ECLI:NL:RBNHO:2024:9081

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
10706456 \ CV EXPL 23-6026
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens ondeugdelijk stuc- en schilderwerk met vorderingen tot schadevergoeding en terugbetaling

In deze zaak hebben eisers, wonende te [plaats 1], een aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde, die een stucadoorsbedrijf heeft, voor stuc- en schilderwerk aan hun woning. Na klachten over ondeugdelijk werk, waaronder oneffenheden en slordigheden, hebben eisers gedaagde verzocht om herstel. Gedaagde heeft echter geen gehoor gegeven aan deze verzoeken. Op 13 april 2023 hebben eisers de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en gedaagde aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor de ontbinding rechtsgeldig was. Gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de aanneemsom, schadevergoeding voor extra kosten, deskundigenkosten en incassokosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers toegewezen, met uitzondering van enkele schadeposten die onvoldoende onderbouwd waren. De tegenvordering van gedaagde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10706456 \ CV EXPL 23-6026
Uitspraakdatum: 4 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1]
eisers in conventie, gedaagden in reconventie
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. Y.V. Ridley
tegen
[gedaagde], tevens handelend onder de naam [bedrijf],
wonende te [plaats 2]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R. Dijks
De zaak in het kortDeze zaak gaat over de vraag of eisers een aannemingsovereenkomst buitengerechtelijk mochten ontbinden wegens ondeugdelijk stuc- en schilderwerk van gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Gedaagde wordt veroordeeld om een deel van de betaalde aanneemsom aan eisers terug te betalen. Verder wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 29 augustus 2023;
- conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
- tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- akte overlegging producties tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging c.q. aanvulling eis;
- brief van [eisers] met aanvullende producties;
- pleitaantekeningen van beide partijen voor de mondelinge behandeling van 30 juli 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een stucadoorsbedrijf.
2.2.
[eisers] hebben [gedaagde] benaderd om hun woning te laten stucen en schilderen. Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft [gedaagde] hiervoor een offerte aan [eisers] gestuurd, waarmee [eisers] op 4 januari 2022 akkoord zijn gegaan.
2.3.
Op basis van de geaccordeerde offerte is afgesproken dat de muren en de plafonds voor € 11,- per m2 inclusief materiaal sausklaar worden gestuct (glad stukwerk) en vervolgens worden geschilderd voor € 5,- per m2, waarvoor [eisers] zelf de verf aanleveren.
2.4.
[gedaagde] heeft de wanden en plafonds die moesten worden gestuct en geschilderd na meting vastgesteld op een totaaloppervlak van 505 m2. [eiser 2] heeft de berekening van [gedaagde] ondertekend.
2.5.
Eind mei 2022 is [gedaagde] (met door hem ingeschakelde hulppersonen) bij [eisers] aan de slag gegaan.
2.6.
Eind juni 2022 hebben [eisers] zich bij [gedaagde] beklaagd over het stuc- en schilderwerk. Ze maakten daarbij melding van een baan/waas op de wanden, kwastranden, rolstrepen, witte vlekken, slordig stucwerk en druipers.
2.7.
Op 27 juni 2022 heeft [gedaagde] naar aanleiding van deze klachten herstelwerkzaamheden uitgevoerd c.q. laten uitvoeren.
2.8.
Op 28 juni 2022 hebben [eisers] aan [gedaagde] laten weten dat ze zich zorgen maken, omdat bepaalde oneffenheden op de muren en plafonds ondanks de herstelwerkzaamheden niet waren weggetrokken. [eisers] hebben [gedaagde] gevraagd om voor een oplossing te zorgen.
2.9.
Op 1 juli 2022 hebben [eisers] [gedaagde] gevraagd om de berekening van de afmetingen te verstrekken, omdat zij zelf bij nameting op een fors lager totaaloppervlak van de te stucen en verven wanden en plafonds uitkwamen.
2.10.
Bij brief van 6 juli 2022 hebben [eisers] [gedaagde] gevraagd om binnen zeven dagen te laten weten wanneer hij de gebreken/onvolkomenheden in het werk gaat herstellen. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.11.
Voor het stucwerk hebben [eisers] € 6.721,55 inclusief btw (505 m2 x € 11,- ex btw) aan [gedaagde] betaald. Voor het schilderwerk hebben [eisers] niet betaald. [gedaagde] heeft daarvoor op 30 augustus 2022 een creditfactuur van € 3.055,25 gestuurd.
2.12.
Op 31 augustus 2022 hebben [eisers] deskundige Hanselman ingeschakeld om het stuc- en schilderwerk te beoordelen, vast te stellen welke herstelwerkzaamheden (tegen welke kosten) moeten worden verricht en om de behandelde oppervlaktes na te meten.
2.13.
Op 22 september 2022 heeft Hanselman het stuc- en schilderwerk in aanwezigheid van partijen onderzocht, waarna hij in zijn rapport van 6 januari 2023 (hierna: het deskundigenrapport) de volgende constateringen heeft vermeld:
- het stuc- en schilderwerk is gebrekkig vanwege structuur- en vlakheidsafwijkingen in het stuc, banen/strepen in de verf, gemorste verf op kozijnen en tussen tegels en niet behandelde wandelen;
- de gebreken zijn veroorzaakt door onvakkundig/onzorgvuldig aanbrengen van stuc en verf, het niet behandelen van oppervlaktes die behandeld hadden moeten worden, het niet afplakken/beschermen van delen en het niet schuren van oneffenheden voordat het stuc werd geschilderd;
- de onregelmatigheden aan structuur en vlakheidsafwijkingen kunnen worden hersteld met schuurwerk en nieuwe stuc, maar de muren en de plafonds moeten volledig opnieuw geschilderd worden (vanwege de gebruikte mengverf);
- het totale wand- en plafondoppervlakte bedraagt 410,28 m2;
- de totale schade wordt volgens onderstaande specificatie begroot op € 7.288,80 inclusief btw.
2.14.
Bij brief van 6 februari 2023 hebben [eisers] het rapport van Henselman aan [gedaagde] gestuurd en hem verzocht om uiterlijk op 5 maart 2023 de geconstateerde gebreken te herstellen en terug te betalen wat [gedaagde] teveel aan m2 in rekening heeft gebracht.
2.15.
Bij e-mail van 15 maart 2023 heeft [gedaagde] (bij monde van zijn partner) aan [eisers] geschreven dat hij het niet eens is met het door Hanssen genoemde aantal m2, omdat [gedaagde] zorgvuldig heeft gemeten waarvoor door [eiser 2] is getekend, dat het schilderwerk niet in rekening is gebracht en dat [eisers] waren gewaarschuwd dat het stucwerk eerst moest drogen voordat men kon schilderen. Tot slot is aangegeven dat [eisers] geen eisen kan stellen gelet op de overeengekomen prijs van € 10,- per m2 inclusief materiaal.
2.16.
Bij brief van 13 april 2023 hebben [eisers] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor geleden en te lijden schade, en hem gevraagd de kosten van herstel, begroot op € 7.288,80, binnen tien dagen te vergoeden. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.De (gewijzigde) vordering

3.1.
Hanssen vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairI) voor recht verklaart dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, dat deze overeenkomst (gedeeltelijk) is ontbonden, althans deze (gedeeltelijk) te ontbinden en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] lijden;
II) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
€ 1.260,72 (teveel betaald stucwerk)
€ 1.080,- (ongedaanmaking terzake van stucwerk)
€ 865,90 (ongedaanmaking terzake van verfmateriaal)
€ 3.098,25 (schade door inschakelen nieuwe schilder)
€ 1.850,- (schade door verplaatsen inboedel, hotel etc tijdens herstel),
III) de bedragen onder II) vermeerdert met de wettelijke rente vanaf 24 april 2023;
IV) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
subsidiairV) [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst op straffe van een dwangsom.
primair en subsidiairVI) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.117,50 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2023;
VII) [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat uit het deskundigenrapport volgt dat [gedaagde] ondeugdelijk stuc- en schilderwerk heeft afgeleverd, wat een toerekenbare tekortkoming in de nakoming oplevert. [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan herhaalde verzoeken om de gebreken te herstellen. Daardoor is hij in verzuim komen te verkeren en mochten [eisers] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbinden. Door ontbinding zijn ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan, uit hoofde waarvan [gedaagde] de gevorderde bedragen terzake van stucwerk en verfmateriaal moet terugbetalen. Verder moet [gedaagde] [eisers] een bedrag terugbetalen wegens teveel in rekening gebrachte m2 stucwerk en moet hij schadevergoeding betalen voor het inschakelen van een nieuwe schilder en kosten voor het verplaatsen van de inboedel en verblijf elders tijdens de herstelwerkzaamheden. [gedaagde] moet [eisers] ook de kosten vergoeden voor het inschakelen van de deskundige en voor de verrichtte incassowerkzaamheden.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat de klachten van [eisers] vooral betrekking hebben op het schilderwerk, waarvoor [eisers] niets hebben betaald. [gedaagde] betwist dat het stucwerk niet aan de eisen voldeed en voert subsidiair aan dat de herstelkosten aanmerkelijk minder dan € 1.080,- zijn. Verder weerspreekt [gedaagde] dat de door hem gehanteerde afmetingen niet kloppen. Hij heeft de oppervlaktes zorgvuldig opgemeten, waarna [eisers] met zijn meting akkoord is gegaan. Inschakeling van een deskundige was niet noodzakelijk. [gedaagde] is ook geen kosten voor de deskundige verschuldigd, nu dit geen redelijk gemaakte kosten zijn. Doordat de hoofdvordering moet worden afgewezen, zijn er ook geen incassokosten verschuldigd.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eisers] veroordeelt tot betaling van € 824,04. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij voor het schilderwerk een te hoog bedrag (van € 3.055,22) heeft gecrediteerd, aangezien de herstelkosten door Hanselman zijn begroot op slechts € 2.231,18. Het verschil van € 824,04 moet door [eisers] aan [gedaagde] worden terugbetaald.
4.3.
[eisers] betwisten de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Geen terugbetaling wegens teveel in rekening gebrachte m2
5.2.
De kantonrechter zal eerst de vordering tot terugbetaling van € 1.260,72 (inclusief btw) wegens teveel in rekening gebracht stucwerk beoordelen. [eisers] stellen hiertoe dat uit de meting door de deskundige volgt dat het te stucen oppervlakte slechts 410,28 m2 besloeg, terwijl [gedaagde] voor 505 m2 in rekening heeft gebracht. Gelet hierop hebben [eisers] voor 94,72 m2 (x € 11,- per uur) teveel betaald, aldus nog steeds [eisers]
5.3.
De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. Daarvoor is allereerst van belang dat [eisers] voor aanvang van de werkzaamheden akkoord zijn gegaan met het door [gedaagde] ingemeten aantal m2 aan stucwerk. Aan die afspraak zijn zij in principe gebonden. Dat geldt te meer nu zij geen gebruik hebben gemaakt van het aanbod van [gedaagde] om samen te meten en [gedaagde] hen een uitgewerkte berekening met plattegrond heeft verstrekt die zij hadden kunnen controleren voordat zij daarop hun akkoord gaven. Verder is van belang dat [gedaagde] gemotiveerd en met klem heeft betwist dat hij het oppervlakte verkeerd heeft gemeten. [gedaagde] stelt dat hij met meetlint en met laser heeft gemeten en dat de deskundige vermoedelijk alleen met laser heeft gemeten, waardoor het verschil in m2 zou kunnen worden verklaard. De kantonrechter maakt uit het deskundigenrapport op dat de deskundige bij zijn bevindingen niet ook de berekening van [gedaagde] (overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord) heeft betrokken. Daardoor is niet duidelijk op welke specifieke punten de meting van [gedaagde] afwijkt van die van de deskundige. De kantonrechter kan op basis van de beschikbare informatie niet vaststellen welke meting de juiste is. [eisers] hebben, in het licht van wat [gedaagde] hiertegen heeft ingebracht, onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde] te veel m2 in rekening heeft gebracht. De kantonrechter ziet in het algemeen geformuleerde bewijsaanbod van [eisers] geen aanleiding om hen tot bewijslevering op dit punt toe te laten.
De overeenkomst is rechtsgeldig ontbonden
5.4.
Een andere vraag die partijen verdeeld houdt is of [eisers] de overeenkomst met [gedaagde] bij brief van 13 april 2023 rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben ontbonden. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dat als volgt toe.
5.5.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [1] Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, mag er pas worden ontbonden, wanneer de schuldenaar in verzuim is. [2] Behoudens in de wet genoemde uitzonderingsgevallen, treedt verzuim in wanneer de schuldenaar schriftelijk in gebreke is gesteld waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gegeven, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. [3]
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vaststaat dat [gedaagde] gebrekkig/ondeugdelijk stuc- en schilderwerk heeft afgeleverd. Dit oordeel is gebaseerd op de toelichting van [eisers] en het deskundigenrapport. Het verweer van [gedaagde] daartegen wordt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Zijn stelling dat [eisers] aanvankelijk tevreden waren, is door [eisers] weersproken en vindt geen steun in de overgelegde whatsappgesprekken, waaruit volgt dat [eisers] bij herhaling hun zorgen hebben geuit. [eisers] hebben ter zitting toegelicht dat er – ook na het door [gedaagde] verrichtte herstelwerk - door de hele woning op bepaalde plekken golven/bulten te zien zijn, dat onder het keukenraam een flink ‘ei’ zit en dat circa 70% van het behandelde oppervlakte opnieuw moet worden gedaan. Dit is door [gedaagde] niet, althans onvoldoende weersproken. [gedaagde] heeft ter zitting bevestigd dat voor het wegwerken van de oneffenheden nodig is dat er overal een dun laagje pasta moet worden aangebracht, waarna alles moet worden geschuurd en geverfd. Hij heeft ook aangeboden dit alsnog zelf te komen doen. De kantonrechter leidt uit dit alles af dat zowel het schilderwerk als het stucwerk niet voldeed aan wat [eisers] daarvan, ook op basis van de offerte (‘sausklaar en glad stucwerk’), mochten verwachten. Als gevolg daarvan was sprake van tekortkomingen die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. Dat [gedaagde] de factuur voor het schilderwerk al had gecrediteerd voordat [eisers] tot ontbinding zijn overgegaan, maakt dat niet anders.
5.7.
Ook aan het vereiste van verzuim is voldaan, aangezien [gedaagde] geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van [eisers] bij brief van 6 februari 2023 om de gebreken binnen de door hen gestelde (redelijke) termijn te herstellen. [4]
5.8.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers] om voor recht te verklaren dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat [eisers] de overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden, toegewezen. De kantonrechter zal niet voor recht verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] lijden, nu dit niet in algemene zin geldt. In het navolgende zal de kantonrechter ingaan op de afzonderlijk gevorderde schadeposten.
Ongedaanmakingsverbintenissen
5.9.
Wanneer een overeenkomst is ontbonden, zijn partijen verplicht om alles wat zij hebben gedaan op grond van de overeenkomst, ongedaan te maken. [5] [gedaagde] moet daarom aan [eisers] terugbetalen wat hij van hen heeft ontvangen (€ 6.721,55). Daarnaast moeten de door [gedaagde] verrichte prestaties ongedaan worden gemaakt. De aard van deze prestaties sluit ongedaanmaking echter uit. Daarom ontstaat een verplichting van [eisers] om aan [gedaagde] de waarde van zijn prestatie te vergoeden. [6] Als het echter gaat om een ondeugdelijke prestatie, zoals hier het geval is, dan wordt de waardevergoeding beperkt tot de (subjectieve) waarde die de ontvangen prestatie ten tijde van de ontbinding daadwerkelijk voor [eisers] heeft gehad. [7] De rechter komt bij het vaststellen van de waardevergoeding een hoge mate van vrijheid toe. [8]
Geen ongedaanmakingsverplichtingen ten aanzien van het schilderwerk: de tegenvordering van [gedaagde] wordt afgewezen
5.10.
Voor het schilderwerkzaamheden hebben [eisers] [gedaagde] niets betaald. [gedaagde] heeft immers zijn factuur hiervoor gecrediteerd nadat [eisers] zich over het schilderwerk hadden beklaagd. De prestatie die [gedaagde] heeft geleverd kan naar zijn aard niet ongedaan worden gemaakt. Daarom zijn [eisers] verplicht om aan [gedaagde] de waarde van zijn prestatie te vergoeden. De kantonrechter stelt vast dat deze waarde van het schilderwerk nihil is. Ter zitting is duidelijk geworden dat de woning – nadat het stucwerk is hersteld - grotendeels opnieuw moet worden geschilderd. Het gevolg is dat er over en weer geen ongedaanmakingsverplichtingen zijn ten aanzien van het schilderwerk. De tegenvordering van [gedaagde] tot betaling van een waardevergoeding van € 824,04 (het verschil tussen € 3.055,- en de aanvankelijk door de deskundige begrootte herstelkosten van € 2.232,18) wordt om die reden ook afgewezen.
[gedaagde] moet € 1.080,- (terug)betalen terzake van het stucwerk
5.11.
Voor het stucwerk hebben [eisers] [gedaagde] € 6.721,55 betaald (zie 2.11), welk bedrag [gedaagde] moet terugbetalen. De prestatie die [gedaagde] heeft geleverd kan naar zijn aard niet ongedaan worden gemaakt. Daarom zijn [eisers] verplicht om aan [gedaagde] de waarde van zijn prestatie te vergoeden. De kantonrechter stelt vast dat de waarde van het stucwerk € 5.641,55 is en overweegt hiertoe als volgt. De deskundige heeft de herstelkosten van het stucwerk begroot op € 1.080,-, zodat de waardevergoeding die [eisers] aan [gedaagde] moeten betalen neerkomt op € 5.641,55 (€ 6.721,55 minus € 1.080,-). Na verrekening van deze waardevergoeding met de € 6.721,55 die [gedaagde] aan [eisers] moet terugbetalen, resteert het bedrag van € 1.080,-. Dit is het bedrag dat [eisers] nog tegoed hebben van [gedaagde]. [gedaagde] moet over dit bedrag wettelijke rente betalen vanaf 24 april 2023, omdat op die datum het verzuim is ingetreden. [9]
[gedaagde] moet € 865,90 aan [eisers] betalen voor verfmateriaal
5.12.
Ook de vordering van [eisers] tot betaling van € 865,90 terzake door hen aangeschaft en aan [gedaagde] geleverd verfmateriaal wordt toegewezen. Onbetwist is dat [gedaagde] de door [eisers] geleverde verf heeft gebruikt voor het schilderen van de woning, zodat die verf in het kader van de ongedaanmaking niet aan [eisers] kan worden teruggegeven. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om de waarde die de verf voor hen heeft te vergoeden. [eisers] hebben onbetwist gesteld dat de waarde € 865,90 bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2023. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de kosten voor extra verf voor rekening van [eisers] komen, omdat zij in eerste instantie slechte verf hadden gekocht. Nog daargelaten dat [eisers] deze stelling gemotiveerd hebben weersproken, doet het ook niet af aan de verplichting van [gedaagde] om de prestatie van [eisers] (levering van verf) ongedaan te maken.
Geen schavergoeding voor extra kosten aan een nieuwe schilder
5.13.
[eisers] vorderen bij wijze van schadevergoeding na ontbinding [10] € 3.098,25 voor het opnieuw laten schilderen van de woning. [eisers] gaan er daarbij op grond van het deskundigenrapport vanuit dat 372,03 m2 opnieuw moet worden geschilderd tegen een uurtarief van circa € 15 per m2, zodat zij (vergeleken met de € 6,05 per m2 die [gedaagde] rekende) € 3.098,25 duurder uit zijn.
5.14.
Het verweer van [gedaagde] dat de gestelde extra kosten in redelijkheid niet voor zijn rekening behoren te komen, slaagt.. De kantonrechter vindt dat [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd dat deze extra kosten (het veel hogere uurtarief) uitsluitend het gevolg zijn van de wanprestatie/ontbinding, en niet van hun eigen keuze om een duurdere schilder in te schakelen. [eisers] hebben weliswaar offertes van twee andere partijen ingebracht die uurtarieven tussen de € 11,- en € 20,- hanteren, maar daarmee staat nog niet vast dat herstel tegen lagere kosten niet mogelijk is.
Schadevergoeding van € 500,- voor verplaatsen inboedel en verblijfkosten
5.15.
[eisers] hebben bij wijze van schadevergoeding € 1.850,- gevorderd voor de kosten voor het verplaatsen van meubilair en hun verblijf elders tijdens de herstelwerkzaamheden. Deze vordering is niet gespecificeerd en niet onderbouwd. De kosten zijn ook nog niet gemaakt, aangezien het herstel nog moet plaatsvinden. Daardoor staat de omvang van de te lijden schade nog niet vast. [11] Hoewel aannemelijk is dat er wel enige kosten moeten worden gemaakt, vindt de kantonrechter het gevorderde bedrag veel te hoog. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de herstelwerkzaamheden (zoals ook is geadviseerd door de partij die voor het werk heeft geoffreerd) per vertrek kunnen worden uitgevoerd en opgeleverd. Daarmee kan wellicht worden voorkomen dat gedurende de volledige herstelperiode alle meubels opgeslagen moeten worden en [eisers] al die tijd elders moeten verblijven. De kantonrechter begroot de schadevergoeding schattenderwijs [12] op € 500,-. De wettelijke rente hierover is toewijsbaar vanaf de datum van dit vonnis en niet, zoals is gevorderd, vanaf 24 april 2023, omdat deze toekomstige vordering toen nog niet opeisbaar was.
Vergoeding deskundigenkosten tot € 1.000,-
5.16.
[eisers] vorderen vergoeding van de gemaakte kosten voor deskundige Hanselman van € 2.117,50 inclusief btw. De kantonrechter zal deze vordering gedeeltelijk toewijzen [13] , tot een bedrag van € 1.000,- inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover zoals gevorderd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het rapport deels betrekking heeft op de meting van het aantal m2, terwijl de vordering terzake is afgewezen, en op het ondeugdelijke schilderwerk, waarvoor [gedaagde] zijn kosten al op 30 augustus 2022 had gecrediteerd. Het argument van [eisers] dat het traject met de deskundige al voor deze creditering in gang was gezet, gaat niet op. De woning is pas 22 september 2022 onderzocht en het rapport is op 6 januari 2023 uitgebracht. Daardoor is aannemelijk dat het gros van de deskundigenwerkzaamheden pas zijn verricht ruim nadat [gedaagde] zijn factuur had gecrediteerd.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.17.
[eisers] hebben incassokosten gevorderd conform de staffel.
[eisers] hebben onbetwist gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen op basis van de wettelijke staffel als genoemd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat [eisers] in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
Proceskosten
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt het salaris gemachtigde aan de zijde van [eisers] begroot op € 595,- (€ 238,- per punt x 2,5 punt (dagvaarding, akte en zitting). Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering, worden de proceskosten in de zaak van de tegenvordering begroot op nihil. De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat [eisers] de overeenkomst op 13 april 2023 rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben ontbonden;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 1.945,90 in het kader van de ongedaanmakingsverbintenissen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 500,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2024 tot de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 1.000,- inclusief btw aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2023 tot de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 568,20 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2023 tot de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hanssen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 130,49
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 595,00
nasalaris € 119,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eisers] worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.9.
wijst de vordering af;
6.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op 4 september 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art 6:265 lid 1 BW
2.Art 6:265 lid 2 BW
3.Art 6:82 BW
4.Zie randnummers 2.10 en 2.14.
5.Art 6:271 BW
6.Art 6:272 lid 1 BW
7.Art 6:272 lid 2 BW
8.zie ECLI:NL:HR: 2002:AD8175
9.Zie randnummer 2.16
10.Art 6:277 BW
11.Art 6:105 BW
12.Art 6:97 BW
13.Art 6:96 lid 2 onder b BW