In deze zaak, die voor de kantonrechter te Zaandam is behandeld, hebben eisers op 1 augustus 2023 een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in Oostzaan woont. Gedaagde heeft in haar conclusie van antwoord aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is en dat het recht van Costa Rica van toepassing is, aangezien het geschil betrekking heeft op een onroerende zaak in Costa Rica. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 19 oktober 2022 eisers in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren.
De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de EEX-Vo II. Aangezien gedaagde haar woonplaats in Nederland heeft, is de hoofdregel van artikel 4 lid 1 EEX-Vo II van toepassing, wat betekent dat de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is. De kantonrechter heeft echter ook gekeken naar artikel 24 EEX-Vo II, dat bepaalt dat het gerecht van het land waar een onroerende zaak is gelegen exclusief bevoegd is. De kantonrechter concludeert dat deze bepaling niet van toepassing is, omdat de gestelde onrechtmatige daad voornamelijk het financiële belang van eisers raakt en slechts zijdelings verband houdt met de grond in Costa Rica.
Vervolgens heeft de kantonrechter de toepasselijkheid van het recht beoordeeld op basis van de Rome II-Vo. Aangezien zowel eisers als gedaagde in Nederland wonen, is in beginsel Nederlands recht van toepassing. Echter, de kantonrechter heeft vastgesteld dat de onrechtmatige daad een nauwe band heeft met Costa Rica, waardoor Costa Ricaans recht van toepassing is. De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen, maar heeft bepaald dat Costa Ricaans recht van toepassing is. Beide partijen krijgen op punten ongelijk, en de kantonrechter heeft beslist dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.