In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, dat hem een bijstandsuitkering had toegekend naar de kostendelersnorm voor een alleenstaande met twee kostendelers. Daarnaast was de uitkering met 40% verlaagd wegens een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
De voorzieningenrechter heeft op 6 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in acute financiële nood verkeert of dat er een onomkeerbare situatie dreigt. De enkele stelling van verzoeker dat hij financiële problemen heeft, is onvoldoende onderbouwd.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij niet kan rondkomen van zijn verlaagde bijstandsuitkering en dat er geen bewijs is van huurachterstand of andere financiële verplichtingen die hij niet kan voldoen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend aan verzoeker. De uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024.