ECLI:NL:RBNHO:2024:8936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
HAA 24/1023
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verlenging begunstigingstermijn last onder dwangsom

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 22 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, eigenaren van een perceel in Vijfhuizen, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom die hen was opgelegd. Deze last was opgelegd vanwege vermeende overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De voorzieningenrechter oordeelt dat de last in rechte vaststaat, aangezien verzoekers geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit om de last in stand te laten. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om de begunstigingstermijn te verlengen tot zes weken na de uitspraak in een andere beroepszaak, omdat deze procedure geen processuele samenhang vertoont met de lopende beroepszaak over de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor het besluit tot verlenging van de begunstigingstermijn van kracht blijft. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1023

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker]en
[verzoekster], uit [plaats] , verzoekers
gemachtigde: mr. W.A.A.M. Duineveld, advocaat te Haarlem,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
gemachtigde: C. Baarse, ambtenaar ten stadhuize.

Inleiding en procesverloop

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers hangende hun bezwaar tegen de afwijzing van hun verzoek(en) om de begunstigingstermijn in een op 6 maart 2023 opgelegde en bij besluit op bezwaar op 6 juli 2023 gehandhaafde en inmiddels onherroepelijke last onder dwangsom verder te verlengen.
1.2.
Verweerder heeft de begunstigingstermijn bij besluit van 19 januari 2024 verlengd tot en met 19 februari 2024. Hiertegen is het bezwaar gericht. Na een verzoek de begunstigingstermijn nogmaals te verlengen heeft verweerder bij besluit van 4 maart 2024 de termijn verlengd tot 18 maart 2024.
1.3.
Op 14 maart 2024 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 maart 2024 en hun gronden gericht tegen het besluit van 19 januari 2024 aangevuld. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep met zaaknummer HAA 24/762.
1.4.
Op 15 maart 2024 heeft verweerder laten weten de begunstigingstermijn te verlengen tot vier weken na de dag waarop uitspraak wordt gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
1.5.
Verweerder heeft op 20 maart 2024 op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
Op 25 maart 2024 heeft de rechtbank [derde partij] , buurman en verzoeker tot handhaving, aangemerkt als partij. 4 april 2024 heeft de buurman – voor zover van belang – meegedeeld dat hij niet als partij aan het geding wil deelnemen.
1.7.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, gelijktijdig met het beroep met zaaknummer HAA 24/762 op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder vergezeld door mr. [naam] , ook ambtenaar bij de gemeente.

Achtergrond, feiten en totstandkoming van het besluit

2.
2.1.
Verzoekers zijn sinds 25 september 2020 eigenaar van het perceel op de [adres] . De buurman woont op nummer [huisnummer] . Op het perceel is het bestemmingsplan ‘ Vijfhuizen 2010’ van toepassing. Er geldt de bestemming ‘wonen’.
2.2.
Op 29 september 2020 hebben verzoekers een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van vier dakkapellen aan de voorkant van de woning, het wijzigen van de voorgevel en van de hoofddraagconstructie. Verweerder heeft op 5 januari 2021 een (eerste) omgevingsvergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk.
2.3.
Verzoekers zijn hierna gestart met de (ver)bouwwerkzaamheden.
2.4.
De buurman heeft op 28 februari 2022 verweerder verzocht om handhaving. Hierbij heeft hij aangegeven dat er dingen zijn voorgevallen die in strijd lijken met bouwvoorschriften.
2.5.
Verweerder heeft aan verzoekers bij besluit van 6 maart 2023 een last onder dwangsom opgelegd. Verzoekers moeten overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de toenmalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreffende een door verweerder als tuinmuur aangemerkte – volgens verzoekers verlengde – zijmuur beëindigen en beëindigd houden. Dit kunnen zij doen door de tuinmuur te verwijderen of te verlagen naar maximaal 2 meter zoals bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 12, onder b, van Bijlage II van het toenmalige Besluit omgevingsrecht. Zij moeten uiterlijk op 4 juni 2023 aan de last voldoen. Anders moeten zij een dwangsom van € 5.000,- betalen.
2.6.
Het tegen de last door eisers gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 6 juli 2023 ongegrond verklaard. De begunstigingstermijn was inmiddels wel verlengd. Tegen de last hebben eisers geen beroep ingesteld, waarmee de last onherroepelijk is geworden.
Verlenging begunstigingstermijn en primaire besluit
3.
3.1.
Bij besluit van 19 januari 2024 heeft verweerder de begunstigingstermijn om aan de last onder dwangsom te voldoen verlengd tot 19 februari 2024. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Zij hebben onder meer verzocht om de termijn te verlengen in afwachting van de beroepsprocedure met zaaknummer HAA 24/762.
3.2.
Bij besluit van 4 maart 2024 heeft verweerder de begunstigingstermijn, gelet op de samenloop van zaken, verlengd met vier weken. Dat betekent dat verzoekers uiterlijk op 18 maart 2024 aan de last onder dwangsom moesten voldoen.
Bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening
4.
4.1.
Tegen voornoemd besluit hebben verzoekers ook bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter op 14 maart 2024 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep met zaaknummer HAA 24/762.
4.2.
Verzoekers stellen zich in bezwaar – samengevat – op het standpunt dat van handhaving moet worden afgezien omdat ofwel geen sprake is van een overtreding danwel dat aan de last onder dwangsom is voldaan. Daarbij komt, aldus verzoekers, dat beroep is ingesteld tegen het besluit van 11 januari 2024, waarbij een (tweede) vergunning – ter legalisering van in afwijking van de eerste vergunning verrichte werkzaamheden – alsnog is geweigerd. Indien dit beroep – dat is zaak HAA 24/762 – gegrond wordt verklaard, zal volgens verzoekers geen sprake meer zijn van een overtreding. Ook hierin moet aanleiding worden gezien om de begunstigingstermijn te verlengen.
Nieuw besluit verlengen begunstigingstermijn
5. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening op 15 maart 2024 besloten om de begunstigingstermijn te verlengen tot vier weken nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Aangezien verzoekers geen verdere rechtsmiddelen – geen beroep – hebben ingesteld tegen het besluit om de opgelegde last onder dwangsom in stand te laten, staat de last in rechte vast. Thans ligt alleen de vraag voor of er in verband met het besluit tot verlenging van de begunstigingstermijn in die last een voorziening moet worden getroffen. De gronden van verzoekers voor zover gericht tegen de juistheid van de aan hen opgelegde last onder dwangsom of de nakoming daarvan, moet de voorzieningenrechter gelet hierop buiten bespreking laten.
8. Verweerder heeft de begunstigingstermijn thans verlengd tot vier weken na het doen van onderhavige uitspraak.
9. Voor verlenging van de begunstigingstermijn tot zes weken nadat op het beroep in de zaak met zaaknummer HAA 24/762 over de (tweede) omgevingsvergunning is beslist, ziet de voorzieningenrechter geen grond. Onderhavige procedure, waarbij het enkel gaat om het al dan niet verlengen van de begunstigingstermijn in de overigens onherroepelijke last, heeft immers geen processuele samenhang met de beroepszaak over de na bezwaar (alsnog) geweigerde omgevingsvergunning voor de aan- en uitbouw.

Conclusie en gevolgen

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het (laatste) besluit tot verlenging van de begunstigingstermijn, hangende het daartegen ingestelde bezwaar, van kracht blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.