ECLI:NL:RBNHO:2024:8947

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
15.186689.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een Rolex horloge en bezit van vals geld met overwegingen omtrent termijnoverschrijding

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een Rolex horloge en het in voorraad hebben van vals geld. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van een Rolex horloge op 10 mei 2018 in Eindhoven, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het horloge heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en het opzettelijk in voorraad hebben van 1079 vervalste bankbiljetten van 500 euro op 18 september 2018 in Nieuwegein. Tijdens de rechtszitting op 15 augustus 2024 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van beide feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor het eerste feit en heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor het tweede feit. De rechtbank heeft na beoordeling van de bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan beide feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de diefstal van het horloge. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die bijna vier jaar heeft geduurd, en heeft dit meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.186689.18 (P)
Uitspraakdatum: 29 augustus 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Rotterdam en/of Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten:
[slachtoffer 2]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van horloge, merk Rolex, in elk geval enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan als zijnde een persoon genaamd [naam 1] en/of
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan als zijnde een koper van dat horloge en/of
- daarbij/daarin aan die perso(o)n(en)/aangever(s) een zak met nep (vals) geld heeft overhandigd;
als gevolg waarvan die perso(o)n(en)/aangever(s), werden bewogen tot afgifte van dat horloge, merk Rolex;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 1079, althans een of meer, bankbiljetten van 500 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging van een Rolex horloge en het onder 2 ten laste gelegde in voorraad hebben van vals geld.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat alleen de aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard over het wegnemen van het horloge en deze verklaring niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van oplichting heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte nauw en bewust met iemand heeft samengewerkt bij het voorhanden hebben van het valse geld. Evenmin is gebleken dat de verdachte het geld zelf heeft vervalst. Ten slotte kan niet worden vastgesteld dat hij beschikkingsmacht had over de tas met het valse geld, noch dat hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid van die tas.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1 primair
Anders dan de verdediging leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat het horloge niet aan de verdachte of de medeverdachte [naam 3] is overhandigd, maar dat zij dit hebben weggenomen. Op 10 mei 2018 ontmoetten de aangever [slachtoffer 2] en de getuige [naam 2] in het restaurant van het [naam 6] hotel in Eindhoven de verdachte en de medeverdachte [naam 3] . De aangever kende [naam 3] als “ [naam 1] ” en noemt de verdachte de “handlanger”. De aangever, die een Rolex horloge aan [naam 1] wilde verkopen, heeft verklaard dat de handlanger op een gegeven moment het tasje met daarin het horloge van de tafel griste en samen met [naam 1] via de achter uitgang het hotel uitrende. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam 2] . Hij heeft verklaard dat hij vier keer een deel van het te ontvangen geldbedrag op echtheid had getest en vervolgens al het geld ging testen op het toilet. Op het moment dat hij daar tot de ontdekking kwam dat het geld vals was, klopte [slachtoffer 2] op de deur en waarschuwde hem dat [naam 1] en de handlanger weg waren en het horloge hadden meegenomen. Dat sprake zou zijn geweest van het overhandigen van het horloge door de aangever en/of de getuige aan de verdachten is dan ook niet aannemelijk.
Feit 2
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de tas met het valse geld in zijn woning en dat hij ook over dat valse geld kon beschikken. De Jumbotas met valse 500 euro biljetten is immers aangetroffen in de kledingkast in de grote slaapkamer van de woning van de verdachte.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair.
hij op 10 mei 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander een Rolex horloge, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 18 september 2018 te Nieuwegein opzettelijk 1079 bankbiljetten van 500 euro waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven in voorraad heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Feit 2
Bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve reclasseringsrapportage, verzocht om op zijn hoogst een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zal de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte verstoren.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte een duur Rolex horloge gestolen en hij heeft een groot aantal valse bankbiljetten in voorraad gehad. De diefstal van het horloge kenmerkt zich, naast de aanzienlijke schade voor de benadeelde, door een grote mate van brutaliteit en doortraptheid. De verdachte en zijn medeverdachte hebben geprobeerd dit horloge te verkrijgen door de verkopers met vals geld te betalen. Op het moment dat één van de verkopers al het geld dat de verdachten hadden meegebracht ging controleren – en het bedrog van de verdachten dus dreigde uit te komen – heeft de verdachte het horloge van de tafel gegrist en is hij met de medeverdachte het hotel uit gevlucht. In de woning van de verdachte is later een aanzienlijke hoeveelheid bankbiljetten aangetroffen met dezelfde valsheidskenmerken als de biljetten die zijn gebruikt bij de diefstal van de Rolex. Het is van groot belang dat de maatschappij erop kan vertrouwen dat bankbiljetten waarmee wordt betaald echt en onvervalst zijn. Het in omloop brengen van vals geld brengt het vertrouwen in papiergeld en het handelsverkeer schade toe.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 15 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten in Spanje is veroordeeld wegens een Opiumwetdelict. Voor het overige staan er oudere veroordelingen (uit 2014 en daarvoor) op het strafblad van de verdachte die niet van invloed zijn op de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar het rapport van de reclassering van 30 juli 2024 waarin is geadviseerd om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de positieve ontwikkeling die de verdachte laat zien daarmee zal worden doorkruist. De reclassering beschrijft de verdachte als iemand met een laag IQ die beïnvloedbaar is en beperkte coping vaardigheden heeft. Er zou sprake zijn van een trauma uit het verleden. De verdachte wordt op dit moment begeleid en behandeld door de Stichting Zorg. Hij komt zijn afspraken goed na en stelt zich actief op in het contact. Het risico op recidive schat de reclassering in als laag.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bewezenverklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen op 18 september 2018, te weten de datum van de doorzoeking in de woning van de verdachte en de aanhouding van de verdachte.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in beginsel dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na 18 september 2018. Het onderhavige vonnis komt dus bijna vier jaar te laat. Deze forse overschrijding van de redelijke termijn wordt deels verklaard door vertraging vanwege de coronapandemie en het feit dat in de zaak tegen de medeverdachte getuigen moesten worden gehoord in Brazilië. De overschrijding is op geen enkele wijze te wijten aan de verdediging. De rechtbank zal de forse termijnoverschrijding en de daarmee samenhangende ouderdom van de feiten verdisconteren in de strafmaat en daarbij maatwerk toepassen.
Slotsom
Al het voorgaande afwegende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de verdachte niet moet worden teruggestuurd naar de gevangenis. De rechtbank acht passend en geboden een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 105 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 120 dagen, subsidiair 60 dagen hechtenis.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven schoenen, merk Louis Vuitton, althans de waarde daarvan, dienen/dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft via de gemachtigde [slachtoffer 2] een vordering tot schadevergoeding van € 63.179,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Rolex horloge € 60.000,-
Onderhoud horloge € 2.715,-
Verkoopkosten via [naam 5] .nl € 299,-
Reiskosten € 55,-
Parkeerkosten € 79,-
Telefoonkosten € 31,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 300,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk moet worden toegewezen tot een bedrag van € 60.000,-, te weten de schade met betrekking tot het gestolen horloge, en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de overige posten onvoldoende zijn onderbouwd dan wel (immateriële) schade betreft van de gemachtigde [slachtoffer 2] , terwijl hij zelf geen schadevergoedingsvordering heeft ingesteld.
8.2.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering te complex is voor het strafproces. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat bij het ontbreken van een taxatierapport de waarde van het horloge (op het moment van het delict) niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is volgens hem de vraag of [slachtoffer 1] wel rechthebbende ten aanzien van het horloge is. Verder zijn de reis-, parkeer- en telefoonkosten kosten gemaakt door de gemachtigde [slachtoffer 2] , terwijl hij geen vordering als benadeelde partij heeft ingesteld. De gestelde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en komt bovendien niet voor vergoeding in aanmerking, nu de heer [slachtoffer 2] geen vordering heeft ingediend.
8.3.
Oordeel rechtbank
Eigendom Rolex
De heer [naam 4] , de zoon van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , heeft ter zitting onbetwist gesteld dat zijn vader is overleden en dat zijn vader en moeder (mevrouw [slachtoffer 1] ) in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Namens mevrouw [slachtoffer 1] is onder meer een aankoopbewijs van het horloge van 1 augustus 1980 (gericht aan haar echtgenoot, de heer Fred [naam 4] ) in het geding gebracht. Uit het strafdossier leidt de rechtbank af dat wijlen heer [naam 4] destijds, in 2018, aan zijn vriend [slachtoffer 2] (de aangever) heeft gevraagd om zijn Rolex horloge voor hem of – mogelijk – zijn weduwe te verkopen, aangezien hij wist dat hij (spoedig) zou komen te overlijden. Aangever [slachtoffer 2] heeft vervolgens geprobeerd het horloge te verkopen en daarna is de heer [naam 4] inderdaad overleden. De rechtbank vindt dat op grond van het voorgaande, bij gebreke van een gemotiveerde betwisting door de verdediging, voldoende vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot [naam 4] , eigenaar is geworden van het horloge, zodat zij als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Waarde Rolex
Niet in geschil is dat de verkoper (aangever [slachtoffer 2] ) en de kopers (de verdachte en de medeverdachte [naam 3] ) destijds een prijs van € 58.000,- zijn overeengekomen. Medeverdachte [naam 3] heeft bij de politie verklaard dat het horloge na de (ten laste gelegde) diefstal is doorverkocht voor een bedrag van € 28.000,-. Volgens de verklaring van [naam 3] ter zitting is het horloge indertijd verkocht voor een bedrag van € 30.000,- of € 35.000,-. Omdat de waarde van het horloge (ten tijde van de diefstal op 10 mei 2018) niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW. Met inachtneming van genoemde bedragen en de door de benadeelde partij overgelegde stukken, waardeert de rechtbank de schade met betrekking tot het horloge op
€ 45.000,-. Voor het overige zal de vordering (ter zake van het horloge) niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Overige materiële schadeposten
De gemachtigde van de benadeelde partij, de heer [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat alle door hem gemaakte reis-, parkeer- en telefoonkosten vanwege de verkoop van het horloge aan hem zijn vergoed door mevrouw [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat deze materiële schade, tot een bedrag van in totaal € 165,-, rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van de overige gevorderde kosten (verkoop via de website www. [naam 5] .nl en onderhoudskosten) is de rechtbank van oordeel dat deze kosten niet in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van die overige kosten dan ook afwijzen.
Immateriële schade
De heer [slachtoffer 2] heeft op de zitting toegelicht dat de gevorderde immateriële schade, schade betreft die door hem zelf is geleden. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen, omdat de heer [slachtoffer 2] zich niet als benadeelde partij heeft gesteld. Voor zover ook bedoeld is te stellen dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat mevrouw [slachtoffer 1] nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
De slotsom is dat de rechtbank de gevorderde materiële schade zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 45.165,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De betalingsverplichting wordt hoofdelijk opgelegd aan de verdachte en de medeverdachte ( [naam 3] ), omdat de verdachte het feit onder 1 primair samen met hem heeft gepleegd. Verdachte en de medeverdachte [naam 3] zijn ieder afzonderlijk verplicht het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Daarbij geldt dat indien de medeverdachte het door de verdachte te betalen schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 260 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 209, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
105 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 45.165,- (vijfenveertigduizend honderdvijfenenzestig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor de overig gevorderde materiële schade met betrekking tot het Rolex horloge niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af de overige gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 45.165,- (vijfenveertigduizend honderdvijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 260 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van 1 paar schoenen (G1402388), merk Louis Vuitton, dan wel de waarde daarvan.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2024.
Mr. Reemst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)