In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 augustus 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de kinderrechter de belangen van [de minderjarige] vooropstelde. De ouders van [de minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de relatie tussen hen en [de minderjarige] is ernstig verstoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] momenteel niet in staat is om thuis te wonen, gezien de veiligheidsrisico's en de verstoorde relatie met zijn ouders. De kinderrechter heeft de GI (Jeugdbescherming te Amsterdam) verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 februari 2025, in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er nog geen vooruitgang is geboekt in de relatieherstel tussen [de minderjarige] en zijn ouders, en dat er een persoonlijkheidsonderzoek moet worden uitgevoerd om de juiste hulp en begeleiding te kunnen bieden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de machtiging onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.