ECLI:NL:RBNHO:2024:8946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
15.014522.19 en 20.002674.15 (vord tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van diamanten en Rolex, witwassen en bezit van vuurwapens

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van diamanten en een Rolex horloge, witwassen en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 mei 2018 te Schiphol, samen met anderen, diamanten heeft gestolen met geweld tegen een benadeelde. Daarnaast heeft hij op 10 mei 2018 in Eindhoven een Rolex horloge gestolen. Op 18 september 2018 heeft de verdachte, tezamen met een ander, meerdere voorwerpen, waaronder contante geldbedragen en luxegoederen, voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijven. Tevens heeft hij twee vuurwapens en munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij de vordering van de ene benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard en de andere benadeelde partij een schadevergoeding van € 45.165,- toegewezen kreeg. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van een schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.014522.19 en 20.002674.15 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 29 augustus 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2019, 27 januari 2020 en 15 augustus 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en na wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van feit 4, ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 9 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (op de openbare weg, te weten Stationsplein Zuid-West) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere diamanten, in elk geval enig goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of
- voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- (met kracht) de diamanten uit zijn hand(en) heeft/hebben gepakt en/of getrokken
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten: [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van diamanten en/of een ring, in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s) en/of tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan doen als zijnde een persoon genaamd [naam 1] en/of
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s) en/of tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan als zijnde een handelaar in diamanten en/of als zijnde bonafide koper van die dimanten en/of
- daarbij/daarin aan die perso(o)n(en)/aangever(s) een koffer met nep (vals) geld als zijnde echt en onvervalst geld heeft overhandigd;
als gevolg waarvan die perso(o)n(en)/aangever(s), werden bewogen tot afgifte/betaling van die bovenvermelde diamanten en/of die ring;
2.hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Rotterdam en/of Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten: [benadeelde 6]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van horloge, merk Rolex, in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan als zijnde een persoon genaamd [naam 3] en/of
- zich naar die perso(o)n(en)/ aangever(s), tegenover die perso(o)n(en)/aangever(s) voorgedaan als zijnde een koper van dat horloge en/of
- daarbij/daarin aan die perso(o)n(en)/aangever(s) een zak met nep (vals) geld heeft overhandigd;
als gevolg waarvan die perso(o)n(en)/aangever(s), werden bewogen tot afgifte van dat horloge, merk Rolex;
3.hij op of omstreeks 18 september 2018 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een of meerdere voorwerp(en), onder andere
- meerdere contante geldbedragen ((waaronder 8.750 euro en/of 3.200 Amerikaanse dollar en/of 1200 Zwitserse Franken), in ieder geval enig geldbedrag en/of
- meerdere (merk)schoenen (waaronder Dolce &Gabbana, Santoni, Brioni, Gucci, Guess, Louis Vuitton, Christian Louboutin, Jimmy Choo) en/of
- meerdere (merk)tassen (waaronder Louis Vuitton, Gucci) en/of
- meerdere sieraden (waaronder een diamant, ringen, oorbellen, ketting, armbanden) en/of
-meerdere horloges (waaronder Cartier, Rolex, Schaffhausen)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag was en/of wie dit/die voorwerp(en) voorhanden had, en/of heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig en/of enig eigen misdrijf;
4.hij op of omstreeks 18 september 2018 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1, te weten twee vuurwapens en/of (daarbij behorende) munitie, zijnde een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie vanwege overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer vier jaar en zeven maanden, niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, mede omdat de waarheidsvinding in deze zaak door dat tijdsverloop is bemoeilijkt. Volgens de raadsvrouw is sprake van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat het openbaar ministerie het recht op vervolging heeft verspeeld.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, maar dat deze omstandigheid kan worden meegewogen bij de strafoplegging. Hetgeen de raadsvrouw aan het verweer ten grondslag heeft gelegd maakt niet dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
In artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank constateert dat het huis van de medeverdachte [medeverdachte 1] , tevens de ex-partner van de verdachte, op 18 september 2018 door de politie is doorzocht. Uit het verhoor van de verdachte op 5 augustus 2019 leidt de rechtbank af dat hij kort na de doorzoeking op de hoogte is geraakt van de doorzoeking en wist dat hij werd verdacht van een strafbaar feit en gezocht werd door de politie. De rechtbank zal de datum van de doorzoeking daarom aanmerken als startpunt van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn. Als uitgangspunt heeft in deze zaak daarom te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na 18 september 2018. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt dus bijna vier jaar.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het (op verzoek van de verdediging) horen van getuigen in Brazilië vanwege het tijdsverloop niet heeft geleid tot duidelijkheid over de hoeveelheid gestolen diamanten en de mate van geweld die zou zijn toegepast. Daarnaast zou het voor de verdachte lastig zijn om, na al die tijd, per voorwerp op de tenlastelegging het vermoeden van witwassen te weerleggen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigen dat een zodanig ernstige inbreuk is gemaakt op verdedigingsrechten, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. De verdediging heeft gelegenheid gehad om aangever [benadeelde 4] en getuige [benadeelde 3] te horen. Dat hun verklaringen in de ogen van de verdediging niet duidelijk zijn, maakt dat niet anders. Verder is de verdachte op 12 augustus 2019 over de witwasverdenking gehoord. Hij had op dat moment een verklaring kunnen geven over de herkomst van de in beslag genomen goederen. Overigens heeft de verdachte het aan zichzelf te wijten dat hij niet (evenals medeverdachte [medeverdachte 1] ) eerder is gehoord. Hij heeft zich namelijk niet vrijwillig bij de politie gemeld toen hij er kort na 18 september 2018 van op de hoogte raakte dat hij door de politie werd gezocht en is pas in juli 2019 in Spanje aangehouden.
De conclusie is dat het verweer van de verdediging wordt verworpen en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn meewegen bij de straftoemeting (zie hierna, onder 6.3).
Voorts is de dagvaarding geldig, is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van de zaak en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van:
- het onder 1 primair ten laste gelegde tezamen en in vereniging plegen van diefstal met geweld;
- de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging;
- het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van witwassen, in die zin dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de voorwerpen tezamen hebben verworven, voorhanden hebben gehad en hiervan gebruik hebben gemaakt en
- het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van twee vuurwapen met bijbehorende munitie.
3.2
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het primair ten laste gelegde vrijspraak moet volgen, omdat op grond van de stukken niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een wegnemingshandeling en evenmin dat er geweld is toegepast. Wel kan het subsidiair ten laste gelegde bewezen worden, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje. Er is geen bewijs dat de verdachte een koffer met nepgeld, als echt en onvervalst heeft overhandigd.
Feit 2
Ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat alleen aangever [benadeelde 6] heeft verklaard over een wegnemingshandeling. Zijn verklaring op dit punt wordt niet ondersteund door overig bewijs. Over het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de verdachte weliswaar aanwezig was bij de afspraak in het hotel in Eindhoven, maar dat zijn medeverdachte het tasje met geld bij zich droeg en de verdachte niet wist dat het geld vals was.
Feit 3
De raadsvrouw heeft bepleit dat slechts het witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 8.750,- wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat de verdachte heeft verklaard dat dit geld afkomstig is van diefstal dan wel oplichting (het onder 2 ten laste gelegde feit). Voor de overige ten laste gelegde geldbedragen en goederen heeft de verdachte de witwasverdenking voldoende weerlegd, zodat hij van die onderdelen moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw kan de verdachte niet als medepleger worden aangemerkt, omdat geen sprake is van een wezenlijke bijdrage aan de aanwezigheid van de ‘vrouwen designerspullen’ in de woning van zijn ex-partner.
Feit 4
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde vrijspraak bepleit voor het medeplegen en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feit 1 (diefstal diamanten)
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen (de verklaringen van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] ) af dat de verdachte [benadeelde 3] heeft geduwd en een klap tegen zijn arm heeft gegeven, als gevolg waarvan de stenen in de auto zijn gekomen. Daarop zijn de verdachte en zijn mededaders snel weggereden. Op basis van deze omstandigheden acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen feit 2 (diefstal Rolex)
Anders dan de verdediging leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat het horloge niet aan de verdachte of de medeverdachte [medeverdachte 2] is overhandigd, maar dat zij dit hebben weggenomen. Op 10 mei 2018 ontmoetten de aangever [benadeelde 6] en de getuige [getuige] in het restaurant van het Student hotel in Eindhoven de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] . De aangever kende de verdachte als “ [naam 3] ” en noemt de medeverdachte de “handlanger”. De aangever, die een Rolex horloge aan [naam 3] wilde verkopen, heeft verklaard dat de handlanger op een gegeven moment het tasje met daarin het horloge van de tafel griste en samen met [naam 3] via de achter uitgang het hotel uitrende. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij vier keer een deel van het te ontvangen geldbedrag op echtheid had getest en vervolgens al het geld ging testen op het toilet. Op het moment dat hij daar tot de ontdekking kwam dat het geld vals was, klopte [benadeelde 6] op de deur en waarschuwde hem dat [naam 3] en de handlanger weg waren en het horloge hadden meegenomen. Dat sprake zou zijn geweest van het overhandigen van het horloge door de aangever en/of de getuige aan de verdachten is dan ook niet aannemelijk.
3.3.4
Nadere bewijsoverwegingen feit 3 (medeplegen van witwassen)
Witwassen
Ten aanzien van de verdenking van het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen is geen of onvoldoende bewijs aanwezig voor een directe relatie met een specifiek gronddelict. Dat geldt ook voor het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 8.750 euro, waarvan de verdachte weliswaar heeft erkend dat het uit een misdrijf afkomstig is, maar uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het zou gaan om de opbrengst van de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van het Rolex horloge, De rechtbank zal daarom ten aanzien van alle in de tenlastelegging onder feit 3 genoemde voorwerpen het toetsingskader toepassen dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld. Daarbij staat ter beoordeling of het ten laste gelegde bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Vermoeden van witwassen
In de eerste plaats moet worden vastgesteld of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt niet dat de verdachte en de medeverdachte over enig legaal inkomen en/of vermogen hebben kunnen beschikken in de periode 1 januari 2017 tot en met 18 september 2018. Niettemin is in de periode 1 januari 2014 tot en met 5 november 2018 een totaalbedrag van € 73.746, 57 op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] gestort. In de woning van [medeverdachte 1] , waar ook de verdachte regelmatig verbleef, is een grote hoeveelheid dure merkschoenen, merktassen, sieraden en horloges aangetroffen. Ook zijn in die woning contante geldbedragen in euro’s en verschillende buitenlandse valuta aangetroffen met een totale waarde van (omgerekend) ruim € 14.000 euro, verstopt op een moeilijk toegankelijke plek achter een kledingkast in een tas waarin ook een vuurwapen werd aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege de veiligheidsrisico’s die hiermee gepaard gaan, zoals diefstal of verlies door brand, waarbij het geld niet verzekerd is. In het aangetroffen contante geld bevond zich bovendien een biljet van € 500, een biljet dat veelal in het criminele circuit wordt gebruikt.
Voorts is uit het onderzoek gebleken dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] gezamenlijk eigenaar zijn van een woning in Spanje.
Gelet op deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, vindt de rechtbank het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd ten aanzien van de in de woning aangetroffen en in de tenlastelegging gespecificeerde luxegoederen en contante geldbedragen. Daarbij weegt ook mee dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de ten laste gelegde diefstal met geweld van diamanten (feit 1) en diefstal van een Rolex horloge (feit 2).
Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van schuld aan witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van die goederen ter weerlegging van het vermoeden dat die voorwerpen direct of indirect van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaringen van de verdachte en de medeverdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij altijd geld verdiende met ‘de handel’, maar hij heeft deze stelling niet toegelicht of onderbouwd. Hij heeft van de gestelde inkomsten geen opgave gedaan bij de Belastingdienst. Over de aangetroffen sieraden heeft de verdachte verklaard dat hij en de medeverdachte die in 2004 van hun bruiloftsgasten hebben ontvangen dan wel dat het geschenken van de familie zijn. Het geldbedrag van € 8.750,- dat is aangetroffen in het tasje bij één van de wapens betreft de opbrengst van het gestolen Rolex horloge en de aangetroffen herenschoenen zijn van hem, aldus de verdachte.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij de sieraden bij haar bruiloft heeft gekregen. De verdachte en de medeverdachte hebben niet concreet gemaakt van welke personen zij die dure sieraden hebben ontvangen. Over de mogelijkheid om de namen van de schenkers te noemen hebben zij tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Ten aanzien van een aantal goederen heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard, samengevat, wanneer (op welke datum en/of bij welke gelegenheid) en van wie zij het betreffende voorwerp cadeau heeft gekregen. Zo heeft zij over het horloge van het merk Cartier type Pasha (goednummer 69) verklaard dat haar dochter [naam 4] dit heeft gekregen van haar schoonvader voor haar zesde verjaardag. Over het horloge merk Cartier, type Cronoscaph (goednummer 67) heeft [medeverdachte 1] verklaard dat dit ook een cadeau was voor haar dochter [naam 4] , gegeven door haar vader toen [naam 4] drie jaar oud werd. De rechtbank acht deze verklaringen voldoende concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk. Dat geldt ook voor de verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft afgelegd over de schoenen met goednummers 38, 39, 40, 41, 44, 83 en 85 en de tassen met goednummers 24, 27, 28 en 29. Gelet op die concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaringen met betrekking tot de hiervoor genoemde (en met een goednummer gespecificeerde) goederen, had het op de weg van de officier van justitie gelegen om nader onderzoek te verrichten naar de verklaring van de medeverdachte over de gestelde legale herkomst van deze goederen. Dat onderzoek is achterwege gebleven en daarom kan ten aanzien van die goederen niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat die uit enig misdrijf afkomstig zijn. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van witwassen van de voorwerpen met de hiervoor genoemde goednummers.
Voor de overige horloges, schoenen en tassen is naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende concrete en verifieerbare verklaring gegeven aan de hand waarvan de legale herkomst van die voorwerpen kan worden aangetoond. Dat geldt ook voor de geldbedragen en de sieraden zoals vermeld in de tenlastelegging. De conclusie moet zijn op grond van het voorgaande dat het niet anders kan zijn dan dat die voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Medeplegen
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] als medeplegers van het hiervoor beschreven witwassen moeten worden aangemerkt. Ten tijde van het ten laste gelegde feit maakte [verdachte] gebruik van de woning van [medeverdachte 1] . Niet alleen zijn allerlei persoonlijke spullen van de verdachte (waaronder kleding en schoenen) in de slaapkamer van [medeverdachte 1] aangetroffen, de verdachte bewaarde daar op verschillende plaatsen ook grote contante geldbedragen en twee vuurwapens. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij [medeverdachte 1] financieel onderhoudt. Zij heeft zelf verklaard niet te werken en ook anderszins niet over enig eigen inkomen te beschikken. Samen dragen zij de zorg voor hun drie minderjarige kinderen. Uit het dossier blijkt ook dat de verdachte en [medeverdachte 1] gezamenlijk eigenaar zijn van een woning in Spanje. De conclusie moet zijn dat zij op de ten laste gelegde pleegdatum en de daaraan voorafgaande periode (nog steeds) een economische eenheid vormden. De in de woning van de medeverdachte aangetroffen sieraden en luxegoederen voor dames van de medeverdachte ten aanzien waarvan hiervoor overwogen is dat het niet anders kan zijn dan dat die uit enig misdrijf afkomstig zijn, moeten zijn aangeschaft (met middelen ter beschikking gesteld aan de medeverdachte) door de verdachte.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen voldoende vaststaat dat de verdachte en de medeverdachte beiden een substantiële rol hebben gespeeld bij het witwassen van (een deel van) de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen op de ten laste gelegde pleegdatum en de daaraan voorafgaande periode en aldus sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen beiden ten aanzien van het witwassen van die voorwerpen.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte 1] plegen van witwassen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair.
hij op 9 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (op de openbare weg, te weten Stationsplein Zuid-West) tezamen en in vereniging met anderen, meerdere diamanten, die toebehoorden aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde [benadeelde 3] heeft geduwd en geslagen;
2 primair.
hij op 10 mei 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander een Rolex horloge, dat toebehoorde aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 18 september 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere voorwerpen, onder andere
- meerdere contante geldbedragen (waaronder 8.750 euro en 3.200 Amerikaanse dollar en 1200 Zwitserse Franken) en
- meerdere merkschoenen (waaronder Dolce & Gabbana, Santoni, Brioni, Gucci, Guess, Louis Vuitton, Christian Louboutin, Jimmy Choo) en
- meerdere merktassen (waaronder Louis Vuitton) en
- meerdere sieraden (waaronder een diamant, ringen, oorbellen, ketting, armbanden) en
-meerdere horloges (waaronder Cartier, Rolex, Schaffhausen)
heeft voorhanden gehad,
terwijl hij wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 18 september 2018 te Nieuwegein wapens van categorie III, onder 1, te weten twee vuurwapens en (daarbij behorende) munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3:
Medeplegen van witwassen;
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest en in overleveringsdetentie (in Spanje) heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel en een taakstraf. De raadsvrouw stelt dat een eventueel op te leggen taakstraf kan worden uitgevoerd in Spanje.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft samen met anderen kostbare diamanten gestolen. Deze diefstal vond plaats op klaarlichte dag op de openbare weg en werd vergezeld van licht geweld tegen één van de aangevers. Een dag later heeft de verdachte samen met een ander een duur Rolex horloge gestolen. Beide diefstallen kenmerken zich, naast de aanzienlijke schade voor de benadeelden, door de listige wijze waarop zij zijn gepleegd. De verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben geprobeerd de diamanten en het horloge te verkrijgen door de verkopers te betalen met vals geld. Mede door argwaan van de verkopers is het hiervan niet gekomen en hebben de verdachte en zijn medeverdachten de diamanten en het horloge vervolgens door diefstal in bezit gekregen.
De verdachte heeft zich daarnaast samen met zijn ex-vrouw schuldig gemaakt aan witwassen. Dit is een ondermijnende vorm van criminaliteit die het financiële en economische stelsel aantast. Witwassen draagt ook bij aan de instandhouding van andere ernstige vormen van criminaliteit, zoals vermogensdelicten; het dekt immers de onderliggende strafbare feiten af.
Ten slotte heeft de verdachte in de woning van zijn ex-vrouw twee vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Het is kwalijk dat de verdachte ervoor heeft gekozen deze levensgevaarlijke en verboden wapens te bewaren op een plek waar ook zijn kinderen verbleven. Eén van die wapens zelfs in een ook voor de kinderen makkelijk toegankelijke lade. Dit soort wapens wordt in het criminele circuit gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, wat leidt tot onveiligheid en onrust in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 15 juli 2024. Daarop staan eerdere veroordelingen maar omdat deze van geruime tijd geleden zijn, zal de rechtbank deze omstandigheid niet in het nadeel van de verdachte meewegen.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bewezenverklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Overschrijding van de redelijke termijn
Zoals hiervoor (in paragraaf 2) overwogen, is de redelijke termijn in deze zaak met bijna vier jaar overschreden. Deze forse overschrijding wordt deels verklaard door vertraging vanwege de coronapandemie en het feit dat getuigen moesten worden gehoord in Brazilië. De overschrijding is niet te wijten aan de verdediging. Wel had de verdachte, nadat hij omstreeks 18 september 2018 (naar aanleiding van de huiszoeking bij [medeverdachte 1] ) wist dat hij werd verdacht en gezocht, zich eerder bij de politie kunnen melden. De rechtbank zal de forse termijnoverschrijding en de daarmee samenhangende ouderdom van de feiten verdisconteren in de strafmaat.
Al het voorgaande afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in overleveringsdetentie, in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven opbergdoos voor een Cartier horloge moet worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 168.200,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Geschatte waarde diamanten € 40.000,-
  • Reiskosten Brazilië – Nederland € 1.000,-
  • Verblijfskosten Amsterdam € 1.200,-
  • Winstderving € 126.000,-
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de douanedocumenten, die als bijlage bij de aangifte zijn gevoegd, kan worden vastgesteld dat de diamanten een waarde hadden van € 45.806,78. De officier van justitie acht dit voldoende onderbouwing om de vordering tot een bedrag van € 41.683,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overig gevorderde heeft de officier van justitie gesteld dat dit niet eenvoudig is vast te stellen en daardoor een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat de echtheid van de diamanten niet met voldoende zekerheid is vastgesteld. De verwijzing door de benadeelde partij naar de invoice van januari 2018 is daarvoor onvoldoende, nu de drie diamanten kennelijk deel uitmaakten van een partij van 13 diamanten. De overige posten zijn in het geheel niet onderbouwd.
8.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel, dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de ‘commercial invoice’ (p. 36 dossier) waarnaar de officier van justitie verwijst blijkt niet welke stenen zijn gestolen en evenmin wat de waarde daarvan is. Nadere onderbouwing van de gestelde schade levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Vordering benadeelde partij [benadeelde 5] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft via de gemachtigde [benadeelde 6] een vordering tot schadevergoeding van € 63.179,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Rolex horloge € 60.000,-
  • Onderhoud horloge € 2.715,-
  • Verkoopkosten via Chrono24.nl € 299,-
  • Reiskosten € 55,-
  • Parkeerkosten € 79,-
  • Telefoonkosten € 31,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 300,-.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk moet worden toegewezen tot een bedrag van € 60.000,-, te weten de schade met betrekking tot het gestolen horloge, en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de overige posten onvoldoende zijn onderbouwd dan wel (immateriële) schade betreft van de gemachtigde [benadeelde 6] , terwijl hij zelf geen schadevergoedingsvordering heeft ingesteld.
9.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het horloge in 1980 is gekocht voor 1.120,- Zwitserse frank. Deze schade is door het strafbare feit geleden, zodat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. De vordering is echter onvoldoende onderbouwd om tot een goede schatting van de meerwaarde van het horloge te komen. Voor dit deel van de vordering moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard. De vordering moet worden afgewezen ten aanzien van de post onderhoud horloge. Ten aanzien van de posten onder 3 tot en met 6 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De post immateriële schade moet worden afgewezen, omdat deze schade niet is onderbouwd.
9.3.
Oordeel rechtbank
Waarde Rolex
Niet in geschil is dat de verkoper (aangever [benadeelde 6] ) en de kopers (de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] ) destijds een prijs van € 58.000,- zijn overeengekomen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het horloge na de (ten laste gelegde) diefstal is doorverkocht voor een bedrag van € 28.000,-. Volgens zijn verklaring ter zitting is het horloge indertijd doorverkocht voor een bedrag van € 30.000,- of € 35.000,-. Omdat de waarde van het horloge (ten tijde van de diefstal op 10 mei 2018), gelet op de aard van het object en de markt waarin dure merkhorloges plegen te worden verhandeld, niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Met inachtneming van genoemde bedragen en de door de benadeelde partij overgelegde stukken waardeert de rechtbank de schade met betrekking tot het horloge op ten minste € 45.000,- en het deel van de vordering ter grootte van dat bedrag zal worden toegewezen.. Ten aanzien van het overige deel van de vordering ter zake van het horloge zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Overige materiële schadeposten
De gemachtigde van de benadeelde partij, de heer [benadeelde 6] , heeft verklaard dat alle door hem gemaakte reis-, parkeer- en telefoonkosten vanwege de verkoop van het horloge aan hem zijn vergoed door [benadeelde 5] . De rechtbank is van oordeel dat deze materiële schade tot een bedrag van in totaal € 165,-, rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van de overige gevorderde kosten (verkoop via de website www.chrono24.nl en onderhoudskosten) is de rechtbank van oordeel dat deze kosten niet in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van die overige kosten dan ook afwijzen.
Immateriële schade
De heer [benadeelde 6] heeft op de zitting toegelicht dat de gevorderde immateriële schade, schade betreft die door hem zelf is geleden. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen, omdat de heer [benadeelde 6] zich niet als benadeelde partij heeft gesteld. Voor zover ook bedoeld is te stellen dat [benadeelde 5] immateriële schade heeft geleden, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [benadeelde 5] nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
De slotsom is dat de rechtbank alleen de gevorderde materiële schade zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 45.165,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De betalingsverplichting wordt hoofdelijk opgelegd aan de verdachte en de medeverdachte ( [medeverdachte 2] ), omdat de verdachte het feit onder 2 primair samen met hem heeft gepleegd. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] zijn ieder afzonderlijk verplicht het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Daarbij geldt dat indien de medeverdachte het door de verdachte te betalen schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 260 dagen.

10.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 25 juli 2017 in de zaak met parketnummer 20.002674.15 heeft het Gerechtshof ’s Hertogenbosch de verdachte ter zake van witwassen op tegenspraak veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 18 augustus 2018 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank wijst de vordering af, omdat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand na al die tijd niet langer opportuun wordt geacht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 310, 312 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
26 en 55 Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 45.165,- (vijfenveertigduizend honderdvijfenzestig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 5] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor de overig gevorderde materiële schade met betrekking tot het Rolex horloge niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af de overige gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 45.165,- (vijfenveertigduizend honderdvijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 260 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen opbergdoos voor een Cartier horloge.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof ’s Hertogenbosch in de zaak met parketnummer 20.002674.14 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2024.
Mr. de Jonge van Ellemeet en mr. Reemst zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.