ECLI:NL:RBNHO:2024:904

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
15/181460-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Purmerend met immateriële schadevergoeding

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 mei 2023 in Purmerend openlijk geweld heeft gepleegd. Het slachtoffer, [benadeelde partij], werd in de Nieuwstraat door de verdachte en zijn mededaders onderuitgeschopt en meermalen geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte, tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit besloten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen oplevert, met lichamelijk letsel als gevolg. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft een taakstraf opgelegd van 80 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn rol in het delict. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een bedrag van € 300,00 heeft vastgesteld voor immateriële schade, te betalen door de verdachte.

De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/181460-23
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 17 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Purmerend openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Nieuwstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] , door
- die [benadeelde partij] onderuit te schoppen en/of een knietje te geven (tengevolge waarvan die [benadeelde partij] ten val kwam) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) in/tegen het gezicht/hoofd en/of (onder)lichaam van die [benadeelde partij] slaan/stompen en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) in/tegen het gezicht/hoofd en/of (onder)lichaam van die [benadeelde partij] schoppen/trappen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie d.d. 27 juni 2023, waarin opgenomen de (bekennende) verklaring van verdachte (dossierpagina’s 207 – 213);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met fotobijlage, van [benadeelde partij] d.d. 19 mei 2023 (dossierpagina’s 29 – 43);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 21 juni 2023 (dossierpagina’s 85 – 94).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat,
hij op 6 mei 2023 te Purmerend openlijk, te weten op de openbare weg, de Nieuwstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] , door
- die [benadeelde partij] onderuit te schoppen en een knietje te geven, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] ten val kwam en
- meermalen, terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag, tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te slaan/stompen en
- meermalen, terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag, tegen het hoofd en lichaam van die [benadeelde partij] te schoppen/trappen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, en een leerstraf (TACt) voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met het volgende. Verdachte heeft direct openheid van zaken gegeven en heeft erkend dat het een laffe daad was. Hij heeft zich laten meeslepen door het moment. Hij heeft spijt, heeft ervan geleerd en drinkt nu minder. Thuis heeft hij een straf gekregen. Verdachte heeft verder geen strafblad en is dus first-offender. Gelet op de oriëntatiepunten is een werkstraf voor de duur van 40 uur passend. Een leerstraf TACt is niet nodig, sterker nog, het zal een tegengesteld effect hebben. Deze straf bestaat uit 27 bijeenkomsten, waarvan 1 bijeenkomst samen met de ouders en is dus intensief, terwijl deze geen doel dient Verdachte zal namelijk moeten praten over probleemgedrag dat er niet is.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn drie mededaders, schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld, midden in de nacht, in het uitgaansleven van Purmerend. Dit is niet alleen een ernstig feit, maar ook – zoals verdachte het zelf ook duidt – een laffe daad, nu zij het slachtoffer onverhoeds van achteren hebben aangevallen en flink geweld hebben toegepast en daarmee zijn doorgegaan, ook toen het slachtoffer weerloos op de grond lag. Zo hebben zij hem meerdere malen tegen zijn hoofd en lichaam geschopt/getrapt en geslagen/gestompt tegen zijn lichaam. Hoewel de rol van verdachte kleiner is dan die van zijn mededaders, omdat hij in eerste instantie niets heeft gedaan, heeft hij wel een significante en wezenlijke bijdrage geleverd door naar het slachtoffer toe te lopen, erbij te staan en te trappen toen het slachtoffer al op grond lag.
Dit soort uitgaansgeweld, met lichamelijk letsel als gevolg, roept gevoelens van onveiligheid en angst op in de samenleving, met name bij de slachtoffers en getuigen van dit geweld. Voor slachtoffer [benadeelde partij] in het bijzonder geldt dat hij – zoals blijkt uit de vordering schadevergoeding die hij heeft ingediend en de toelichting daartoe ter zitting – nog steeds last heeft van wat hem die nacht is overkomen, zowel lichamelijk als geestelijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 december 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder is in aanmerking genomen het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad van 11 januari 2024. Dat rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Uit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat een combinatie van alcohol en vrienden met een slechte invloed in 2023 de grootste risicofactoren zijn geweest voor verdachte om het feit te begaan. De kans dat hij weer zo’n feit zal begaan is heel klein, omdat hij nu veel minder drinkt, minder in het stadscentrum komt en de ‘negatieve’ vrienden heeft verruild voor vrienden die een positieve invloed op hem hebben. Beïnvloeding door anderen en alcoholgebruik blijven wel aandachtspunten voor verdachte. De huidige risicofactoren zijn de schoolgang en zijn vaardigheden. Zo functioneert hij niet goed op school, maar hij is geen vervelende jongen met kwade zin en zijn stage loopt wel goed. Verder is hij impulsief, heeft weinig oog voor zijn omgeving en kan zijn onrust niet reguleren. Zijn school heeft geadviseerd om naar de huisarts te gaan voor een doorverwijzing naar een psycholoog, die kan kijken of er sprake is van bijvoorbeeld ADHD. Een belangrijke beschermende factor is de spijt die verdachte heeft. Hij komt over als een jongen die een keer goed de fout is ingegaan en hiervan heeft geleerd.
De Raad adviseert gelet op het voorgaande om een deels voorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit. Bijzondere voorwaarden vindt de Raad niet nodig, omdat de kans op recidive heel laag is en de belangrijkste zaken die aangepakt moeten worden, aandachtspunten zijn waarmee de ouders en verdachte aan de slag kunnen zonder hulp van buitenaf.
De Raad heeft hieraan ter zitting toegevoegd dat het hem verder zou kunnen helpen als hij de diagnose ADHD krijgt en weet hoe hij daarmee moet omgaan. Verder vindt de Raad een leerstraf niet passend dan wel een te zwaar middel in dit geval, omdat verdachte een first-offender is.
6.4.
Hoofdstraffen
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in acht genomen dat het een zeer ernstig feit betreft, maar ook met de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn beïnvloedbaarheid en zijn (beperktere) rol. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte direct heeft erkend fout te hebben gehandeld en dat hij ervan blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. De rechtbank acht het, anders dan de officier van justitie, niet passend en geboden om verdachte een leerstraf op te leggen, mede gelet op het advies van de Raad.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 41.500,00 (bestaande uit € 1.500,00 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Deze schade zou hij als gevolg van het ten laste gelegde feit hebben geleden.
De officier van justitie stelt dat een goede onderbouwing van de gestelde schade in de vordering ontbreekt, maar dat het evengoed wel aannemelijk is, mede gelet op de aard en de ernst van het feit, dat sprake is van heftige gevolgen voor de benadeelde partij. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de schadevordering tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een geschatte waarde van € 100,- voor een kapotte broek en € 900,00 aan geschatte immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daartoe heeft de officier geconcludeerd om het totaalbedrag op voorhand te delen door vier, nu er vier verdachten zijn. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de schadevordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met betrekking tot de kapotte broek, heeft de raadsman er nog op gewezen dat de benadeelde partij vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd op dat punt. Zo heeft hij in de aangifte aangegeven dat hij geen aankoopbon heeft van de broek en bij de vordering tot schadevergoeding schrijft hij dat hij de broek cadeau heeft gekregen van een vriend. Verder blijkt niet uit het dossier dat de schoenen, een telefoon en parfum kapot zijn gegaan bij het plegen van het feit. De raadsman stelt zich ook op het standpunt dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en geen sprake is van rechtstreekse schade. Subsidiair bepleit de raadsman de vordering te matigen en op voorhand te delen door de vier verdachten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zodat verdachte geen last heeft van de andere verdachten.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, voor zowel de gestelde geleden materiële als de immateriële schade gebrekkig is onderbouwd. Gelet op de onderbouwing die de benadeelde partij wel in de vordering heeft opgenomen en de toelichting ter terechtzitting, alsmede gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval, is echter wel aannemelijk geworden dat het incident behoorlijke impact op hem heeft gemaakt en gevoelens van angst bij hem heeft teweeggebracht. In dat licht bezien en rekening houdend met de schadevergoeding die in soortgelijke gevallen wordt toegekend, acht de rechtbank een bedrag van in totaal € 1.200,00 voor immateriële schade billijk.
De rechtbank is verder van oordeel dat dit bedrag dient te worden verdeeld over verdachte en de drie medeverdachten. Daarom zal de rechtbank de vordering ten aanzien van verdachte toewijzen tot een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen, kort gezegd: openlijk geweld tegen personen, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. De rechtbank zal het aantal dagen vervangende gijzeling bepalen op nul dagen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
TACHTIG (80) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door VEERTIG (40) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
DERTIG (30) UREN, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VIJFTIEN (15) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door nul (0) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.A. Onderwater, voorzitter,
mr. S. Ok en mr. R.M. Verberne, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2024.
Mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.