij een klaplong is ontstaan. De waargenomen verwondingen kunnen volgens de deskundige passen bij de verklaring van de aangever dat hij neergestoken is. Uit het forensisch radiologisch onderzoek blijkt voorts dat het bij de aangever geconstateerde penetrerende letsel (steekletsel) met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de pneumothorax (de rechtbank begrijpt: de klaplong) heeft veroorzaakt. Een onbehandelde pneumothorax kan aanleiding geven tot levensbedreigende verwikkelingen. In de nabijheid van het traject verloopt de arteria intercostalis (tussenrib slagader). Als in het verloop van het traject een letsel was ontstaan van deze slagader, had dit kunnen leiden tot ernstig inwendig en uitwending bloedverlies. Dit had kunnen leiden tot functiestoornissen van de longen, het hart en uiteindelijk ook de hersenen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zo geraakt zou kunnen worden met het steekvoorwerp, dat bij hem dodelijk letsel zou ontstaan. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer].